Ingediend | 1 mei 2023 |
---|---|
Beantwoord | 29 juni 2023 (na 59 dagen) |
Indiener | Wybren van Haga (BVNL) |
Beantwoord door | Kuipers |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z07772.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-3059.html |
Ja.
De maatregelen ter bestrijding van COVID-19 waren gedurende de coronacrisis noodzakelijk om besmettingen met het virus tegen te gaan en om de zorg voor iedereen toegankelijk te houden. De conclusies van beide artikelen dat de coronacrisis en de coronamaatregelen die wereldwijd door overheden zijn genomen als katalysator hebben gediend voor het (verder) verslechteren van gezondheidssystemen in veel landen, waaronder Nederland, deel ik niet.
Het aangehaalde artikel van de hand van mevrouw Carla Peeters op de website van de Brownstone Institute biedt geen bronverwijzing voor de door haar geponeerde stellingen.
Op basis van het World Health Statistics 2023 rapport van de WHO (19 mei 2023)3 kan worden gesteld dat de twee decennia voorafgaand aan de COVID-19-pandemie de wereld een bijzondere vooruitgang geboekt heeft op het gebied van gezondheid. Van 2000 tot 2019 is de wereldwijde levensverwachting gestegen van 67 jaar naar 73 jaar, voornamelijk als gevolg van de daling van de kinder- en moedersterfte en de daling van de incidentie en sterfte door veel infectieziekten. Uitbreiding van de toegang tot gezondheidszorg en aanverwante diensten, waaronder verbeteringen in de preventie en behandeling van niet-overdraagbare ziekten, was ook een belangrijke factor.
Factoren die gerelateerd zijn aan chronische vermoeidheid, depressie, angst en burn-out klachten zijn veelzijdig en complex. Voor zover mij bekend is er één wetenschappelijke studie gedaan over dit onderwerp. Het project «Implicaties van de coronacrisis op het welzijn van het zorgpersoneel» van de Rijksuniversiteit Groningen (gesubsidieerd door ZonMw) onderzocht de korte- en langetermijneffecten van de coronacrisis op het psychosociale en emotionele welzijn van ziekenhuismedewerkers in de periode tussen 2020 en 2022. De onderzoekers concluderen dat de coronacrisis in 2020 een heftige emotionele en psychologische impact had op de ziekenhuismedewerkers in het onderzochte ziekenhuis. Ook de lange termijnimpact blijkt groot. Medewerkers die aan het begin van de crisis veel stress ervaarden, zijn in 2022 vaker ziek en van baan gewisseld.4
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Zie mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van december jl.5 en januari jl.6 en op de schriftelijke vragen van het lid Van Houwelingen van december jl.7.
De maatregelen om corona tegen te gaan, hebben veel gevraagd van de samenleving. Daarom heeft het kabinet ook het economisch coronasteun- en herstelpakket ontworpen.8 Onderdeel van dit steunpakket was de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW), die tot doel had banen te behouden. Werkgevers konden met behulp van deze regeling hun werknemers blijven doorbetalen. Daarnaast heeft het kabinet het aanvullend sociaal pakket ingezet om (kwetsbare) mensen verder te helpen, bijvoorbeeld met behulp van begeleiding naar nieuw of ander werk via de Regionale Mobiliteitsteams (RMT’s) en de intensivering van de armoede en schuldenaanpak. Hierdoor zijn er tijdens de crisis relatief weinig banen verloren gegaan. Werkgevers konden hiermee hun personeel doorbetalen en mensen in dienst houden.
In het algemeen geldt dat Nederland hierdoor relatief goed uit de coronacrisis is gekomen. Op dit moment bedraagt de werkloosheid onder mannen gemiddeld 3,7% en 4,0% onder vrouwen (1e kwartaal 2023). Bij aanvang van de coronacrisis (4e kwartaal 2019) bedroeg dat 4,1% onder mannen en 4,4% onder vrouwen (zie antwoord op vraag 15, 16 en 18 voor nadere toelichting op dit punt).
