Ingediend | 4 december 2023 |
---|---|
Beantwoord | 15 december 2023 (na 11 dagen) |
Indiener | Caroline van der Plas (BBB) |
Beantwoord door | Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | europese zaken internationaal landbouw organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z19633.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-616.html |
De bekendmaking van de voorlopige tarieven voor de basisinkomenssteun en de aanvullende herverdelende inkomenssteun hebben helaas tot de nodige onrust geleid. De communicatie hierover is onvoldoende duidelijk geweest, ik betreur dat. Het is cruciaal dat boeren kunnen rekenen op de overheid en op het GLB als instrument om ze te ondersteunen in de transitie. Boeren rekenen daarbij ook op een deelbetaling van de GLB inkomenssteun in december.
De voorlopige tarieven maken de uitbetaling van een deel van de basispremie in december van dit jaar mogelijk. De voorlopige tarieven zijn lager dan de later vast te stellen definitieve tarieven. In de meeste gevallen volgt dus nog een nabetaling. De voorlopige tarieven zijn lager dan verwacht vanwege de hogere inschrijving voor zowel de basisinkomenssteun als de ecoregeling, en om het risico op terugvorderingen te beperken.
Zoals ik in mijn brief van 16 november (Kamerstuk 28 625, nr. 354) aan uw Kamer heb gemeld, is het nog niet mogelijk om definitieve tarieven vast te stellen omdat er nog te veel onzekerheid bestaat over de definitieve getallen.
Het definitieve beeld moet nog bepaald worden. In het voorjaar van 2024 stel ik de definitieve tarieven vast. Het feit dat er meer hectares zijn aangevraagd, maakt dat het beschikbare EU-budget over meer hectares verdeeld moet worden. Dat leidt tot lagere tarieven. Zoals aangegeven in mijn brief van 16 november (Kamerstuk 28 625, nr. 354) en in het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad van 7 december zoek ik, zonder garanties te kunnen geven, voor de ecoregeling naar mogelijkheden om de boeren volledig voor de maatschappelijke diensten te belonen.
De verlaging van de tarieven is een vervelende boodschap voor alle boeren, vooral die boeren die willen verduurzamen. Bij jonge boeren merk ik de animo voor verduurzaming nog het meest. Boeren hebben investeringen gedaan om te werken aan de verduurzaming van de landbouw. De subsidies van het GLB zijn er juist voor bedoeld om bij te dragen aan de transitie naar een duurzamere landbouw. Ik kan mij voorstellen dat verlaging van tarieven niet aanmoedigt, daarom doe ik mijn uiterste best om te zoeken naar mogelijkheden om boeren alsnog voor de maatschappelijke diensten te belonen.
Het Europese GLB-kader en het Nationaal Strategisch Plan (NSP) voor het GLB is vastgesteld voor de periode 2023–2027. Dit geeft voor een langere periode helderheid wat dit beleid beoogt op het gebied van inkomenssteun voor jonge boeren en de aanvullende regelingen. In het NSP hebben we afgesproken dat de aanvullende inkomenssteun voor jonge landbouwers wordt afgebouwd. Jonge landbouwers die onder het vorige GLB aanspraak konden maken op de aanvullende inkomenssteun, krijgen deze in de huidige periode gewoon uitbetaald totdat de standaardperiode van vijf jaar is volgemaakt, juist vanwege stabiliteit in beleid en vertrouwen in de overheid.
Ter vervanging van het afbouwen van deze vorm van inkomenssteun komt een nieuwe regeling die jonge boeren ondersteunt bij bedrijfsovername. Deze is meer gericht op verduurzaming en het moment van overname. Er is in het NSP jaarlijks een hoger bedrag voor jonge boeren gereserveerd dan in het vorige GLB. De nieuwe vorm van steun aan jonge boeren, de vestigingssteun, betreft een bedrag van 25.000 euro per jonge landbouwer vanuit EU-budget gefinancierd. In mijn brief van 19 september (Kamerstuk 30 252, nr. 128) heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn inzet om 100 miljoen euro aan het steuninstrument toe te voegen. De exacte hoogte van de bedragen moet nog worden bepaald. De voorwaarden van de regeling zullen voor openstelling met uw Kamer gedeeld worden. De openstelling is voorlopig voorzien in het tweede kwartaal van 2024.
De verdeling van de fondsen binnen het GLB waren onderdeel van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 van de Europese Unie. Uw Kamer is daarover destijds per brief geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1574) en heeft op 25 februari 2021 het Eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie goedgekeurd. Nederland ontvangt een evenredig deel van de Europese landbouwfondsen. Binnen het budget dat aan Nederland is toegewezen, zijn in het Nationaal Strategisch Plan keuzes gemaakt over de inzet van middelen.
Lidstaten kunnen, zoals Frankrijk, met nationale middelen aanvullende financiering beschikbaar stellen voor de agrarische sector om bij te dragen aan de doelen van het GLB. Dat gaat dan om maatregelen in de zogenaamde tweede pijler. De basisinkomenssteun en de ecoregeling vallen beide onder de eerste pijler. Zoals ik in het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad van 7 december heb aangegeven, staat het GLB niet toe dat het budget van de eerste pijler wordt aangevuld met nationale middelen. Toch ben ik met de Europese Commissie in gesprek over welke mogelijkheden er wel zijn om boeren te compenseren die hebben meegedaan met de ecoregeling.
Zie antwoord vraag 5.