Ingediend | 4 oktober 2023 |
---|---|
Beantwoord | 12 oktober 2023 (na 8 dagen) |
Indieners | Caroline van der Plas (BBB), Roelof Bisschop (SGP) |
Beantwoord door | Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | dieren landbouw |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z16613.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-208.html |
De blauwtong situatie gaat mij aan het hart, het is vreselijk om te zien hoeveel dieren ziek worden en sterven en hoe snel het virus zich door Nederland verspreidt. We hebben te maken met een nieuwe variant van het blauwtongvirus voor Nederland (serotype 3), waarvoor momenteel geen vaccin in Nederland of de EU toegelaten is. Het is belangrijk dat er wel zo snel mogelijk een veilig en goed werkend vaccin tegen serotype 3 komt. Ik voer gesprekken met farmaceutische bedrijven die al ervaring hebben met het maken van vaccins tegen blauwtongvirussen. Overigens kost de reguliere ontwikkeling en productie van een vaccin tijd. Wanneer een farmaceut besluit een vaccin te ontwikkelen zal dit waarschijnlijk niet meer beschikbaar zijn voordat de knutten-activiteit dit jaar afneemt door de dalende temperatuur richting de winter. De uiteindelijke beslissing ligt bij de farmaceutische bedrijven zelf of ze zich zullen inzetten voor de productie van een blauwtongvaccin type 3. Mijn inzet in de gesprekken is dat er voor de volgende knuttenperiode volgend jaar een werkzaam vaccin voorhanden zal zijn. Hier dring ik bij de farmaceuten op aan.
Ik ben op de hoogte van deze situatie. Het betreffende vaccin heeft momenteel slechts een voorlopige registratie in Zuid-Afrika voor gebruik bij schapen. De producent heeft informatie over het vaccin met ons gedeeld. Ik heb het nationale medicijnbeoordelingsagentschap; het agentschap van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (aCBG)/Bureau diergeneesmiddelen (BD) verzocht deze documentatie met spoed te beoordelen. In Nederland moeten gebruikte vaccins volgens de diergeneesmiddelenverordening 2019/6, voldoen aan strikte eisen op het gebied van werkzaamheid, kwaliteit en met name veiligheid. In een uitzonderlijke situatie, zoals die waar we ons nu in bevinden, kan volgens deze verordening een uitzondering worden gemaakt op de normale toelatingsprocedure en kan toestemming worden verleend voor gebruik van een vaccin uit een land van buiten de EU. Een toestemming zal alleen gegeven worden als de veiligheid en de werkzaamheid van dit vaccin voldoende zijn. Het aCBG/BD adviseert geen vrijstelling te verlenen voor het gebruik van het Zuid-Afrikaanse Blauwtong vaccin Blu-Vax. Er zijn veiligheidsrisico’s vanwege ontbrekende informatie; er is een klein risico op de aanwezigheid van vreemde virussen en daarnaast is er een klein risico op de aanwezigheid van niet-geïnactiveerd blauwtongvirus. Verder ontbreekt de accreditatie voor een goede manier van produceren (Good Manufacturing Practice). Tenslotte is er gerede twijfel over de werkzaamheid van Blu-Vax tegen BTV serotype-3 in Nederland. De Commissie toelating diergeneesmiddelen (Ctd) steunt dit advies.
Het aCBG/BD heeft om aanvullende informatie gevraagd aan de producent. Als deze daar aanleiding voor geeft zal het aCBG/BD de beoordeling herzien.
Het is belangrijk dat er zo snel mogelijk een veilig en goed werkend vaccin tegen serotype 3 beschikbaar komt. Daarom was mijn hoop in eerste instantie gevestigd op het vaccin uit Zuid-Afrika, maar gezien het negatieve advies van aCBG/BD en de risico’s die kleven aan dit vaccin en de conclusie van de deskundigengroep dierziekten, dat vaccinatie op dit moment weinig meer kan toevoegen aan een daling van het aantal infecties, besluit ik om op dit moment geen vrijstelling te verlenen dit vaccin in Nederland toe te staan.
Ik begrijp uw vraag over de relatie water en knutten, want knutten hebben water nodig om zich te vermenigvuldigen. Deze vraag wordt mij dan ook vanuit diverse kanten gesteld. We hebben helaas in Nederland nu te maken met de introductie van het BTV in de knuttenpopulatie. In het algemeen worden hoge aantallen knutten gezien in gebieden met veel dieren. Vrouwelijke knutten hebben een bloedmaaltijd nodig (van bv. zoogdieren) om te kunnen overleven. En in zomers met veel regenval worden meer knutten gezien. Uit landelijke tellingen blijkt dat 2023, wat betreft aantallen, geen uitzonderlijk knuttenjaar is, vergeleken met voorgaande jaren. Er lijkt de afgelopen jaren ook geen sprake te zijn geweest van een stijgende trend in aantal. Er is mij op dit moment geen één op één relatie bekend tussen (de ontwikkeling van) natte natuur en aantallen knutten. De temperatuur speelt wel een belangrijke rol in het vóórkomen van knutten. Het aantal knutten zal de komende maanden afnemen als de temperatuur daalt.
Ik verwijs u nar het antwoord op vraag 3.
