Ingediend | 30 juni 2023 |
---|---|
Beantwoord | 13 juli 2023 (na 13 dagen) |
Indiener | Kati Piri (PvdA) |
Beantwoord door | Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
Onderwerpen | defensie internationaal |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z12432.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-3206.html |
Ja.
Grensoverschrijdende en extreemrechtse uitingen zijn te alle tijden onacceptabel. Dergelijke uitingen staan lijnrecht tegenover alles waar de defensieorganisatie voor staat. De uitingen zijn destijds zeer serieus genomen door onderzoeken in te stellen. De conclusies hiervan zijn gedeeld met de Kamer (Kamerstuk 35 000 X, nr. 144).
Zie antwoord vraag 2.
Er wordt op meerdere momenten gelet op eventuele affiniteit met rechts-extremistisch gedachtegoed. Dit gebeurt tijdens de selectie, bij de indiensttreding en gedurende de functie-uitoefening. Selectiepsychologen bij Defensie zijn inmiddels getraind om signalen van rechts-extremisme te herkennen. Voorafgaand aan indiensttreding en periodiek tijdens aanstelling worden veiligheidsonderzoeken uitgevoerd door de MIVD. Dit kan leiden tot het weigeren of intrekken van de Verklaring van Geen Bezwaar die vereist is voor een baan bij Defensie. In het jaarverslag van de MIVD over 2022 is aangegeven dat de MIVD aandacht besteedt aan de toegenomen interesse bij rechts-extremisten om voor de krijgsmacht te werken. Het onderzoek van de MIVD naar rechts-extremisme richt zich op de dreiging van geweld, eventuele discriminatie, polarisatie en een verminderd draagvlak voor democratische kernwaarden. Het onderzoek is erop gericht deze dreigingen aan het licht te brengen en anderen in staat te stellen maatregelen te nemen. De MIVD heeft het afgelopen jaar verschillende belanghebbenden op de hoogte gebracht over individuele rechts-extremisten en over de dreiging van dit type extremisme tegen de inzetbaarheid van de krijgsmacht en tegen de democratische rechtsorde. Zo stuurde de MIVD bijvoorbeeld ambtsberichten aan het
Openbaar Ministerie of aan de commandant van een medewerker. Via deze wegen kan worden voorkomen dat rechts-extremisten hun loopbaan bij Defensie kunnen starten of voortzetten. Ook de KMar kan onder bepaalde omstandigheden informatie delen met commandanten. Commandanten kunnen onder meer op basis van de informatie van de MIVD of de KMar maatregelen treffen.
Naast bovenstaande richt het integriteitsbeleid van Defensie zich op het tegengaan van alle vormen van ongewenst gedrag, waaronder rechts-extremisme. Dit beleid is erop gericht gewenst gedrag te bevorderen, de sociale veiligheid en integriteit en diversiteit in de organisatie te bewaken door ongewenst gedrag te signaleren, te melden en op te treden en te leren van incidenten, meldingen en onderzoeken. Dit doen we onder andere door leidinggevenden, teams en individuen te trainen in hun rol op het gebied van sociale veiligheid en integriteit, leiderschap en diversiteit en inclusiviteit. De Gedragscode – die deel uit maakt van het integriteitsbeleid – is een verplicht onderwerp van het functioneringsgesprek en er is geïnvesteerd in het vereenvoudigen en verduidelijken van de meldprocedure. Dit om medewerkers te stimuleren te melden als zij ongewenst gedrag signaleren of zelf ervaren. Leren van incidenten doen we door deze te delen en te bespreken binnen de organisatie. Het versterken van de sociale veiligheid en integriteit kost tijd en is nooit af. Daarom blijft Defensie investeren in bijvoorbeeld verhoging van de meldingsbereidheid, elkaar aanspreken op gedrag en leiderschapsontwikkeling.
Bij mij is een aantal recente meldingen bekend omtrent rechts-extremistische uitingen, die via verschillende afdelingen binnen de organisatie onderkend zijn. Ik ga niet in detail in op de exacte aantallen en inhoud van de meldingen om lopende behandelingen niet te doorkruisen en de vertrouwelijkheid te waarborgen. Op het moment dat er een vermoeden is van strafbare gedragingen wordt daar aangifte van gedaan.
Mijn ambtsvoorganger heeft de resultaten van het verrichte onderzoek met de Kamer gedeeld (Kamerstuk 35 000 X, nr. 144). Ik heb op dit moment geen reden om aan het onderzoek – en de daaraan verbonden conclusies – te twijfelen.
Een negatief ambtsbericht uitgeven is de op één na zwaarste maatregel die kan worden getroffen. Een ambtsbericht komt in het personeelsdossier van de betrokkene. Het is – aldus jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep – rechtspositioneel niet mogelijk om een ambtenaar een vooraf vastgestelde periode categorisch een bevordering te onthouden. Het meewegen van een ambtsbericht bij bevordering kan wel. Een negatief ambtsbericht kan verstrekkende gevolgen hebben voor eventuele verdere carrièrestappen. De volgende stap – die tevens geldt als de zwaarst mogelijke maatregel – kan ontslag zijn.
Ik heb er vertrouwen in dat in 2019, op basis van de beschikbare informatie en de onderzoeksresultaten, een adequate afweging is gemaakt om tot passende maatregelen over te gaan.
