Ingediend | 14 juni 2023 |
---|---|
Beantwoord | 19 juli 2023 (na 35 dagen) |
Indieners | Renske Leijten , Michiel van Nispen |
Beantwoord door | Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid politie, brandweer en hulpdiensten |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z10812.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-3253.html |
De betreffende politiemedewerker heeft gesolliciteerd op een functie bij de vreemdelingenpolitie. Hij zou deze nieuwe functie gaan bekleden op 1 augustus aanstaande. Inmiddels heeft de politie zijn aanstelling heroverwogen en is tot de conclusie gekomen dat de aanstelling van de desbetreffende politiemedewerker, gezien de context, niet passend is.
Er lopen op dit moment nog twee zaken over dit incident. Ten eerste het hoger beroep van de betrokken politiemedewerker tegen de door de rechter opgelegde boete. De politiemedewerker heeft na het heroverwegen van zijn aanstelling het hoger beroep gestaakt, maar formeel moet nog een zitting plaatsvinden om hem niet-ontvankelijk te verklaren in zijn appel. Ten tweede loopt nog een zaak tegen de arrestanten. Het Openbaar Ministerie (OM) had appel ingesteld tegen de niet-ontvankelijkheidsverklaring van de rechtbank Rotterdam. Inmiddels heeft het Gerechtshof Den Haag geoordeeld dat sprake was van een vormverzuim, een onvolledige verbalisering van het incident, maar dat dit hersteld is door toevoeging van de beelden van het incident aan het dossier2. Het Gerechtshof heeft de zaak daarom terugverwezen naar de rechtbank Rotterdam. De rechtbank zal nog oordelen over deze zaak. Ik kan niet ingaan op individuele zaken die onder de rechter zijn.
De betreffende politiemedewerker is bestraft voor zijn uitlating in december 2020, zowel via een disciplinaire sanctie in de vorm van een schriftelijke waarschuwing als via het strafrecht in de vorm van een boete voor belediging. De politiemedewerker heeft uit eigen beweging gesolliciteerd naar een andere functie. In de sollicitatieprocedure is afgewogen of de politiemedewerker kon voldoen aan de eisen voor de functie – daarbij is ook expliciet gesproken over wat hij geleerd heeft van het incident van december 2020. Op basis hiervan was geconstateerd dat hij op de functie geplaatst kon worden. De politie heeft haar besluit inmiddels heroverwogen en is tot de conclusie gekomen dat de aanstelling van de desbetreffende politiemedewerker gezien de context, niet passend is.
De politie beschikt over een duidelijk handelingskader en een palet aan instrumenten om ongewenst gedrag te normeren en sanctioneren. Bij vermoeden van plichtsverzuim kan een disciplinair onderzoek worden ingesteld, in opdracht van de Korpschef, door de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK).
Plichtsverzuim is het niet nakomen van opgelegde verplichtingen, het overtreden van een voorschrift of het doen of nalaten van iets dat een politieambtenaar in gelijke omstandigheden moet doen of nalaten. Als uit het disciplinair onderzoek blijkt dat er sprake is van verwijtbaar handelen dat kan worden aangemerkt als plichtsverzuim, kan een disciplinaire straf worden opgelegd. De zwaarte van de disciplinaire maatregel wordt bepaald door de aard en de ernst van het plichtsverzuim waarbij alle feiten en omstandigheden worden meegenomen.
De politie heeft de volgende opties voor disciplinaire maatregelen bij plichtsverzuim: een schriftelijke waarschuwing, het inhouden van loon of verlofuren, tot de zwaarste sanctie: ontslag. In het huidige geval heeft het gedrag van de betrokken medewerker geleid tot een disciplinaire sanctie in de vorm van een schriftelijke waarschuwing en een strafrechtelijke sanctie in de vorm van een boete voor belediging.
Op dit moment zie ik geen reden voor specifieke maatregelen binnen het Rotterdamse politiekorps. Zoals ik bij vraag 4 uiteen heb gezet, beschikt de politie over meerdere instrumenten om ongewenst gedrag te normeren en sanctioneren. Daarnaast kan het OM de Rijksrecherche de opdracht geven om onderzoek naar individuele incidenten te laten doen. Het is daarna aan het OM om over te gaan tot vervolging.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden leden Leijten en Van Nispen (beiden SP), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over een agent die veroordeeld is voor racistische belediging en een functie krijgt bij de vreemdelingenpolitie (ingezonden 14 juni 2023) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.