Ingediend | 9 juni 2023 |
---|---|
Beantwoord | 24 augustus 2023 (na 76 dagen) |
Indiener | Eva Akerboom (PvdD) |
Beantwoord door | Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | dieren landbouw |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z10521.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-3425.html |
Ja.
Ja.
Ja.
Het is bekend is dat imidacloprid een krachtig en specifiek werkend insecticide is. Bij een juiste behandeling zoals voorgeschreven in de bijsluiter komt de dosis voor één vlooienbehandeling grotendeels in de hond terecht. Slechts een fractie van de dosis komt dan als residu in het milieu terecht.
Hondenharen met gif kunnen een bron voor blootstelling zijn voor jonge vogels. Het is tot op heden nog niet onomstotelijk aangetoond dat de mezenkuikens daadwerkelijk zijn overleden als gevolg van de aangetroffen stoffen waar zich ook diergeneesmiddelen onder bevonden. Daarom is een onderzoek gestart naar de doodsoorzaak van koolmeeskuikens in verschillende lidstaten. Het Europese geneesmiddelenbureau (EMA) en lidstaten hebben ook vergunninghouders van o.a. vlooienmiddelen geattendeerd op het onderzoek naar dode koolmezen8 en verzocht het signaal mee te nemen in de farmacovigilantie-analyse van hun betreffende diergeneesmiddelen. Dit is een bij wet voorgeschreven analyse (verordening (EU) 2019/6) en heeft als doel schadelijke gevolgen o.a. in het milieu van het gebruik van diergeneesmiddelen te voorkomen. De vergunninghouder is verantwoordelijk voor een adequate analyse en heeft de verplichting relevante signalen mee te nemen in de beoordeling. Daarnaast is het onderzoeksrapport over de koolmezen mede aanleiding geweest voor het schrijven van het «Reflection paper on the environmental risk assessment of ectoparasiticidal veterinary medicinal products used in cats and dogs»9 door het EMA. Dit reflection paper geeft een overzicht van de huidige situatie in de EU met betrekking tot het gebruik van ectoparasitica voor gezelschapsdieren.
De wijze waarop diergeneesmiddelen en gewasbeschermingsmiddelen worden beoordeeld, voordat ze worden goedgekeurd / toegelaten wordt bepaald door respectievelijk Verordening (EU) 2019/6 en Verordening (EG) 1107/2009. Hierbij wordt rekening gehouden met toekomstig gebruik, doseringen e.d. en het verschil in blootstelling aan de omgeving. De blootstelling aan de omgeving is zeer verschillend bij gewasbeschermingsmiddelen en diergeneesmiddelen.
Nee dat klopt niet. Diergeneesmiddelen, waaronder vlooien- en tekenmiddelen voor honden en katten, worden beoordeeld op hun werkzaamheid, veiligheid en kwaliteit. Hierbij hoort ook een milieubeoordeling met een baten/risico afweging. De Europese beoordeling van de risico’s van diergeneesmiddelen voor het milieu is zeer uitgebreid voor middelen die aan groepen dieren in de veehouderij worden toegediend. Voor individuele toepassing zoals middelen voor gezelschapsdieren is er ook een milieubeoordeling vereist, maar deze is beperkter. Als de risico’s te groot zijn wordt een markttoelating geweigerd of worden in de bijsluiter waarschuwingen opgenomen met daarbij instructies voor een zorgvuldige toediening. Voorbeelden hiervan zijn om de plek van toediening 48 uur niet aan te raken of om de hond twee dagen niet te laten zwemmen in open water.
