Ingediend | 20 maart 2024 |
---|---|
Beantwoord | 13 mei 2024 (na 54 dagen) |
Indieners | Michiel van Nispen , Jesse Six Dijkstra (NSC) |
Beantwoord door | Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z04651.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-1713.html |
Dat is niet aan de orde. In 2014 is er een nota opgesteld over de internetmonitoring bij de NCTV2. Het advies in die nota was in te stemmen met de voorgestelde werkwijze van internetmonitoring. De NCTV heeft in 2014 ook conform de Wet bescherming persoonsgegevens een melding bij het College bescherming persoonsgegevens gedaan van de verwerking van persoonsgegevens door internetmonitoring. De nota illustreert wat hierover meermaals met uw Kamer is gedeeld, namelijk dat er door de jaren heen hierover binnen de NCTV discussie is geweest, maar dat de heersende opvatting steeds was dat dit juridisch verdedigbaar was. In een brief aan uw Kamer van 12 april 2021 is hier uitgebreid op ingegaan3. Ook daarna is dit nog in verschillende brieven, Kamervragen en debatten aan de orde geweest4.
De internetmonitoring door de NCTV was gericht op het doen van onderzoek naar trends en fenomenen en niet op het doen van onderzoek naar personen. Trends en fenomenen zijn ontwikkelingen zoals het jihadisme of antisemitisme. Voor het duiden van trends en fenomenen kan het nodig zijn publiek toegankelijke (online) bronnen te raadplegen. Vaak is het niet mogelijk kennis te nemen van zo’n bron zonder ook de persoonsgegevens te verwerken van bijvoorbeeld de auteur van die bron of personen die daarin worden genoemd.
Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 1 is hier geen sprake van. Tot 2021 was de heersende opvatting dat dit juridisch verdedigbaar was. Zoals bij eerdere gelegenheid aan uw Kamer gemeld5 heeft door de inwerkingtreding van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) de bescherming van privacy meer aandacht gekregen. Dit leidde in februari 2020 tot de start van het project «taken en grondslagen». De conclusie van dit project luidde in februari 2021 dat het identificeren en analyseren van dreigingen en risico’s op het gebied van terrorisme en nationale veiligheid, juridisch kwetsbaar is en versterking behoefde indien daarbij (bijzondere) persoonsgegevens worden verwerkt. In 2021 is definitief besloten dat hiervoor separate wetgeving nodig was. Dit heeft geleid tot het Wetsvoorstel coördinatie terrorismebestrijding en nationale veiligheid, waarin de coördinatietaak van de NCTV is afgebakend en vastgelegd. Dit wetsvoorstel is eind 2023 in beide Kamers van de Staten-Generaal met ruime meerderheid aangenomen.
Het is nooit de intentie geweest deze documenten niet openbaar te maken. Er is juist voor gekozen om de documenten over het project taken en grondslagen die eenvoudig waren te traceren zo snel mogelijk openbaar te maken. Dat gebeurde in het Woo-deelbesluit6 van 15 september 2021. Over dit deelbesluit is uw Kamer diezelfde dag schriftelijk geïnformeerd7. De resterende informatie volgde in het tweede deelbesluit van 8 maart 2024. Dit laatste deelbesluit omvat de informatie over internetmonitoring die buiten het project taken en grondslagen lag. Voor dit tweede deelbesluit moesten binnen de NCTV vele duizenden documenten worden doorzocht die mogelijk met internetmonitoring te maken hadden. Dit heeft veel tijd gekost. Het is niet goed dat de wettelijke termijn waarbinnen stukken behoren te worden verstrekt is overschreden. Zowel mijn voorganger als ik zijn echter veelvuldig met uw Kamer in debat geweest over de taken en grondslagen van de NCTV, waaronder de internetmonitoring. Alle bovengenoemde informatie is onderdeel geweest van deze debatten, waaronder die over het wetsvoorstel dat uiteindelijk is aangenomen.
