Ingediend | 15 september 2023 |
---|---|
Beantwoord | 2 oktober 2023 (na 17 dagen) |
Indiener | Lisa Westerveld (GL) |
Beantwoord door | Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
Onderwerpen | hoger onderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z15306.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-132.html |
Ja.
Het Nederlandse stelsel kent verschillende soorten collegegeld, waaronder het instellingcollegegeld en het wettelijk collegegeld. Het wettelijk collegegeld is voorbehouden aan studenten uit de Europees Economische Ruimte (EER-studenten), en wel voor zover het gaat om één bachelor en één masterstudie. Voor studenten van buiten de EER geldt het instellingscollegegeld. Dit betekent concreet dat de groep studenten van buiten de EER niet wordt bekostigd. Het instellingscollegegeld-tarief wordt bepaald door de instelling. De huidige wet biedt de instellingen ruimte om het instellingscollegegeld-tarief te verlagen ter hoogte van het wettelijk collegegeld.
Ik heb op 13 juni jl. in mijn beantwoording van de Kamervragen,3 maar ook in het commissiedebat op 15 juni en via X (voorheen Twitter), waar het lid Westerveld aan refereert, oproepen gedaan om het instellingscollegegeld-tarief te verlagen voor Oekraïense studenten. Ik sta nog steeds achter deze oproep. Waarbij ik opmerk dat dit tot de bevoegdheid van de instellingen behoort en zij daarin een eigenstandige afweging te maken hebben.
Op 1 februari jl. tijdens het tweeminutendebat hebben de leden Westerveld en Van Meenen een motie ingediend waarin het kabinet werd verzocht om voor het studiejaar 2023–2024 een regeling te treffen waardoor asielzoekers (met een lopende asielaanvraag) standaard het wettelijk collegegeld moeten gaan betalen.4 In juni jl. werd deze motie in stemming gebracht en is verworpen. Ik ben niet voornemens een financiële regeling voor deze groep op te zetten omdat het hier de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de instelling betreft.
Alle instellingen hebben maatregelen getroffen voor de zittende Oekraïense studenten om tegen een lager instellingscollegegeld-tarief hun studie voort te zetten. Besluiten over het omgaan met de nieuwe instroom is een individuele afweging van iedere instelling. De instelling behoudt namelijk de bevoegdheid om eigenstandig een groep of groepen studenten aan te wijzen die in aanmerking kom(t)(en) voor een lager instellingscollegegeld-tarief. Daarbij kunnen bij elke individuele instelling meerdere overwegingen een rol spelen, waaronder de omvang van deze groep studenten.
Het bepalen van het instellingscollegegeld is een zorgvuldig proces waarbij de betrokkenheid van de medezeggenschap van belang is. In het kader van transparantie zijn de instellingen verplicht om de informatie inzake het instellingscollegegeld, meer in het bijzonder de tarieven tijdig richting de aankomende studenten te communiceren.5 De overwegingen die bijvoorbeeld tot een lager dan wel hoger tarief hebben geleid kunnen echter van vertrouwelijke aard zijn.
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord op vraag 2. Ik heb meerdere oproepen richting de instellingen gedaan om het instellingscollegegeld-tarief te verlagen. Ik ben blij dat de instellingen de maatregel hebben getroffen voor dit studiejaar voor de zittende Oekraïense studenten om tegen een lager instellingscollegegeld-tarief hun studie voort te kunnen zetten. Ik had het mooi gevonden als de instellingen gezamenlijk overeengekomen waren dat de nieuwe instroom Oekraïense studenten ook tegen een lager tarief zou kunnen studeren, maar zoals gezegd is die uiteindelijke keuze aan de individuele instelling.
De voorlopige aantallen studenten uit Oekraïne in het huidige studiejaar zijn 1.247. Voor verdeling per instelling zie bijlage 1.
Uitgaande van de voorlopige aantallen studenten (1247 studenten) zou dit bedrag op circa € 11 miljoen uitkomen. De bekostiging per student op jaarbasis is circa € 8.800.
De eventuele aanpassingen in de bekostiging, en de rijksbijdrage per student, betreft een beleidswijziging met vergaande gevolgen voor de financiering van het stelsel, de onderwijscapaciteit en vereist bovendien een wetswijziging. Daarnaast raakt dit eveneens andere beleidsterreinen waaronder asiel en migratie. Financiering van deze groepen studenten, i.e. ontheemden, asielzoekers, vraagt om een eenduidig (migratie-, asiel)beleid van het kabinet. Ik laat dit over aan een nieuw kabinet.
Ik verwijs naar mijn eerdere beantwoording op vragen 2 en 4. Alle instellingen hebben het instellingscollegegeld-tarief voor de zittende studenten verlaagd. Voor wat betreft de nieuwe instroom heeft elke instelling, eigenstandig, reeds een afweging gemaakt.
Ik zou de studenten willen oproepen om zich tot de instellingen te wenden, zodat gekeken kan worden naar de individuele student en diens persoonlijke omstandigheden. Daarnaast kan de student ook aankloppen bij de Stichting voor Vluchteling-Studenten (UAF), die de studenten, waar mogelijk, financieel kan ondersteunen. Ik ben nu in gesprek met UAF om te bespreken hoe we deze groep het best kunnen ondersteunen.
Het is helaas lastig, zo niet onmogelijk om termijnen te verbinden of voorspellingen te doen over het einde van de oorlog in Oekraïne. Terwijl deze oorlog voortduurt vind ik het van belang dat het Nederlandse onderwijs voor deze studenten toegankelijk blijft. Zoals ik reeds bij vraag 7 heb aangegeven ben ik nu in gesprek met UAF om te kijken hoe we deze groep studenten het best kunnen ondersteunen.