Ingediend | 27 september 2023 |
---|---|
Beantwoord | 19 oktober 2023 (na 22 dagen) |
Indiener | Barbara Kathmann (PvdA) |
Beantwoord door | Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid politie, brandweer en hulpdiensten |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z16051.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-260.html |
Ja.
Justis kon voor ongeveer 20 recherchebureaus in het afgelopen jaar geen besluit nemen over de verlenging van hun vergunning voordat de geldigheidsduur van de vergunning afliep. Voor deze periode heeft Justis een tijdelijke regeling in het leven geroepen. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Hoewel Justis in het verleden weleens te kampen heeft gehad met een hoge werkvoorraad, is niet eerder voorgekomen dat er een tijdelijke regeling is getroffen wat betreft de verlenging van de vergunningen. De reden van de achterstand was een personeelstekort bij Justis.
Met het woord «regeling» wordt in dit geval bedoeld dat er een voorziening is getroffen voor de bedrijven die door de achterstanden bij Justis in de knel dreigden te komen met hun vergunning. Justis heeft hen toegestaan door te werken tot op het moment waarop een beslissing op het verzoek om verlenging van de vergunning is genomen. Dit is bekend gemaakt aan de aanvragers die het betreft, aan de Korpschef van de politie (belast met het toezicht op deze bedrijven) en aan de branchevereniging. Verder is een bericht op de website van Justis geplaatst. De tekst luidt als volgt:
«Momenteel heeft het team Wet particuliere beveiligingsorganisaties (Wpbr) van Justis te maken met achterstand in de verwerking van aanvragen. Er wordt hard gewerkt om de achterstand in te halen maar dit duurt langer dan gepland. Om die reden is er een tijdelijke regeling voor aanvragen die zien op een verlenging van een vergunning. De regeling houdt in dat een vergunning waarvan tijdig verlenging is aangevraagd zijn geldigheid niet verliest totdat Justis een beslissing op de aanvraag voor verlenging heeft genomen. In de praktijk mogen bedrijven die onder deze tijdelijke regeling vallen hun werkzaamheden dus voortzetten na de einddatum van de oude vergunning.»
De mededeling op de website is juridisch te duiden als een gedoogverklaring. De getroffen voorziening is onder de gegeven omstandigheden verantwoord geacht. Er was sprake van een achterstand bij de verwerking van aanvragen tot verlenging van de vergunning, waarvan ondernemers niet het slachtoffer behoorden te worden. Voorzien was bovendien dat het zou gaan om een korte (overbruggings)periode van enkele maanden, waarbij de vergunning geldig is voor de duur van 5 jaar en verlengd kan worden voor wederom een duur van 5 jaar. Aanvragers van de vergunning die te maken kregen met een overschrijding van de beslistermijn, konden aan de mededeling op de website de verwachting ontlenen dat justitie de eigen achterstand bij de verwerking van aanvragen tot verlenging van vergunningen niet aan hen zou tegenwerpen en dat zij konden voortgaan met hun werkzaamheden. Om ieder misverstand te voorkomen, heeft Justis aan de betrokken bedrijven inmiddels expliciet vergunning verleend voor de periode tussen expiratie van de oude vergunning en de ingangsdatum van de nieuwe vergunning.
Die mening deel ik niet. Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 4. De bedrijven waar het om gaat hebben er vanwege de gedoogverklaring gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat zij konden voortgaan met de werkzaamheden.
Die mening deel ik niet. Ik verwijs naar mijn antwoorden op vraag 4 en 5. Zoals ik daar heb aangegeven was beoogd vergunning te verlenen en hebben de betrokken bedrijven erop mogen vertrouwen dat zij konden doorwerken. Daarnaast is de periode die ligt tussen oude en nieuwe vergunning inmiddels gedekt met een aanvullende vergunning.
Gelet op de antwoorden op vraag 4, 5 en 6 ben ik van mening dat deze vraag niet aan de orde is. Bedrijven hebben er op mogen vertrouwen dat zij in de periode die is gelegen tussen de oude en nieuwe vergunning konden doorwerken. Zoals ik bij vraag 4 aangaf, heeft Justis daarnaast, om ieder misverstand te voorkomen, expliciet vergunning verleend voor de periode tussen expiratie van de oude vergunning en de ingangsdatum van de nieuwe vergunning.
Ik neem aan dat in deze vraag een woord ontbreekt en de bedoeling van de vraag is hoe achteraf «bepaald» kan worden of een recherchebureau informatie over iemand heeft vergaard. Gelet op de antwoorden op vraag 4, 5, 6 en 7 ben ik van mening dat deze vraag niet aan de orde is.
Zoals hierboven aangegeven mochten de desbetreffende recherchebureaus doorwerken gezien het gedoogbesluit, zie mijn antwoorden op vragen 4, 5, 6 en 7.
De recherchebureaus hebben een vergunning nodig van Justis. Tevens moeten de recherchebureaus zich houden aan de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus en de onderliggende lagere regelgeving. De handhaving van deze wet is belegd bij de politie. De recherchebureaus moeten op een juiste en integere manier omgaan met de persoonsgegevens waar zij de beschikking over krijgen. Dit wordt geregeld in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), deze wet is voor onderzoeksbureaus aangevuld met de Privacygedragscode van de Nederlandse Veiligheidsbranche. Wanneer een recherchebureau in strijd handelt met wat in het maatschappelijk verkeer van een goed recherchebureau mag worden verwacht, kan de vergunning ingetrokken worden.