Ingediend | 4 mei 2023 |
---|---|
Beantwoord | 14 juni 2023 (na 41 dagen) |
Indiener | Wybren van Haga (BVNL) |
Beantwoord door | Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z07889.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-2907.html |
Ik ben bekend met de artikelen waarnaar wordt verwezen.
Alle in Nederland gevestigde buitenlandse diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen dienen de Nederlandse wet- en regelgeving, inclusief de dwingende bepalingen van het Nederlandse arbeidsrecht, te respecteren. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken wijst geregeld op deze plicht, zoals deze in artikel 41 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer («Wenen diplomatiek») is vastgelegd. Op een paar uitzonderingen na,5 is een Nederlandse rechter gemachtigd om uitspraken te doen volgens het Nederlandse arbeidsrecht over zaken die lokaal personeel van buitenlandse ambassades in Nederland aangaan. In verreweg de meeste gevallen wordt het Nederlandse arbeidsrecht door de vreemde staat gerespecteerd. Er zijn helaas uitzonderingen waarbij vreemde staten deze rechterlijke uitspraken niet opvolgen, hetgeen ik betreur.
De Nederlandse staat is zelf geen partij bij arbeidsgeschillen tussen lokale werknemers en buitenlandse ambassades in Nederland. Dat neemt niet weg dat het ministerie het belangrijk vindt dat uitspraken van de Nederlandse rechter worden nageleefd.
Door de gesprekken die het ministerie voert met advocaten en gedupeerden ben ik mij terdege bewust van de gevolgen die belemmeringen bij de afwikkeling van arbeidsgeschillen hebben op betrokkenen, bijvoorbeeld op financieel en persoonlijk vlak. Het ministerie neemt de ontvangen klachten over arbeidsgeschillen en niet-naleving van arbeidsrechtelijke uitspraken dan ook heel serieus en vraagt daarom altijd aandacht voor deze zaken bij de autoriteiten van de betrokken landen. Het ministerie zet zich actief in om ambassades te bewegen het vonnis na te leven. Op 23 december 2022 heb ik de Kamer hierover per brief geïnformeerd.6
Mijn ministerie onderneemt in deze arbeidsrechtelijke gevallen waarin niet wordt voldaan aan de vonnissen actie door het inzetten van diplomatieke contacten om te bemiddelen op een wijze die het meest passend is in de specifieke zaak.
Het ministerie vindt het belangrijk om de kennis van het Nederlandse arbeidsrecht te bevorderen. Aan alle ambassades is daarom een diplomatieke nota gestuurd om hen te wijzen op het belang van het respecteren van de Nederlandse wet- en regelgeving. Daarnaast organiseerde mijn ministerie in april 2023 samen met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) een informatiebijeenkomst voor ambassades over goed werkgeverschap. In deze bijeenkomst zijn de ambassades geïnformeerd over de relevante Nederlandse arbeidswet- en regelgeving en werden vragen over de praktijk beantwoord. In het najaar zal opnieuw een bijeenkomst worden georganiseerd over een thema met betrekking tot het Nederlandse arbeidsrecht.
Zoals aangegeven is de Nederlandse staat zelf geen partij bij arbeidsgeschillen tussen lokale werknemers en buitenlandse ambassades in Nederland. In de Kamerbrief is toegelicht dat Nederland slechts een bemiddelende rol kan spelen in de zaken tussen gedupeerden en de autoriteiten van de zendstaten. Dat neemt niet weg dat Nederland het belangrijk vindt dat uitspraken van de rechter worden nageleefd. Het ministerie is zich bewust van de gevolgen die deze geschillen hebben voor gedupeerden en betreurt het uitblijven van de naleving van de vonnissen. Ter bevordering van de naleving van nationale vonnissen voert het ministerie herhaaldelijk gesprekken met ambassadeurs en andere vertegenwoordigers van de zendstaat. Tijdens deze gesprekken wordt de ernst van de zaken en niet-naleving duidelijk gemaakt en wordt gewezen op het belang van het naleven van de Nederlandse wet en rechterlijke uitspraken. Ook bestaat de mogelijkheid om zendstaten formeel aan te schrijven. Indien opportuun, spreekt Nederland ook het Ministerie van Buitenlandse Zaken in het desbetreffende land formeel aan en wordt bekeken welke internationale rechtsmiddelen er in relatie tot een land beschikbaar zijn om naleving van Wenen diplomatiek te bevorderen.
Ik merk op dat de nationale rechtsmiddelen door gedupeerden nog verder kunnen worden uitgeput door waar mogelijk beslag te laten leggen op vermogensbestanddelen van de zendstaat met een commerciële bestemming om zo te komen tot tenuitvoerlegging van de nationale uitspraak.