Ingediend | 26 juni 2023 |
---|---|
Beantwoord | 9 oktober 2023 (na 105 dagen) |
Indiener | Teun van Dijck (PVV) |
Beantwoord door | Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
Onderwerpen | economie overige economische sectoren |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z11910.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-184.html |
Ja.
Uit de prospectussen blijkt dat ABN AMRO en Nationale Nederlanden (NN) beide op basis van de overeenkomst in principe de mogelijkheid hebben om uit het samenwerkingsverband te stappen als bij de samenwerkingspartner een verandering van zeggenschap plaatsvindt.ABN AMRO en Nationale Nederlanden hebben vorig jaar de samenwerking verlengd tot 2038.
Inmiddels heeft NN ABN AMRO geïnformeerd geen gebruik te zullen maken van de beëindigingsclausule nu het staatsbelang onder de 50% is gekomen. ABN AMRO loopt dus geen schade op.
Uit de prospectussen blijkt dat ABN AMRO en NN beide in principe de mogelijkheid hebben afgesproken om uit het samenwerkingsverband te stappen als bij de samenwerkingspartner een verandering van zeggenschap plaatsvindt. Ik heb van NLFI en ABN AMRO begrepen dat dergelijke afspraken vaak voorkomen bij langlopende overeenkomsten, omdat een nieuwe eigenaar impact kan hebben op de onderlinge samenwerking.
In het prospectus van ABN AMRO is over de gevolgen van een gedwongen overname het volgende opgenomen:
ABN AMRO heeft het volgende aangegeven: zogenoemde change of control-clausules zijn zeer gebruikelijk in joint venture-contracten en de mogelijke impact van de clausule is al enkele jaren in de prospectussen van ABN AMRO opgenomen. Bovendien was de verwachting van ABN AMRO dat NN deze clausule niet zou inroepen. Inmiddels heeft NN aan ABN AMRO bevestigd inderdaad de clausule niet in te roepen. ABN AMRO zag daarom geen noodzaak NLFI hier eerder expliciet op te wijzen.
NLFI was hierdoor niet bekend met de betreffende clausule en heeft mij hier logischerwijs dus ook niet over geïnformeerd. Hoewel ABN AMRO verwachtte dat de clausule niet zou worden ingeroepen, betrof het hier wel een clausule die door de afbouw van het aandelenbelang door de staat kon worden getriggerd en daarom had het in de rede gelegen als ABN AMRO dit voorafgaand aan de beslissing om af te bouwen tot onder de 50% wel onder de aandacht had gebracht. Volledigheidshalve merk ik op dat het niet gebruikelijk is om de Tweede Kamer te informeren over dergelijke operationele aangelegenheden van de onderneming, waarbij de aandeelhouder geen betrokkenheid heeft.
ABN AMRO heeft daarnaast aangegeven dat de bank bekend is met een (beperkt) aantal andere overeenkomsten met een dergelijke clausule. Echter zijn er geen overeenkomsten bekend die in potentie een vergelijkbare impact konden hebben als de ABN AMRO Verzekeringen joint-venture.
Ik heb uw Kamer op 25 september 2023 geïnformeerd dat het staatsbelang daadwerkelijk onder de 50% gedaald is en dat ik de Tweede Kamer nader zal informeren wanneer het verkoopprogramma volledig is afgerond.2
Er is geen sprake van benadeling van ABN AMRO. NN heeft ABN AMRO namelijk geïnformeerd geen gebruik te zullen maken van de beëindigingsclausule nu het staatsbelang onder de 50% is gekomen.
Ook als er wel sprake geweest was van benadeling dan lag het niet in de rede dat de staat hiervoor maatregelen had genomen. De bank is namelijk zelf verantwoordelijk voor haar contractuele afspraken. De aandeelhouder staat hierbij op afstand.
De schriftelijke vragen van het lid Tony van Dijck (PVV) over het bericht «Het bericht dat een onverwachte strop dreigt voor ABN AMRO als de Staat haar aandelen verkoopt» (2023Z11910, ingezonden 26 juni 2023) kunnen niet voor het zomerreces worden beantwoord. Voor de beantwoording van de Kamervragen is nadere afstemming met ABN AMRO en NLFI noodzakelijk/gewenst. Het kabinet streeft ernaar de antwoorden na afloop van het zomerreces aan uw Kamer te sturen.