Ingediend | 2 november 2023 |
---|---|
Beantwoord | 28 november 2023 (na 26 dagen) |
Indiener | Jasper van Dijk |
Beantwoord door | Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
Onderwerpen | defensie internationaal |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z18863.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-499.html |
Ja.
Ja, die conclusie deel ik. Hieronder licht ik de genomen processtappen toe.
Ik concludeer dat het interne onderzoek meer tijd heeft gekost dan Defensie nastreeft. De oorzaak hiervan ligt in het feit dat de onderzoekscommissie een groot aantal mensen heeft gehoord, waardoor het niet mogelijk bleek het onderzoek eerder af te ronden. Ik realiseer me dat dit voor de melder frustrerend kan zijn, zeker gezien het feit dat hij zich al in september 2020 heeft gemeld. Evenwel wil ik in het belang van melder en andere betrokkenen geen concessies doen aan de zorgvuldigheid waarmee een onderzoek wordt uitgevoerd.
Ik wil daarbij voorop stellen dat de behandeling van meldingen een delicaat proces is, dat zorgvuldig dient te gebeuren. De tijdsduur die benodigd is voor het analyseren van de melding en een eventueel daaropvolgend onderzoek is van verschillende variabelen afhankelijk en kan daarom per melding verschillen. In voorliggend geval heeft de advocaat van betrokkene in september 2020 aan de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) verzocht om een intern onderzoek in te stellen.
Het instellen van een onderzoek is een zwaar middel. Conform de richtlijnen van Defensie wordt daarom, voordat een dergelijk onderzoek wordt ingesteld, eerst beoordeeld of sprake is van een concreet vermoeden van een integriteitsschending of misstand. Daartoe heeft de COID via e-mail en in persoonlijke gesprekken met betrokkene de situatie geanalyseerd. Op basis hiervan heeft de COID in de herfst van 2020 besloten geen onderzoek in te stellen. De directeur DBBO (in de rol van leidinggevende) heeft betrokkene hierover op 6 juni 2021 geïnformeerd. Betrokkene heeft zich vervolgens gewend tot de plaatsvervangend secretaris-generaal (PSG). Na enkele verkennende gesprekken heeft de PSG de commandant van het Defensie Ondersteuningscommando (de leidinggevende van de directeur DBBO) verzocht om alsnog een onderzoek in te stellen. Dit onderzoek is eind december 2021 ingesteld en in de zomer van 2022 afgerond. Betrokkene is op 31 augustus 2022 van de uitkomsten van het onderzoek op de hoogte gesteld.
Vanaf het moment van de melding heeft het ruim een jaar geduurd voordat is besloten een onderzoek in te stellen. Dat moet en kan beter. Inmiddels zijn maatregelen doorgevoerd om dergelijke doorlooptijden te verkorten. Zo is onder meer de samenwerking tussen de verschillende bij meldingen betrokken afdelingen van de COID verbeterd.
De directeur van de DBBO heeft geen onderzoek ingesteld. Voor een verdere toelichting verwijs ik u naar vraag 2.
Ik wil nogmaals benadrukken dat ik begrijp dat een lang traject emoties kan oproepen. Het overgrote deel van de meldingen bij Defensie kan op een eenvoudige en snelle manier worden opgelost. Wel is het zo dat de meer complexe meldingen van integriteitsschendingen en meldingen van vermoedens van misstanden meer tijd in beslag kunnen nemen, zowel in de analyse als in de eventuele onderzoeksfase. Voor Defensie staat een zorgvuldige behandeling van meldingen voorop.
Deze conclusie deel ik niet. Zoals aangegeven in de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Piri (PvdA) die uw Kamer ontving op 20 juni 2023, geldt als uitgangspunt dat klachten en meldingen binnen Defensie zelf worden behandeld (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2956). Ten eerste omdat dit bijdraagt aan het veranderen van de cultuur waarbij de organisatie kan leren van klachten en leidinggevenden hierop sneller kunnen acteren, maar juist ook aangesproken kunnen worden. Ten tweede heeft Defensie een wettelijke verplichting om zelf klachten in behandeling te kunnen nemen. Zo stelt de algemene wet bestuursrecht dat het aan een bestuursorgaan is om klachten zelf in behandeling te nemen. Ook heeft Defensie een wettelijke verplichting om een procedure voor de behandeling van meldingen van integriteitsschendingen en vermoedens van misstanden intern te borgen. Ik acht het daarmee vanuit de zorg voor het personeel van belang dat Defensie zelf verantwoordelijkheid draagt voor de afhandeling van klachten, integriteitsmeldingen en meldingen van vermoedens van misstanden.
Defensie beschikt verder over een extern bemenst meldpunt, het Meldpunt Integriteit Defensie (MID), dat direct is gepositioneerd onder de secretaris-generaal (SG). Een medewerker die een vermoeden van een misstand wil melden kan zich ook direct richten tot het Huis voor Klokkenluiders
Binnen Defensie is de behandelaar van een melding het bevoegd gezag van degene over wie gemeld is. Vaak is dit de direct leidinggevende. Deze persoon is namelijk verantwoordelijk voor een veilige werkomgeving en in staat de situatie waar nodig te verbeteren. De behandeling kan belegd worden bij het naasthogere bevoegd gezag, bijvoorbeeld wanneer het primaire bevoegd gezag niet op voldoende afstand staat van de te onderzoeken kwestie of personen. Het bevoegd gezag kan hiertoe besluiten. Ook kan de melder zelf de melding bij het naasthogere niveau neerleggen. Een integriteitsadviseur van de COID kan hierbij ondersteunen.