Het reflectionpaper «Reflection paper on the environmental risk assessment of ectoparasiticidal veterinary medicinal products used in cats and dogs» genoemd in vraag 5, geeft een overzicht van de huidige situatie in de EU met betrekking tot het gebruik van ectoparasitica voor gezelschapsdieren. Tevens wordt de huidige aanpak voor milieubeoordelingen van diergeneesmiddelen geanalyseerd en advies gegeven over aanvullende risico-mitigerende maatregelen om de blootstelling van de omgeving aan dergelijke ectoparasitica tegen te gaan. Dit reflection paper is dit jaar in publieke consultatie geweest. Op basis van de input wordt nu een finale versie voorbereid die in juli besproken wordt in het EMA, en na goedkeuring, in het najaar zal worden gepubliceerd. Op basis daarvan zal het EMA een nieuwe strategie voor de aanpak van milieubeoordelingen ontwikkelen. Nederland zal zich krachtig inzetten voor dit onderwerp binnen de EU en tevens nationaal de mogelijkheden inventariseren om een beleidsrichting vast te stellen.
Een huisdier moet behandeld kunnen worden bij een wormen- of vlooieninfectie en bij bijvoorbeeld teken. Dit is niet alleen noodzakelijk voor het borgen van de diergezondheid, maar ook voor het borgen van de volksgezondheid. Deze parasieten kunnen namelijk zelf een risico voor de volksgezondheid zijn, maar ook zoönotische virussen of bacteriën overbrengen. Gebruik van ectoparasitica is dus noodzakelijk in de diergeneeskunde, maar deze moeten wel zorgvuldig en volgens de bijsluiter worden gebruikt. Hiermee worden alle risico verkleinende maatregelen voor de omgeving gevolgd. Het gebruik van ectoparasitica blijft bij gebrek aan goede alternatieven noodzakelijk in de diergeneeskunde.
Wanneer men wacht met het behandelen tot een dier een besmetting oploopt, is het vaak al te laat. Dit geldt met name voor teken, waar de kans op overdracht van ziekteverwekkers groter wordt naarmate de teek langer in de huid zit. Daarom is voor teken preventieve behandeling belangrijk. Men kan door een huisdier regelmatig te kammen en te inspecteren een vlooieninfectie opsporen en het dier vervolgens adequaat behandelen. Echter geldt hier ook dat de eigenaar van huisdieren soms te laat is en de besmetting al zodanig is ontwikkeld dat deze lastiger te bestrijden wordt. Er zijn echter wel risicoperioden aan te wijzen waar de kans op vlooienbesmetting groter is. Daarnaast kan de kans op besmetting per dier en situatie verschillen. De dierenarts heeft een belangrijke rol van het informeren van gezelschapsdiereigenaren en voorschrijven van de diergeneesmiddelen. Dit informeren gebeurt op basis van de richtlijnen van het ESCCAP (European Scientific Counsel Companion Animal Parasites)10.
Teken kunnen inderdaad met de hand verwijderd worden, wanneer ze worden gevonden. Helaas is dat laatste niet altijd makkelijk of zelfs mogelijk. Sommige honden- of kattenrassen hebben bijvoorbeeld een dikke, dubbele vacht, waardoor het niet lukt teken te vinden. Daarnaast zijn sommige teken zo klein dat ze bijna niet zichtbaar zijn met het blote oog. Regelmatige controles zijn belangrijk zoals beschreven in de richtlijnen van het ESCCAP, maar behandeling met diergeneesmiddelen blijft in bepaalde situaties nodig.
Goede hygiëne kan de infectiedruk in huis verminderen zoals vermeld door het RIVM11, maar besmetting kan hierdoor niet worden voorkomen. Huisdieren lopen vaak buitenshuis teken en vlooien op, wanneer ze bijvoorbeeld in aanraking komen met andere dieren of door hoog gras of struikgewas lopen. Wat betreft natuurlijke middelen is er weinig tot geen bewijs dat deze middelen voldoende werken. Daarom zie ik momenteel onvoldoende reden om extra maatregelen te nemen.
Door het lid Akerboom (PvdD) zijn Kamervragen gesteld over de effecten van bepaalde stoffen op de natuur (ingezonden 9 juni 2023, met kenmerk 2023Z10521). Hierbij deel ik u mede dat de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord. De benodigde afstemming met het Bureau Diergeneesmiddelen van Het agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen en het Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden vergt helaas meer tijd. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.