Ingediend | 31 mei 2023 |
---|---|
Beantwoord | 4 juli 2023 (na 34 dagen) |
Indiener | Alexander Hammelburg (D66) |
Beantwoord door | Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z09656.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-3103.html |
Het kabinet deelt uw zorgen omtrent het invoeren van de anti-lhbtiq+ wet in Oeganda. Bij het bepalen van onze reactie op deze zorgelijke ontwikkelingen in Oeganda trekken we op met de EU en gelijkgezinde landen. Onder het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid (GBVB) heeft de EU meerdere instrumenten tot haar beschikking, waar het instellen van persoonsgerichte sancties er één van is. Nederland kan geen nationale sancties instellen in dezen. Nationale sancties zijn enkel mogelijk indien deze voortvloeien uit een internationale verplichting, zoals VN- of EU-sancties.
De discussie over eventuele EU-sancties wordt momenteel gevoerd in Brussel. Bij het al dan niet instellen van (persoonsgerichte) sancties spelen diverse overwegingen die gewogen moeten worden. In dit verband zal de effectiviteit van ons optreden voorop moeten staan. Het overgaan tot sancties moet daarom zorgvuldig worden afgewogen, in samenspraak met gelijkgezinde landen en vooral ook de lhbtqi+-gemeenschap in Oeganda. De effectiviteit van (persoonsgerichte) sancties en eventuele (ongewenste) neveneffecten worden daarin meegewogen.
Het baart het kabinet grote zorgen dat er in verschillende landen in Afrika, maar ook daarbuiten, negatieve maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van anti-lhbtiq+ wetgeving plaatsvinden. Ik heb in het wetgevingsoverleg op 15 juni jl. aangegeven er geen voorstander van te zijn de handelsbevorderingsinstrumenten stop te zetten. Dat zou niet in lijn zijn met de Afrikastrategie, waarin we evenwichtige en gelijkwaardige relaties nastreven en inzetten op gemeenschappelijke belangen en waarden.
Het stopzetten van instrumenten voor het Nederlandse bedrijfsleven en Oegandese private sector ontwikkeling vindt het kabinet niet wenselijk, omdat de mogelijkheden om in Oeganda samen te werken aan economische ontwikkeling en lokale impact daarmee ernstig zouden worden bemoeilijkt. Een dergelijke stap benadeelt juist de lokale bevolking, zoals de Oegandese boeren, die werken aan voedselzekerheid, evenals de bijdrage van het Nederlandse MKB en hun Oegandese partners aan werkgelegenheid.
Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) is een belangrijk onderdeel van handelsbevordering. Ondernemers worden via de RVO en de ambassade, indien zij zich bij hen melden, gewezen op het belang van IMVO en eventuele specifieke risico’s. De informatievoorziening via de website van de RVO wordt regelmatig geactualiseerd. Op dit moment wordt daarbij prioriteit gegeven aan IMVO-informatie voor ondernemers, met specifieke aandacht voor landen waarin de risico’s groter zijn. Inmiddels is de informatie op de landenpagina van RVO over Oeganda geactualiseerd.
Ja. Nederland staat in nauw contact met Oegandese en internationale organisaties die opkomen voor mensenrechten in Oeganda. De bescherming van mensenrechtenverdedigers, waaronder lhbtiq+-organisaties, blijven we daarnaast actief steunen. Met dat doel zorgen we, in overleg met andere gelijkgezinde partners, indien nodig voor additionele (financiële) steun aan organisaties die lhbtiq+-personen bescherming en opvang bieden. Hierbij is de behoefte van de lokale lhbtiq+-gemeenschap leidend.
Ja, het risico op een backlash wordt meegenomen in de strategische en integrale afwegingen en bij besluiten wordt erop ingezet risico’s voor de lhbtiq+ gemeenschap en andere kwetsbare groepen te minimaliseren. Daarbij wegen de wensen en behoeften van de lokale lhbtiq+ gemeenschap zwaar mee.
Bewustzijn over culturele en lokale opvattingen is hierbij tevens van belang. Daarom is het belangrijk dat deze in de aanpak rondom de mensenrechten van lhbtiq+-personen worden meegewogen, en op basis daarvan handelingsopties en de meest effectieve aanpak – en het bijpassende narratief – gekozen worden, altijd in samenspraak met desbetreffende lokale lhbtiq+-organisaties.
De Equal Rights Coalition heeft de situatie in Oeganda het afgelopen jaar nauwgezet gevolgd. Nederland heeft als covoorzitter van de internationale diplomatie werkgroep van de coalitie gezorgd dat Oegandese lhbtiq+-organisaties de werkgroep regelmatig van informatie voorzagen om diplomatieke besluitvorming en gezamenlijke actie te ondersteunen. Op basis hiervan is onder andere een brief namens de Equal Rights Coalition gestuurd aan de Oegandese president Museveni, afgeleverd in Kampala door de ERC-covoorzitters Duitsland en Mexico, met de oproep om het wetsvoorstel niet te bekrachtigen gezien de internationale mensenrechtenverplichtingen van Oeganda en de diplomatieke, humanitaire, gezondheids-, investerings- en economische gevolgen indien de wet bekrachtigd zou worden. De brief is door 32 ERC-landen getekend. Ook heeft Nederland zich ingezet voor een gezamenlijke ERC-verklaring op het moment dat de wet bekrachtigd werd. Deze verklaring1 is door 32 landen getekend en tevens door de Minister van Buitenlandse Zaken gedeeld op sociale media.2 Oeganda zal op de agenda van de ERC blijven staan zodat landen en maatschappelijke organisaties gezamenlijk kunnen bepalen hoe de lokale lhbtiq+-gemeenschap het beste ondersteund kan worden nu de wet getekend is.
Deze vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord met inachtneming van zorgvuldigheid.