Ingediend | 4 oktober 2023 |
---|---|
Beantwoord | 16 november 2023 (na 43 dagen) |
Indiener | Simone Richardson (VVD) |
Beantwoord door | Mariëlle Paul (VVD) |
Onderwerpen | onderwijs en wetenschap organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z16612.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-417.html |
Ja, ik ben bekend met dit bericht. Tijdens het vragenuur van dinsdag 3 oktober jongstleden heb ik hier in uw Kamer reeds mondeling vragen over beantwoord.
Ja, ik ben bekend met dit onderzoek.
Leraren horen niet onder druk gezet te worden om de beoordeling van onderwijsprestaties aan te passen. Informatie hierover is tot mij gekomen via het bovengenoemde artikel en onderzoek. In een gezonde schoolcultuur voelen leraren zich autonoom bij het beoordelen van onderwijsprestaties, zij zijn aan zet. Het is essentieel dat docenten geen druk ervaren om cijfers, normeringen en toetsen aan te passen. Zij moeten ruimte voelen om vanuit hun professionaliteit hun werk te doen en daar hoort ook een autonome becijfering van toetsen bij. Daarnaast is het van belang voor leerlingen dat zij de juiste beoordeling van hun werk krijgen. Op die manier kunnen zij weten welk niveau zij beheersen.
Het is ongeoorloofd als schooldirecties leraren onder druk zetten om cijfers, normeringen en toetsen aan te passen. Dit schaadt hun professionele autonomie. Wel kunnen opvallende cijfers, bijv. een reeks van lage cijfers, aanleiding zijn voor de schoolleiding om vanuit hun verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs met de leraar in gesprek te gaan om te bezien wat hier achter zit en wat de leraar eventueel extra nodig heeft. Scholen zijn daarnaast verantwoordelijk voor hun eigen toets- en schoolexamenorganisatie. Het maken van afspraken over beoordelingskaders en normeringen kan hier deel van uitmaken, om de kwaliteit van toetsen en examens en de beoordeling hiervan te borgen. Het beïnvloeden van de beoordeling van onderwijsprestaties mag hierbij niet het doel zijn.
De beïnvloeding van leraren bij het beoordelen van onderwijsprestaties zou zich in het licht van deze wet niet voor moeten doen.
De inspectie houdt toezicht op de naleving van de wet en doet dat via het onderzoekskader. Binnen het onderzoekskader is de wettelijke bepaling opgenomen in de standaard Uitvoering en Kwaliteitscultuur (SKA2) behorend bij het kwaliteitsgebied Sturen, Kwaliteitszorg en Ambitie. De inspectie onderzoekt onder meer bij scholen en besturen of de kwaliteitscultuur dusdanig ruimte geeft aan docenten om invulling te kunnen geven aan de professionele ruimte die hen moet worden geboden. Daarbij kan er een spanningsveld tussen beleid en professionele ruimte ontstaan. Het wettelijk verplichte professioneel statuut biedt handvatten voor de schoolleiding en het personeel om de professionele dialoog te voeren en de ruimte van de docent te verhelderen. De inspectie neemt de afspraken die in het professioneel statuut zijn vastgelegd ook mee in haar toezicht. Waar nodig geeft de inspectie op dit punt herstelopdrachten.
Zie ook het antwoord op vraag 11. In 2018 is internationaal vergelijkend onderzoek uitgevoerd waarin onderwijssystemen in 50 landen met elkaar worden vergeleken (Teaching and Learning International Survey). In de TALIS van 20183 geeft ruim 90% van de leraren aan dat zij zeggenschap hebben over het toetsen van de voortgang van leerlingen. Ook op andere aspecten (o.a. bepalen van de inhoud van de lessen) worden hoge scores gerapporteerd als het gaat om zeggenschap. Uit dit onderzoeksresultaat kan worden geconcludeerd dat het merendeel van de leraren veel autonomie ervaart binnen de schoolorganisatie.
Zoals ik ook in het vragenuur van dinsdag 3 oktober jongstleden in de Kamer aangaf, wil ik leraren aanmoedigen om dit allereerst binnen de school aan te kaarten en bespreekbaar te maken. Indien zij deze ruimte niet voelen of er geen verbetering plaatsvindt, kunnen zij contact opnemen met de inspectie. De inspectie kan optreden als een schooldirectie oneigenlijke druk uitoefent op leraren.
Het ophogen van cijfers is niet in het belang van leerlingen. Zij weten niet waar ze staan in hun ontwikkelproces en krijgen te weinig of onjuiste informatie over waar zij zich nog in kunnen ontwikkelen. Het ophogen van cijfers kan leerlingen tevens schaden bij een overstap naar het vervolgonderwijs omdat zij mogelijk het gevraagde niveau onvoldoende beheersen. Dit alles is van invloed op de onderwijskwaliteit in ons land. Indien zich dit voordoet en er na een gesprek op schoolniveau geen verandering plaatsvindt, kunnen leraren dit melden bij de inspectie.
Ik roep leraren die druk ervaren om cijfers aan te passen op om binnen de school het gesprek aan te gaan of, als dit onvoldoende effect heeft, zich te melden bij de inspectie. Door melding te doen bij de inspectie krijgen we zicht op de gevallen waarin hier sprake van is. De inspectie weegt signalen en zal waar nodig actie ondernemen. Relevante bevindingen zullen we met de Kamer delen.
De AOb rapporteert inderdaad over deze percentages. De AOb geeft zelf aan dat onduidelijk is of er sprake is van een representatief onderzoek. Met de gebruikte onderzoeksmethode is het namelijk denkbaar dat juist iemand die problemen op het vlak van autonomie ervaart geneigd is om te reageren op een dergelijk onderzoek. De landelijk bekende evaluatiecijfers laten een ander beeld zien. In de TALIS van 2018 geven leraren aan dat zij veel professionele ruimte ervaren tijdens het uitvoeren van hun werk, dit percentage is hoger dan gemiddeld in de OESO. Hierbij wordt onder andere de professionele ruimte bij het toetsen van de voortgang van leerlingen genoemd. Uiteraard moeten we te allen tijde pal staan voor de autonomie van leraren, dus het is van belang om hier scherp naar te blijven kijken.
Op grond van artikel 7.8 WVO 2020 zouden leraren autonoom moeten kunnen handelen bij het beoordelen van onderwijsprestaties. Mocht dit binnen de school niet het geval zijn, dan is het van belang dat leraren die die druk ervaren dit melden, zodat er op schoolniveau stappen kunnen worden ondernomen. Daarnaast zal er naar aanleiding van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek over sturing een herijking van het model van sturing door de overheid op het onderwijs volgen. Opties en scenario’s voor deze herijking verwacht ik begin 2024 naar de Kamer te kunnen sturen.