Zoals vermeldt in het antwoord op vraag 1 bevindt zich onder de stukken die met het Woo-besluit van 8 maart 2024 openbaar zijn gemaakt een nota van de NCTV aan de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie. Deze nota behandelt het doel en de werkwijze van de internetmonitoring bij de NCTV alsmede de juridische grondslag. In de nota staat hierover dat «Op basis van de [in de nota genoemde] regelingen verdedigbaar is dat de verwerking van persoonsgegevens plaatsvindt in het kader van de vervulling van een publiekrechtelijke taak als bedoeld in artikel 8, onderdeel e, van de Wbp8». Het advies in de nota luidt: «Instemmen met doel en werkwijze van internetmonitoring bij DRD9». Er was geen advies om hier niet mee verder te gaan.
In het MT van de NCTV is op 17 juli 2014 over het onderwerp «Borging internetmonitoring» gesproken. Nazoeking heeft geen aanwijzingen opgeleverd dat de hiervoor genoemde nota aan de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie is voorgelegd en dat hij hierover een besluit heeft genomen. Het komt vaker voor dat wordt besloten een nota die in concept aan de bewindspersoon is gericht niet aan de Minister voor te leggen. Hiervoor kunnen uiteenlopende redenen zijn geweest.
Zie antwoord vraag 4.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 waren de internetmonitoringwerkzaamheden niet gericht op het doen van onderzoek naar personen. Het doel van internetmonitoring was door de jaren heen het duiden van trends en fenomenen. Bij het signaleren, analyseren en duiden van trends en fenomenen waarvoor openbare (online) bronnen zijn geraadpleegd heeft de NCTV soms wel persoonsgegevens verwerkt, bijvoorbeeld omdat bij het onderzoek naar fenomenen zoals bijvoorbeeld het jihadisme, antisemitisme of rechts-extremisme kennis is genomen van uitingen van personen zoals die zijn gedaan in het publieke debat. Over deze activiteiten heeft de Autoriteit Persoonsgegevens, zoals toegelicht in het antwoord op vraag 1, geoordeeld dat het Organisatiebesluit JenV niet als grondslag voor deze verwerking van persoonsgegevens kan dienen. Vanaf dat moment is de NCTV met de internetmonitoring gestopt.
Enkel in het geval van een verzoek op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) wordt een zoekslag binnen de organisatie op persoonsniveau uitgevoerd. Indien persoonsgegevens bij deze zoekslag naar boven komen, worden deze stukken bijeengebracht en in een besluit op het AVG-verzoek opgenomen om te voldoen aan de rechten van de betrokkene op grond van de AVG. De stukken worden alleen in het kader van een inzageverzoek bijeengebracht. Dit zijn dus geen dossiers die vooraf zijn gevormd en /of toegankelijk zijn ten behoeve van de coördinatietaak van de NCTV of daaraan ondersteunende analysewerkzaamheden.
In december 2021 is de NCTV een opschonings- en archiveringstraject gestart, zodat wordt voldaan aan de eisen die de AVG stelt aan het bewaren van persoonsgegevens.
In het antwoord op vraag 1 en 2 is ingegaan op de ontwikkelingen van de inzichten rond de internetmonitoring bij de NCTV. Eind 2023 is de Wet coördinatie terrorismebestrijding en nationale veiligheid aangenomen. Het toezicht op de naleving van de wet op vindt straks op drie manieren plaats. Door de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), door het aanstellen van een functionaris gegevensbescherming bij de NCTV specifiek voor de uitvoering van deze wet en door de Inspectie Justitie en Veiligheid voor de normen in de wet die niet onder de reikwijdte vallen van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Naar aanleiding van een toezegging die werd gedaan tijdens de behandeling van de wet in de Eerst Kamer heb ik de Voorzitter van de Eerste Kamer bij brief van heden nader over het toezicht door de Inspectie geïnformeerd. Een afschrift van deze brief is bij de beantwoording van deze Kamervragen gevoegd.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Six Dijkstra (Nieuw Sociaal Contract) en Van Nispen (SP), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Oud-NCTV-chef Schoof werd gewaarschuwd dat burgers online volgen via nepaccounts waarschijnlijk niet mocht» (ingezonden 20 maart 2024) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.