Er is op bedrijven sprake van een gevarieerd beeld, in percentage zieke dieren, in de ernst van de ziekte, in het percentage dieren dat doodgaat als gevolg van de infectie en in de daling van de (melk)productie. LNV laat door de Gezondheidsdienst voor Dieren (Royal GD) het klinisch beeld dat tot nu toe is gerapporteerd in beeld brengen. Dat biedt voor houders en dierenartsen meer inzicht in deze ziekte. Ook kan het dierenartsen mogelijk helpen om adviezen te formuleren en ondersteunende behandeling in te zetten. Dit onderzoek is net gestart.
Blauwtong (BT) is geen bestrijdingsplichtige dierziekte; het is een zogenaamde categorie-C ziekte volgens de Europese Diergezondheidsverordening (Verordening (EU)2016/429). Besmette dieren worden dus niet geruimd, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een ziekte als vogelgriep, die bestrijdingsplichtig is.
De verantwoordelijkheid voor de zorg voor dieren ligt primair bij de veehouder en schade door iedere dierziekte (bijvoorbeeld vogelgriep, maar ook een ziekte als blauwtong) door sterfte, behandeling of productieverlies, is onderdeel van het bedrijfsrisico. De financiële gevolgen zijn dus ook voor de veehouder.
Ik voer momenteel gesprekken met Europese farmaceuten die reeds blauwtongvaccins tegen andere serotypen op de markt hebben. Er melden zich ook andere bedrijven bij ons met mogelijkheden voor de ontwikkeling van vaccins. Ik ga die gesprekken ipro-actief aan. Ik kan echter geen bedrijf selecteren, zij moeten op eigen initiatief bepalen het vaccin te willen ontwikkelen en op de markt te willen zetten.
Mijn inzet is gericht op het motiveren van de Europese producenten en het benadrukken van het belang van een veilig en goedwerkend vaccin. Het is echter aan de producenten om op eigen initiatief het vaccin te ontwikkelen en produceren. Daarbij kan ik niet actief sturen op de productie. Het is gebruikelijk in de veterinaire vaccinproductie om grote aantallen vaccins te kunnen produceren. Ik ben in overleg met onze buurlanden om gezamenlijk op te trekken naar de vaccinproducenten.
Het vaccin uit Zuid-Afrika is alleen beoordeeld en voorlopig toegelaten in Zuid-Afrika voor schapen. Er is geen data van dit vaccin bekend voor andere diersoorten. In de gesprekken met farmaceuten over nieuwe potentiële vaccins neem ik alle gevoelige diersoorten mee.
Mij zijn geen signalen bekend dat blauwtong nu een significant effect heeft op populaties grote grazers.
De meldingsplicht bij bepaalde dierziekten start altijd bij de bereidheid van houder of dierenarts om melding te maken van een verdenking. Ervaring in Nederland is dat die bereidheid zeer hoog is, ook nu bij de uitbraken met blauwtongvirus kan geconcludeerd worden dat de ziekte nog niet wijd verspreid aanwezig was in Nederland toen op 4 september de eerste verdenkingen gemeld werden bij de NVWA.
De meldingsplicht bij een verdenking van blauwtong is nog steeds van kracht. Dat betekent dat een verdenking gemeld moet worden bij NVWA. Dit kan op twee manieren. De eigen dierenarts kan via het insturen van bloedmonsters naar Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) de melding vormgeven. Daarnaast mag ook gekozen worden om geen bloedmonster in te sturen, in dat geval moet de klinische verdenking wel telefonisch gemeld worden bij de NVWA. Er is dus geen verplichting tot onderzoek door een dierenarts of tot het insturen van monsters, dat is facultatief. Inmiddels worden in grote delen van Nederland besmettingen aangetoond. Om alle verdenkingen op te volgen met bloedonderzoek biedt voor het beeld van de verspreiding geen aanvullende waarde. Wél kan een positieve uitslag waardevol zijn voor de houder zelf.
NVWA maakt nu onderscheid in de typen meldingen: een bevestigde besmetting na monstername of een melding gemaakt op basis van klinische verschijnselen passend bij blauwtong.
Beide typen meldingen worden door NVWA bijgehouden op de website.
Inmiddels zijn er ruim 1000 bevestigde positieve gevallen en ruim 700 meldingen van verdachte verschijnselen. Dit laat zien dat houders wel gewoon blijven melden bij NVWA.
Deskundigen geven aan dat veehouders een besmetting van hun dieren helaas moeilijk kunnen voorkomen. Veehouders kunnen het risico op besmetting proberen te verminderen door contact met knutten te minimaliseren. Maatregelen die het contact van dieren met knutten kunnen verminderen, betreft het binnenhalen van dieren voor de schemering en dieren op te stallen in luchtige, goed geventileerde stallen. In de epidemie van 2006/2008 is hier enig preventief effect van gezien bij runderen. Insectenwerende middelen zijn beperkt effectief en kortdurend werkzaam. Om enige bijdrage te leveren, zullen deze producten veel en vaak moeten worden ingezet. De te verwachten effectiviteit hiervan is zeer beperkt.
Voor concrete adviezen kunnen houders zich het beste wenden tot hun dierenarts.