Uitstroom van zorgpersoneel is gerelateerd aan verschillende factoren. Uit onderzoek van PFZW onder mensen die in 2021 een baan in de zorg verlieten, kwam naar voren dat 77% van de respondenten zelf hun baan hadden opgezegd, bij 13% had de werkgever het werkverband beëindigd en bij 11% was er een andere reden. Een groot deel van degenen die een baan verlaten, blijft wel in de sector werken. In 2021 waren de meest genoemde redenen om een baan op te zeggen het management/de organisatie, de inhoud van het werk en de hoge werkdruk. PFZW heeft in hun onderzoek ook in kaart gebracht in hoeverre COVID-19 een rol heeft gespeeld bij degenen die hun baan opzegden. Bij 83% was dat niet het geval, bij 12% een beetje een reden, bij 4% een belangrijke reden en bij 1% was COVID-19 de enige reden. Daar waar COVID-19 meespeelde, speelden vooral een andere werksfeer door COVID-19 en de hoge werkdruk door COVID-19 mee. Hoeveel mensen uit deze groep niet alleen hun baan opzegden maar ook de sector hebben verlaten, is niet bekend. Daar waar het dienstverband door de werkgever werd beëindigd, speelde bij 76% corona geen rol, was COVID-19 bij 11% een beetje een reden, bij 8% een belangrijke reden en bij 5% de enige reden.9
COVID-19 heeft dus bij een deel van de vertrekkers voor een deel meegespeeld. In hoeverre daarbij de coronamaatregelen een rol speelden is niet op te maken uit dit onderzoek.
Het project «Implicaties van de coronacrisis op het welzijn van het zorgpersoneel» van de Rijksuniversiteit Groningen onderzocht de korte- en langetermijneffecten van de coronacrisis op het psychosociale en emotionele welzijn van ziekenhuismedewerkers in de periode tussen 2020 en 2022. De onderzoekers concluderen dat de coronacrisis in 2020 een heftige emotionele en psychologische impact had op de ziekenhuismedewerkers in het onderzochte ziekenhuis. Ook de lange termijnimpact blijkt groot. Medewerkers die aan het begin van de crisis veel stress ervaarden, zijn in 2022 vaker ziek en van baan gewisseld.10 Dit project is gesubsidieerd door ZonMw.
Ik hecht eraan op te merken dat deze studie binnen de Verenigde Staten is uitgevoerd en niet binnen Nederland. Deze omstandigheden zijn onvergelijkbaar gezien de nationale context, arbeidsmarkt en genomen maatregelen ter bestrijding van COVID-19. Ik kan daarom niet ingaan op de vraag welke gevolgen dit onderzoek heeft voor de Nederlandse arbeidsmarkt.
In Nederland hebben werkenden steeds vaker burn-outklachten. Uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden van het TNO en CBS volgt dat in 2019 17% van de werknemers burn-outklachten ervaren.11 In 2022 is dit gestegen naar 20%. Burn-outklachten kwamen meer voor bij vrouwelijke werknemers.12 Dit was 21,9% tegen 18,3% onder mannelijke werknemers. In 2019 kwamen burn-outklachten voor onder 18,2% van de vrouwelijke werknemers en 16% van de mannelijke werknemers. Uit onderzoek volgt dat burn-outklachten vaak brede oorzaken hebben. Bij burn-outklachten kunnen oorzaken liggen in werk, in de persoonlijke en sociale situatie van mensen en in de maatschappij.13
Daarom is de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) samen met collegaministers, sociale partners, kennisinstituten, Arbo professionals en branche- en beroepsorganisaties de «Brede Maatschappelijke Samenwerking burn-outklachten (BMS)» gestart, om samen de vele oorzaken die een rol spelen bij burn-outklachten aan te pakken. Met een breed pakket aan maatregelen wordt met de BMS vooral ingezet op een preventieve aanpak van burn-outklachten; het verbinden, versterken en ontwikkelen van goede initiatieven; en het bespreekbaar maken van burn-outklachten.14
Zoals ook aangegeven in antwoorden op eerdere vragen15 over sekseverschillen in geneesmiddelonderzoek, werden de (bij-)effecten van coronavaccins op zowel vrouwen als mannen onderzocht in de klinische studies voorafgaand aan de goedkeuring.
Bijwerkingencentrum Lareb heeft onderzoek gedaan naar het verschil in kans op bijwerkingen tussen mannen en vrouwen en hier in februari jl. 2023 een nieuwsbericht over gepubliceerd., 16, 17 Uit dit onderzoek blijkt dat vrouwen ongeveer een twee keer hogere kans hebben op de bijwerkingen, zoals misselijkheid en ontsteking op de injectieplaats na coronavaccinatie in vergelijking met mannen. Dit verschil was het grootst na de eerste prik. Het gaat dus om bijwerkingen, die reeds bekend zijn en mild van aard.
Zie mijn antwoorden op vraag 4 en vraag 7.
