Ingediend | 6 mei 2024 |
---|---|
Beantwoord | 27 mei 2024 (na 21 dagen) |
Indiener | Marjolein Faber (PVV) |
Beantwoord door | Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z07818.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-1846.html |
Ja.
In het jeugdstrafrecht is de enkelband (elektronische monitoring) een voorwaarde die door de rechter kan worden opgelegd bij een schorsing van de voorlopige hechtenis. Dit gebeurt altijd in combinatie met de voorwaarde van jeugdreclasseringbegeleiding (toezicht en begeleiding). Elektronische monitoring is een middel dat ingezet kan worden voor monitoring van een opgelegd locatiegebod of -verbod. Het is geen middel dat recidive kan voorkomen, omdat er na de melding van overtreding pas een reactie kan volgen. Daarnaast kan iemand ook buiten het gebied waar het verbod voor geldt een strafbaar feit plegen.
Wat betreft het toezicht bij elektronische monitoring zijn de volgende afspraken gemaakt. De meldingen over de enkelband worden 24/7 uitgelezen door Reclassering Nederland (RN), die belast is met de technische monitoring.1 Tijdens kantoortijden wordt een melding van overtreding door RN doorgegeven aan de werker van jeugdreclassering, die deze vervolgens oppakt.
Buiten kantoortijden en in het weekend gaat de melding van de RN naar de 24-uursbereikbarheidsdienst van de gecertificeerde instelling. Als het een melding is die betrekking heeft op sabotage, een uitgeschakelde batterij of overtreding van een locatieverbod bij een aanwijsbaar slachtoffer wordt de benodigde actie ondernomen, op grond van afspraken in het dossier. De overige meldingen worden de volgende werkdag opgepakt door de jeugdreclasseerder.
Na een melding bepaalt de jeugdreclassering in overleg met de Raad voor de Kinderbescherming en het Openbaar Ministerie of de jongere terug gemeld moet worden bij de rechter zodat deze een beslissing kan nemen om de jongere weer vast te zetten.
Er is hier geen sprake van ondermijning of straferosie. Zoals aangegeven bij antwoord 2 is er altijd sprake van toezicht als het gaat om jeugdige met een enkelband, waarbij na overtreding van de opgelegde voorwaarde een reactie volgt vanuit de jeugdreclassering en een afweging wordt gemaakt over een terugmelding of een andere passende actie. Het is vervolgens aan de rechter of de terugmelding leidt tot aanpassing van de bijzondere voorwaarden of dat de jongere (terug)geplaatst wordt in een justitiële jeugdinrichting.
Zoals ik heb toegelicht in mijn antwoord op vragen 2 en 3 is er geen sprake van onvoldoende toezicht bij jongeren met een enkelband, maar is het geen middel dat recidive kan voorkomen.
Zie antwoord op vraag 4.
Voor zover de jeugdreclassering moeite heeft haar taak goed uit te voeren, ligt dit niet aan de inzet van de jeugdreclassering, maar is dit vooral het gevolg van te weinig tijd en onvoldoende capaciteit. Dat lees ik ook in de publicatie van de Telegraaf en dat vind ik zorgelijk.
Het is bekend dat bij de jeugdreclassering, net als in de hele jeugdzorgsector, sprake van een hoge werkdruk en personele tekorten, waardoor toezicht en begeleiding helaas niet altijd met de benodigde tijd uitgevoerd kan worden.
Binnen ons decentrale stelsel is de organisatie en financiering van de jeugdreclassering bij de gemeenten belegd. Op grond van de Jeugdwet zijn zij verantwoordelijk voor de inkoop van jeugdreclassering. Ik heb dan ook geen directe sturingsmogelijkheden.
Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen wil ik graag mee zorgdragen voor een goede uitvoering van de jeugdreclassering. Daarom worden vanuit het programma Preventie met Gezag 27 gemeenten gefinancierd die de intensieve jeugdreclasseringsaanpak, genaamd Straatkracht, inzetten waarbinnen de jeugdreclassering meer tijd heeft. Deze aanpak is speciaal voor de zwaardere doelgroep. Daarnaast zullen dit jaar gesprekken met VNG en VWS plaatsvinden over de herijking van de kostprijs voor jeugdreclassering. Uiteindelijk moet de financiering wel geborgd worden binnen de budgetten van de gemeenten.
Uiteraard zal ik in de gesprekken die ik voer met VWS en VNG onverminderd de aandacht vragen voor een kwalitatief goede uitvoering van jeugdreclassering.