Ingediend | 28 februari 2024 |
---|---|
Beantwoord | 14 mei 2024 (na 76 dagen) |
Indieners | Sarah Dobbe , Michiel van Nispen |
Beantwoord door | Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z03117.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-1720.html |
Ja.
Zoals ook aangegeven in een brief aan uw Kamer in 20162 is het beeld van sociale druk binnen de Eritrese gemeenschap niet volledig eenduidig. Mogelijk vindt dit wisselende beeld zijn oorsprong voor een deel in een generatieverschil tussen personen die voor, dan wel na de onafhankelijkheid het land hebben verlaten. Het is niet vast te stellen of de druk die sommige Eritreeërs ervaren een direct gevolg is van invloed die de Eritrese overheid zou uitoefenen in Nederland op personen van Eritrese afkomst. Het kabinet erkent dat de sociale druk die Eritreeërs in Nederland kennelijk ervaren niet kan worden genegeerd. Hiervoor zijn verschillende maatregelen genomen, zie meer hierover onder het antwoord op vraag 4.
In algemene zin geldt dat sinds 2018 het kabinet een nationale aanpak tegen Ongewenste Buitenlandse Inmenging (OBI) hanteert, waarover uw Kamer meermaals is geïnformeerd. Deze aanpak bestaat uit drie sporen, te weten het diplomatieke spoor, het weerbaarheidsspoor en het bestuurlijk/strafrechtelijke spoor. Deze integrale OBI-aanpak wordt voortdurend bezien op effectiviteit en actualiteit. Hiertoe is in 2018 de zogenoemde OBI-tafel opgericht, onder coördinatie van de NCTV. Dit is een periodiek, interdepartementaal overleg waarbij de Ministeries van Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Defensie, Justitie en Veiligheid en Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn aangesloten, alsmede de nationale politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Indien ons signalen bereiken over onwenselijke beïnvloeding wordt niet geschroomd stevig in te grijpen. Zo is in 2017 de Tijdelijk Zaakgelastigde van het Eritrese ambassadekantoor in Den Haag persona non grata verklaard na berichtgeving over het innen van diasporabelasting met dwang. In 2020 is daarnaast een lokale medewerker van ditzelfde ambassadekantoor weggestuurd omdat hij zich voordeed als consul en geld ophaalde. Uw Kamer is destijds over deze zaken geïnformeerd.
Tot op heden zijn bij ons geen signalen bekend dat er bij de recente rellen sprake was van aansturing door of vanuit het Eritrese regime. Wel is de Eritrese ambassadeur in België, onder wiens ressort Nederland valt, uitgenodigd voor een gesprek (zie ook het antwoord op vraag 7).
Zie antwoord vraag 2.
Met bovengenoemde kabinetsreactie van december 2016 heeft de regering maatregelen aangekondigd n.a.v. de moties die werden aangenomen tijdens een debat over de invloed van Eritrea in Nederland. Deze maatregelen betreffen 1) Het uitvoeren van een onderzoek naar de inning van diasporabelasting 2) Het onderzoeken of een centraal meldpunt voor Eritreeërs een zinvolle en doelmatige aanvulling is op bestaande mogelijkheden, 3) Het bevorderen van integratie en participatie van de Eritrese gemeenschap in Nederland, in samenwerking met de gemeenschap zelf, 4) Het opstellen van een handreiking voor lokale overheden en hulpverlening en de situatie in Eritrea en Nederland nauwlettend volgen. Hieronder per maatregel de stand van zaken.
Over de uitkomsten van het onderzoek naar de inning van diasporabelasting werd uw Kamer in 2018 reeds geïnformeerd.3 Zie hierover meer bij het antwoord op vraag 5.
Betreffende het meldpunt, is in de beantwoording van Kamervragen van 26 juli 20184 aangegeven dat het kabinet nog steeds van mening is dat een speciaal meldpunt voor Eritreeërs, zoals waar de motie onder andere toe oproept, niet nodig is. In plaats van een nieuw meldpunt in het leven te roepen zetten de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Justitie en Veiligheid in op het wijzen op de mogelijkheden rondom de gang naar de politie. Daarnaast is uw Kamer op 6 april 2023 geïnformeerd over de algemene geïntensiveerde aanpak van ongewenste buitenlandse inmenging (OBI), die tot doel heeft mogelijke drempels die burgers ervaren bij het doen van OBI-meldingen zoveel mogelijk te verlagen, als ook door het centraal bijeenbrengen van OBI-meldingen trends en dreigingen op dit gebied eerder te kunnen onderkennen.5 Daarnaast wordt momenteel gewerkt aan de uitvoering van de motie Becker die oproept tot het inrichten van een breed meldpunt voor slachtoffers van OBI.6 U wordt later dit jaar geïnformeerd over de voortgang van de geïntensiveerde aanpak van OBI. Deze motie zal daar onderdeel van uitmaken.