De gedane veronderstelling dat meer vrouwelijke werknemers gaan uitvallen door het coronabeleid onderschrijf ik niet. Zie mijn antwoord op vraag 4 en vraag 7.
Deze vraag bouwt voort op een veronderstelling die, zie mijn antwoord op vraag 2, niet door mij wordt onderschreven.
Ik ben in de op 7 oktober jl. gegeven antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga reeds ingegaan op de veiligheid van het «stapelen» van vaccinaties. Ik beschouw deze vraag daarmee als beantwoord.18
De coronacrisis heeft een ongekende weerslag gehad op onze samenleving en instituties en deed een groot beroep op onze saamhorigheid en solidariteit. Het was een crisis die veel vroeg van werkenden, ondernemers en burgers. Mede hierom riep het kabinet het economisch herstel- en steunpakket in het leven; met als doel ondernemers en werkenden te ondersteunen. Het steunbeleid voorkwam een sterke stijging van de werkloosheid en heeft bedrijven overeind gehouden. Wel bleken sommige groepen extra kwetsbaar voor de gevolgen van de coronacrisis, zoals bijvoorbeeld jongeren, arbeidsmigranten, statushouders en sekswerkers.19
Zie antwoord vraag 15.
Er is mij geen wetenschappelijk onderzoek en/of data bekend dat hierop wijst in Nederland. Wel voert dit kabinet een actief emancipatiebeleid, onder andere via de Emancipatienota20, en wordt stevig ingezet op kansengelijkheid in den brede. Ook heeft het kabinet ten tijde van de coronacrisis extra middelen ter beschikking gesteld voor een intensivering van de armoede- en schuldenaanpak21 en zet dit kabinet stevig in op de aanpak van armoede via de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden.22
Zie mijn antwoord op vraag 15 en 16.
Vrouwen en hun participatie en welzijn zijn – net als het welzijn en de werkomstandigheden van elke werkende, mantelzorger, en vrijwilliger – inderdaad van cruciaal belang voor de maatschappij en voor de arbeidsmarkt. Daarnaast is het belang van zowel zorg als onderwijs telkens expliciet en uitvoerig meegenomen in de afweging voor maatregelen die zijn getroffen tijdens de COVID-19-pandemie. De strategie van het kabinet bestaat uit twee nevengeschikte doelen; de toegankelijkheid van de zorg voor iedereen en de sociaalmaatschappelijke en economische vitaliteit en continuïteit. In deze doelen komt het welzijn van alle werknemers, patiënten, scholieren en studenten duidelijk terug als onderdeel van de gemaakte belangenafweging. Het is correct dat in deze sectoren meer vrouwen dan mannen werken23, maar de onderzoeken waarnaar u verwijst tonen niet aan dat vrouwen in Nederland en in de genoemde sectoren onevenredig hebben geleden onder de maatregelen. Ik wil niet ontkennen dat bepaalde burgers meer te maken hebben gehad met de gevolgen van COVID-19 en de impact van de maatregelen, maar ik deel de conclusie van het lid Van Haga op basis van deze informatie niet.
Ik hecht er waarde aan dat diegenen die gebruik maken van zorg vertrouwen kunnen hebben in toegankelijke en kwalitatief goede passende zorg. Om zorg toekomstbestendig te houden, moeten we zorg anders organiseren: domeinoverstijgend, integraal en dichtbij de mens die zorg nodig heeft. Technologische en digitale innovatie kan daarbij behulpzaam zijn. We moeten de zorg ook meer organiseren in samenspraak met diegenen die zorg nodig hebben. Dat komt de zorg ten goede en ondersteunt ook het vertrouwen dat mensen hebben in de zorg. In het Integraal Zorgakkoord (IZA) en in het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO) wordt ook op meerdere plekken aangegeven dat burgers en patiënten meer moeten worden betrokken.
Binnen het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en welzijn (TAZ) zetten we vol in op goed werkgeverschap. Ik kijk hierbij primair naar werkgevers. Zij zijn verantwoordelijk voor goed personeelsbeleid, ik ondersteun en faciliteer hen hierbij waar nodig. Het Programma TAZ focust op de volgende vijf thema’s als onderdeel van goed werkgeverschap:
Ik deel uw stelling niet dat ik de keuze gemaakt zou hebben om de zorg te distantiëren van de maatschappij. Zie de beantwoording van vraag 20.
De vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) over de gevolgen van de coronacrisis- en maatregelen op het gezondheidsstelsel (2023Z07772) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat afstemming ten behoeve van de beantwoording meer tijd vergt. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.