Ingediend | 11 december 2023 |
---|---|
Beantwoord | 7 februari 2024 (na 58 dagen) |
Indiener | André Flach (SGP) |
Beantwoord door | Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | dieren landbouw |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z19918.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-973.html |
Ja, ik heb kennis genomen van de zorgen die leven onder de visserijsector. In mijn contacten met de sector en in de bestuurlijk overleggen (BO’s) van 19 december 2023 en 25 januari jongstleden zijn deze zorgen aan de orde gekomen.
De Europese Commissie voert namens de EU-lidstaten de bilaterale onderhandelingen tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk. Nederland zit zodoende als lidstaat niet aan de onderhandelingstafel met het Verenigd Koninkrijk. Ook in de Landbouw- en Visserijraad is dit geen apart agendapunt maar onderdeel van de bespreking van de voortgang van de onderhandelingen in kader van de vangstmogelijkheden. Wel heb ik in Landbouw- en Visserijraden (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1582 en kenmerk 2023Z20651) en overleggen met de Europese Commissie (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1602) de hoge korting op de vangstmogelijkheden voor tong meermaals onder de aandacht gebracht en mijn zorgen over de sociaaleconomische gevolgen hiervan aangekaart. Ook heb ik bij de vaststelling Verordening Vangstmogelijkheden 2024 voor de Atlantische Oceaan en Noordzee een verklaring afgegeven over de sociaaleconomische gevolgen van de overeengekomen vangstmogelijkheden voor tong (kenmerk 2023Z20651).
De uiteindelijke effecten zijn van meerdere factoren afhankelijk. Zo is het afhankelijk van hoe hoog de uiteindelijke vangstmogelijkheden gaan zijn zoals ook aangegeven in het verslag van de Landbouw en Visserijraad van december (kenmerk 2023Z20651) maar zal het effect ook verschillen tussen individuele vissers. In het BO van 19 december jl. heb ik richting de sector aangegeven dat ik de komende tijd meer duidelijkheid wil krijgen over deze effecten. Naar aanleiding van het bestuurlijk overleg van 25 januari jl. is naar voren gekomen dat er nog aanvullende vragen aan Wageningen Economic Research (WEcR) gesteld zullen worden om meer inzicht te krijgen in de bedrijfseconomische ontwikkelingen en toekomstperspectief.
Het is niet mogelijk om de gevolgen van de hoge korting inzichtelijk te maken voor individuele vissers. Dit is bijvoorbeeld mede afhankelijk van het aandeel contingenten wat een visser in zijn bezit heeft. Zoals aangegeven in het verslag van de Landbouw en Visserijraad van december (kenmerk 2023Z20651) blijf ik met de sector in gesprek over de gevolgen van deze afgenomen vangstmogelijkheden. Tevens laat ik WEcR verder analyse doen naar de gevolgen. Wanneer dit rapport wordt opgeleverd, zal ik de Kamer hier verder over informeren.
Zoals aangegeven in de brief van 22 juli (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1455) zullen de vangstmogelijkheden van de vrijgekomen contingenten van de gesaneerde vaartuigen in 2024 beschikbaar gesteld worden voor de overgebleven vissers, waaronder de tongvissers. Deze vangstmogelijkheden worden in 2024 in beheer gegeven aan de producentenorganisaties (PO’s) op basis van hun vangsten in 2023. Voor tong betreft dit circa 24% van de totale te gecontingenteerde hoeveelheid. Het is aan de PO’s om vervolgens de vrijgekomen vangstmogelijkheden te verdelen over hun leden. Op deze manier wil ik er voor zorgen dat er geen vangstmogelijkheden ongebruikt blijven. Momenteel lopen nog juridische bezwaarprocedures over een aantal vervallen contingenten. Desondanks worden deze vangstmogelijkheden wel in beheer gegeven van de PO’s overeenkomstig met de uitvoeringsregeling en kunnen verdeeld worden door de PO’s over hun leden. Zowel de sector als ik hebben in het gesprek gedeeld dat het van belang is dat deze contingenten ter beschikking komen aan actieve vissers. Vanuit de PO’s zal hierin een gezamenlijke lijn worden opgesteld hoe hier invulling aan te geven. Tijdens het BO van 25 januari jl. heeft de sector hun voorstel voor de verdeling van de gesaneerde contigenten met mij besproken. Ik blijf met de sector in gesprek om te waarborgen dat deze ter beschikking komen van de actieve vissers.
De subsidiabiliteitsperiode van de Brexit Adjustment Reserve (BAR) loopt af op 31 december 2023. Alle subsidies moeten zijn uitgekeerd voor 31 december 2023 om nog gefinancierd te kunnen worden onder de BAR. Een uitbreiding van de huidige stillig- en liquiditeitsregeling is daarmee geen optie. De staatssteunkaders voor visserij en aquacultuur bieden op dit vlak weinig ruimte voor een snel te realiseren regeling voor financiële ruggensteun. Er zijn een aantal opties voor zo’n regeling, te weten: de-minimisregeling, vrijstellingsverordening, EMFAF en notificeren. De route van een de-minimisregeling kan maar eens per drie jaar worden ingezet en is afgelopen voorjaar gebruikt voor de overbruggingsregeling. Onder de BAR zijn de stillig- en liquiditeitsregeling ingericht, maar deze regelingen zijn genotificeerd bij de Europese Commissie. Dit proces kan tot anderhalf jaar duren en biedt daarmee dus geen soelaas. De vrijstellingsverordening biedt geen ruimte voor een stilligregeling. De enige optie die overblijft is een stilligregeling onder het EMFAF, maar die is aan strenge voorwaarden verbonden. Het is op dit moment nog niet duidelijk of de huidige situatie voldoet aan deze strenge voorwaarden. Daarbij wil ik benadrukken dat de wenselijkheid van financiële ruggensteun voor mij afhankelijk is van een duidelijker beeld van de sociaal economische effecten van de vastgestelde vangstmogelijkheden voor tong.
