Ingediend | 6 juni 2023 |
---|---|
Beantwoord | 12 juli 2023 (na 36 dagen) |
Indiener | Pepijn van Houwelingen (FVD) |
Beantwoord door | Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
Onderwerpen | sociale zekerheid ziekte en arbeidsongeschiktheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z10096.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-3230.html |
Het is op dit moment niet bekend hoeveel zelfstandigen in de bijstand zitten. Dit heeft ermee te maken dat het voor de bijstand niet relevant is of je hebt gewerkt als zelfstandige en of je arbeidsongeschikt bent. Dit wordt daarom ook niet door gemeenten geregistreerd. Hierdoor is het op dit moment ook niet mogelijk om deze gegevens te delen en trends weer te geven. In de komende maanden ga ik, samen met het CBS, kijken of we in kaart kunnen brengen hoeveel zelfstandigen of voormalige zelfstandigen op dit moment en in het verleden een beroep hebben gedaan op de bijstand.
Het kan zo zijn dat er een groep zelfstandigen is die op dit moment al klachten hebben en blijven doorwerken. Een deel van hen zal in de toekomst mogelijk recht krijgen op een uitkering, mits zij aan de voorwaarden voor een uitkering voldoen. Het is hierdoor niet uitgesloten dat in de eerste jaren na inwerkingtreding van de publieke verzekering de instroom relatief hoog is vergeleken met de jaren daarna. Dit effect wordt meegenomen bij de verdere uitwerking van de publieke verzekering.
Het klopt dat in de eerdere beslisnota waarnaar de vraagsteller verwijst, werd gesproken over een langere wachttijd. Een langere wachttijd heeft voor- en nadelen. Bij een langere wachttijd is meer ruimte voor maatwerk, de AOV-premie is naar schatting ca. 1%-punt lager en het verzekerd inkomen is vaker definitief vastgesteld. Ook kost het minder capaciteit van UWV. Daar staat tegenover dat bij een langere wachttijd de periode om zelf te overbruggen bij ziekte ook langer wordt. Immers, zelfstandigen kunnen, anders dan werknemers, gedurende de wachttijd niet terugvallen op loondoorbetaling of een Ziektewetuitkering. Niet elke zelfstandige heeft de mogelijkheid om zelf twee jaar ziekte te overbruggen, zonder op de bijstand aangewezen te zijn.
In overleg met sociale partners hebben we deze argumenten doorgenomen, zijn we tot een andere weging gekomen, en heeft het kabinet gekozen voor een wachttijd van één jaar.1
Een wachttijd van één jaar geeft een balans tussen enerzijds eigen verantwoordelijkheid om de eerste periode van ziekte te overbruggen, bijvoorbeeld met een eigen buffer of via een broodfonds, en anderzijds inkomensbescherming bij langdurige arbeidsongeschiktheid.
Er wordt op dit moment gewerkt aan een opt-out. Mijn intentie is om dit mogelijk te maken, mits dat betaalbaar, uitlegbaar en uitvoerbaar kan en tijdig kan worden ingevoerd. Voorwaarde is dat zelfstandigen alleen gebruik kunnen maken van een opt-out, indien zij op de private markt ten minste gelijke dekking krijgen en ten minste gelijke premie betalen, als voor de publieke verzekering geldt.
Voor de opt-out is het in ieder geval belangrijk dat de verzekering voldoende en langdurige bescherming moet bieden tegen inkomensverlies door arbeidsongeschiktheid. We zijn in overleg met UWV, de Belastingdienst en verzekeraars over hoe we dit precies gaan vormgeven. Dit is in ieder geval wezenlijk anders dan een voorziening die slechts een beperkte, tijdelijke uitkering biedt. Het is echter niet zo dat een opt-out verzekering per definitie een uitkeringsduur van dertig jaar moet hebben, maar wel serieus langjarig. Dit kan in feite inderdaad ook korter zijn voor individuele gevallen, afhankelijk van de leeftijd van de zelfstandige. Maar de verzekering als geheel moet in staat zijn om langjarig verplichtingen te dragen. Hiermee zal rekening worden gehouden in de verdere uitwerking van de wetgeving.
Het gaat om een stabiliteitsbijdrage, waarmee we de publieke verzekering stabiel en betaalbaar houden, ook als zelfstandigen uit de publieke verzekering stappen en zich privaat verzekeren (middels opt-out). Het onderzoek naar de verwachte gedrags- en premie-effecten van een opt-out loopt nog. Hoe hoog de stabiliteitsbijdrage moet zijn om de publieke verzekering stabiel en betaalbaar te houden, hangt af van de uitkomsten van dit onderzoek. Dit onderzoek wordt afgerond voordat het wetsvoorstel in internetconsultatie wordt gebracht.
Hierbij deel ik u mede dat de beantwoording van de Kamervragen van het lid Van Houwelingen (FvD) over «de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor ZZP’ers» niet binnen de gestelde termijn van drie weken mogelijk is. De benodigde afstemming voor de beantwoording vergt meer tijd. Ik zal de beantwoording zo spoedig mogelijk aan uw Kamer doen toekomen.