De Expertise Unit Sociale Stabiliteit heeft, conform de toezegging in de kabinetsreactie van december 2016, een netwerk opgebouwd binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland. Daarnaast zijn gemeenten individueel ondersteund bij vraagstukken over de lokale Eritrese gemeenschappen en daar waar nodig in contact gebracht met (leden van) dit netwerk. Dit netwerk is nog steeds actief.
Tot slot heeft het Ministerie van SZW in 2017 een «Handreiking voor ondersteuning van Eritrese nieuwkomers bij hun integratie» laten opstellen, met als doel een beschrijving te geven hoe de participatie en integratie van Eritrese statushouders wordt vormgegeven en voor elk beleidsterrein dat daarmee gemoeid is, best practices en tips te delen.
Dankzij deze maatregelen werden de oplopende spanningen van de afgelopen maanden binnen de Eritrese gemeenschap gesignaleerd door de Expertise Unit Sociale Stabiliteit. Van oktober 2023 tot en met januari 2024 zijn hierover (signaal)gesprekken gevoerd met verschillende ministeries, gemeenten en de gemeenschap zelf.
Zoals ook aangegeven in een Kamerbrief van 9 november 20188 zijn de afgelopen jaren op verzoek van uw Kamer verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de Eritrese diasporabelasting en de wijze van inning van deze belasting. Uit deze onderzoeken is gebleken dat de inning van diasporabelasting niet onrechtmatig is. In het algemeen geldt dat staten de vrijheid hebben om, binnen de grenzen van het internationale recht, hun belastingstelsel in te richten en hierbij maatregelen te nemen om zich te verzekeren van de inning van belasting. De onderzoeken bevestigden tevens dat het in het Nederlandse belastingstelsel niet mogelijk is om de heffing en de inning van de Eritrese diasporabelasting in Nederland te verbieden. De inning is sinds een ministeriële regeling uit 20169 wel verboden als deze gepaard gaat met fraude, dwang, afpersing en andere strafbare feiten, of wanneer zij in strijd is met het op Eritrea van toepassing zijnde sanctieregime. Dat is niet gebleken.
Het kabinet blijft de situatie ten aanzien van de inning van diasporabelasting nauwgezet volgen. Om vast te kunnen stellen of er sprake is van dwang, intimidatie of fraude bij de inning van de diasporabelasting, is het van groot belang dat personen die dwang of intimidatie ervaren hiervan aangifte doen bij de politie, zodat hieraan strafrechtelijke opvolging kan worden gegeven.
Bij het kabinet zijn geen incidenten bekend na 2020 waarbij is vastgesteld dat diasporabelasting werd geïnd door de Eritrese ambassade onder dwang.
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in 2016 reeds opdracht gegeven voor een kwalitatief onderzoek om inzicht te krijgen in het netwerk van Eritrese (zelf)organisaties in Nederland, de mate en aard van de (buitenlandse) aansturing van Eritrese (zelf)organisaties in Nederland door de Eritrese overheid en/of daaraan gelieerde organisaties en de mate en aard van de ervaren druk onder Eritreeërs in Nederland. Hierover is uw Kamer geïnformeerd (Kamerstukken II, 2016–2017, 22 831, nr. 125)10. Er zijn bij het kabinet geen verdere indicaties die erop wijzen dat de uitkomsten van dit eerdere onderzoek niet meer in overeenstemming zijn met de huidige situatie.
Wel heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de Eritrese ambassadeur in Brussel, onder wiens ressort Nederland valt, in een gesprek duidelijk kenbaar gemaakt dat Nederland verwacht dat de ambassade signalen van eventuele spanningen rondom evenementen onder de aandacht brengt bij de Nederlandse autoriteiten. Tevens is benadrukt dat verwacht wordt dat de ambassade zich inspant om een de-escalerende rol te spelen bij spanningen binnen de Eritrese gemeenschap.
Zie het antwoord op vraag 7.
Naar aanleiding van schriftelijke vragen van de leden Sarah Dobbe en Michiel van Nispen (beide SP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over «beïnvloeding van de Eritrese diaspora door de Eritrese regering» (ingezonden 28 februari 2024), wil ik u meedelen dat de beantwoording hiervan meer tijd vergt. Nadere afstemming is nodig om de vragen zo goed mogelijk te beantwoorden. Hierdoor is het niet mogelijk om de beantwoording van deze vragen binnen de gestelde termijn van drie weken aan uw Kamer te doen toekomen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.