Ja, dit is al gebeurd. De stilligregeling is tweemaal opgehoogd vanuit ongebruikt budget van de saneringsregeling. Alle aanvragers die in aanmerking kwamen voor de stillig- of liquiditeitsregeling en aan de voorwaarden voldoen zijn hiermee geholpen.
Begin 2024 zal ICES het model achter het advies evalueren en waar nodig herzien op basis van de meest recente wetenschappelijke inzichten. Ik heb geen invloed op de inbreng van deze exercitie. Ik heb meermaals het belang van een tijdige afronding van deze benchmark benoemd omdat ik het van belang acht dat de uitkomst meegenomen kan worden in de vangstadviezen voor 2025.De uit te voeren benchmark zal in principe geen herziening van het vangstadvies voor 2024 opleveren.
Het Rijk zet via verschillende wegen in op onderzoek naar de ecologische effecten van de uitrol van windenergie op zee (WOZ). Via het Wind op zee ecologisch programma (Wozep) wordt onderzoek gedaan naar de directe impact van WOZ op beschermde soorten zoals zeevogels en bruinvissen, maar ook bredere ecosysteem effecten. Dit gebeurt op cumulatieve schaal, nationale maar ook internationale windparken worden hierin meegenomen. Nederland loopt hierin wereldwijd voorop. Daarnaast kijkt het programma Monitoring-Onderzoek-Natuurversterking-Soortbescherming (MONS) naar de impact van veranderd gebruik op de Noordzee, breder dan alleen de impact van WOZ. Deze onderzoeken zijn op het Noordzeeloket te vinden. Het is goed om hierbij te vermelden dat bovenstaande onderzoeken op dit moment niet commerciële vissoorten betrekken. Ik ben aan het verkennen welke mogelijkheden er zijn om binnen de bestaande onderzoeksprogramma’s aandacht te geven aan commerciële soorten, waaronder de tong.
Er wordt op dit moment onderzoek gedaan naar de impact van elektromagnetische velden op vissen. Het betreft hier projecten die kijken naar de impact op kraakbeenvissen en bentische vissen zoals het project Elasmopower en WMR onderzoek naar de effecten van elektromagnetische velden op benthische vissen3. Ook hebben er eerder onderzoeken plaatsgevonden in dit kader zoals het TenneT onderzoek naar de exportkabel van windmolenpark Borssele4 en het monitoringsprogramma naar het Offshore windmolenpark Egmond aan Zee5. Daarnaast is ook onderzoek gedaan naar de effecten van elektromagnetische velden op migratiepatronen van vis6.
Bij de uitrol van Wind Op Zee (WOZ) worden zorgvuldig verschillende onderzoeken verricht zoals locatieonderzoek, en vindt toetsing op soorten- en gebiedsbescherming plaats. Het Ministerie van LNV heeft grenzen gesteld aan de impact om het behoud van het ecosysteem te waarborgen. Er zijn nog veel onzekerheden in de impact van WOZ en daarom wordt gewerkt met worst-case scenario’s en modellen om aan de veilige kant te zitten. Hiermee wordt dus wel degelijk gehoor gegeven aan het voorzorgsprincipe. Verschillende belangen worden afgewogen bij het gebruik op de Noordzee, waaronder de ontwikkeling van duurzame energie, noodzakelijk vanwege de klimaatverandering en vermindering van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Wel ben ik mij er van bewust dat er met deze ontwikkeling een ruimtelijk vraagstuk is ontstaan voor andere gebruikers, zoals vissers. Om deze reden moet het belang van voedselwinning in specifieke gebieden zorgvuldig worden afgewogen tegenover andere belangen. Tot slot wil ik aangeven dat er aanwijzingen zijn dat de uitrol van WOZ ook positieve gevolgen voor het mariene ecosysteem, onder andere voor bodemfauna en vispopulaties, kan brengen. Gezien overig gebruik binnen windparken minder plaatsvindt, fungeren zij als zogenaamde «veilige haven». Dit zijn langlopende onderzoeken in het kader van Monitoring Onderzoek Natuurversterking Soortenbescherming, waar echter nog geen definitief uitsluitsel op is te geven.
Binnen ICES is er ook aandacht voor effecten van Offshore wind op ecosystemen en visserij. Dit is onder andere belegd in de ICES werkgroep Working Group on Offshore Wind Development and Fisheries. Wageningen Marine Research is hierbij betrokken vanuit Nederland. Ontwikkelingen rondom onderzoek naar een dergelijk beoordelingskader vinden op dit moment plaats.