Nee. Uit de destijds ingestelde onderzoeken is niet gebleken dat er sprake is van een inhoudelijke betrokkenheid bij of affiniteit met nationaalsocialistisch gedachtegoed. Ik verwijs u hiervoor naar de Kamerbrief van mijn ambtsvoorganger (35 000 X, nr. 144). In meer algemene zin geldt dat dit type «uitingen» niet systematisch voorkomt, maar er door de jaren heen wel incidenten hebben plaatsgevonden waarbij militairen betrokken zijn geweest. Dit heeft in voorkomend geval geleid tot het nemen van (rechtspositionele) maatregelen, zoals een ambtsbericht of ontslag. Voor de aanpak van rechts-extremisme binnen Defensie verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4.
Het uitbrengen van een Hitler groet is binnen Defensie volstrekt onaanvaardbaar. Het kan leiden tot het opleggen van een (rechtspositionele) maatregel, zoals ontslag en het doen van aangifte; hetgeen benadrukt wordt in het opleidings- en vormingsprogramma van militairen.
De commissie is na onderzoek tot de conclusie gekomen dat de melding onvoldoende verder was te onderzoeken, hetgeen mede verband hield met het feit dat de melder zich van verdere medewerking aan het onderzoek onthield en informatie waarover de melder stelde te beschikken, niet heeft willen delen. De commissie heeft bij de doorzoeking van kamers en kasten geen zaken aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met nazisme of verheerlijking daarvan. De commissie heeft op basis van verklaringen wel vastgesteld dat binnen het betrokken onderdeel incidenteel een Hitlergroet is gebracht, maar heeft niet kunnen vaststellen door wie, waar en wanneer dit precies is gebeurd. Dat dit veelvuldig zou gebeuren, krijgt in het onderzoek geen bevestiging.
Defensie neemt elke melding serieus en vindt het belangrijk dat medewerkers (vermoedens van) integriteitsschendingen melden. Defensie kan vervolgens een onderzoekscommissie samenstellen die in staat is een objectief en zorgvuldig onderzoek naar de gemelde feiten en omstandigheden te doen. Daarbij wordt rekening gehouden met de belangen van alle betrokkenen. Als een melder twijfels heeft over het optreden van de commissie kan hij de opdrachtgever daarover informeren, zodat waar nodig passende maatregelen kunnen worden getroffen. Zie ook mijn antwoord op vraag 2 van lid Futselaar (SP) (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2644). Voor deze casus betreur ik het dat de melding destijds is ingetrokken.
Ik stel voorop dat ik intimidatie van melders nadrukkelijk afkeur. Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar mijn eerdere antwoord op uw vraag 4 van 20 juni 2023 (Kamerstuk 2023, Z 08 021) en vraag 2 van de beantwoording van de vragen van het lid Futselaar (SP) op 17 mei 2023 (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2644).
Alle beschikbare informatie is door de commissie uitvoerig bekeken en beoordeeld. Uit het onderzoek naar de melding uit 2019 zijn geen aanwijzingen gekomen dat de status van klokkenluider van toepassing zou zijn. Ik heb op dit moment geen reden om aan het onderzoek – en de daaraan verbonden conclusies – te twijfelen.
Om de melding gedegen te kunnen onderzoeken is het noodzakelijk om betrokkenen te bevragen. Er wordt informatie over de melding gedeeld met de COID, leidinggevende en betrokkenen zodat feiten kunnen worden vastgesteld. Defensie neemt elke melding serieus en verwacht van alle betrokkenen dat zij deze vertrouwelijk behandelen. Sinds 2019 zijn er veranderingen doorgevoerd in het systeem van het behandelen van meldingen die de vertrouwelijkheid ten goede komen. Zie ook mijn beantwoording van uw eerdere vragen (Kamerstuk 2023, Z 08 021).
Verder heb ik op 5 juli 2023 bij de aanbieding van de resultaten van de Commissie van Onderzoek en Advies naar meldingen van vermoeden van misstanden bij de COID aangegeven dat ik verder wil zekerstellen dat de COID zorgvuldig omgaat met gegevens (Kamerstuk 36 200 X, nr. 89). De COID heeft daarom per direct – in afwachting van nieuwe interne regelgeving – de opdracht gekregen de toegang tot onderzoeksgegevens te beperken tot functionarissen die daarbij actief betrokken zijn geweest of nu moeten zijn.
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn eerdere beantwoording van de vragen 10 en 11 van het lid Futselaar (SP) op 17 mei 2023 (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2644). Verder ik in mijn brief van 5 juli 2023 aangegeven vertrouwen te hebben in het functioneren van de COID (Kamerstuk 2023, D 27 235).
Defensie hanteert één integriteitsbeleid dat op alle onderdelen van toepassing is. De MIVD en de KMar bestrijden rechts-extremisme op grond van hun wettelijke bevoegdheden. Zie ook mijn beantwoording van uw schriftelijke vragen met (Kamerstuk 2023, D 27 235. Verder verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 4.
De resultaten van de verrichte onderzoeken zijn in 2019 met de Kamer gedeeld (Kamerstuk 35 000 X, nr. 144). Ik heb op dit moment geen reden om aan deze onderzoeken – en de daaraan verbonden conclusies – te twijfelen. Alle onderzoeksgegevens zijn door de commissie uitvoerig en zorgvuldig bekeken en beoordeeld. Daarnaast is ook van belang dat Defensie niet over informatie beschikt die aanleiding geeft tot een nieuw onderzoek.