Ingediend | 12 april 2023 |
---|---|
Beantwoord | 21 juni 2023 (na 70 dagen) |
Indiener | Farid Azarkan (DENK) |
Beantwoord door | Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
Onderwerpen | burgerlijk recht recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z06504.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-2968.html |
Ja.
Mij hebben verschillende signalen bereikt dat burgers discriminatie ervaren naar aanleiding van de detectie van witwassen, financieren van terrorisme en fraude door banken. Ik ben daarvan geschrokken. Dit moet zeer vervelend en frustrerend zijn voor de betrokkenen en ik neem deze signalen dan ook zeer serieus. Discriminatie op grond van religie – of op andere gronden – is onacceptabel. Om naar aanleiding van de signalen meer duidelijkheid te krijgen, wil ik de aanwezigheid van discriminerende elementen in de aanpak van witwassen, financieren van terrorisme en fraude onderzoeken. Ik ben momenteel met de NVB, DNB, AFM, NCDR en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in gesprek hoe dit het beste vorm kan worden gegeven. DNB heeft mij laten weten dat zij gaat onderzoeken of banken voldoende beheersmaatregelen nemen om discriminatie zoveel mogelijk te voorkomen. Ik zal uw Kamer hier nader over informeren in de najaarsrapportage van de beleidsagenda aanpak van witwassen.
Regiobank heeft desgevraagd aangegeven geen toelichting te kunnen geven op individuele gevallen. In het algemeen geeft Regiobank aan dat het weigeren van religieuze instellingen geen onderdeel uitmaakt van haar beleid.
Ik licht allereerst de basis van de werkwijze van banken toe. Banken dienen op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) cliëntonderzoek te verrichten, de transacties van hun cliënten te monitoren, risico’s te mitigeren en ongebruikelijke transacties te melden bij de FIU-Nederland. Dit dienen zij risicogebaseerd te doen. Dat betekent dat het onderzoek en eventuele maatregelen die de bank treft bij grotere risico’s zwaarder dienen te zijn dan bij lagere risico’s. Het kan zo zijn dat een bank aanvullende vragen stelt aan een cliënt. Dit kan verschillende redenen hebben. Mogelijk mist de bank bepaalde informatie om vast te stellen of een cliënt een hoog of laag risico op witwassen of terrorismefinanciering met zich mee brengt. Ook kan het zo zijn dat een cliënt een transactie uitvoert die ongebruikelijk lijkt voor die specifieke cliënt. Ook voor aanvullende vragen is de risicogebaseerde benadering het uitgangspunt.
Met het oog op het bovenstaande, zou het niet getuigen van een risicogebaseerde benadering als een bank enkel naar aanleiding van een bepaalde achternaam, voornaam of bestelling van een boek aanvullende vragen zou stellen. Dat neemt vanzelfsprekend niet weg dat er sprake kan zijn van andere omstandigheden die aanvullende vragen in dergelijke gevallen rechtvaardigen.
Het kan zo zijn dat een bank in het kader van mitigeren van risico’s (zie ook de toelichting onder vraag 4) het nodig vindt om in een specifiek geval te vragen naar de herkomst van de middelen. Wederom is ook hier de risicogebaseerde benadering het uitgangspunt. Dergelijke vragen kunnen ook bij relatief kleine bedragen gesteld worden. Bij witwassen en financiering van terrorisme2 is «smurfen»3 een bekende methode van criminelen om te proberen te ontkomen aan de detectie van banken.4 Dit betekent nadrukkelijk niet dat banken alle cliënten moeten bevragen over de herkomst van alle kleine overboekingen. Dit betekent – in lijn met de risicogebaseerde benadering – wel dat als de risicoanalyse van de bank daar aanleiding toe geeft, het mogelijk is dat een bank het noodzakelijk vindt om aanvullende vragen te stellen over de herkomst van relatief beperkte bedragen.
Overigens zijn banken verplicht bij transacties die gerelateerd zijn aan staten die zijn aangewezen als staten met een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme, op grond van artikel 9 van de Wwft, informatie te verzamelen over de herkomst van het vermogen van de cliënt.5
Uiteraard is discriminatie absoluut niet de bedoeling of gedachte achter de Wwft. De signalen die ik heb ontvangen zien vooralsnog op de uitvoering. Daarom vind ik het als eerste stap, zoals toegelicht onder vraag 2, belangrijk om te onderzoeken of de uitvoering van deze wetgeving discriminatoire gevolgen heeft en zo ja, waar dat aan ligt. Als ik de resultaten daarvan heb, dan kan ik conclusies trekken over wat er verder moet gebeuren. Mocht uit dit onderzoek blijken dat de wet- en regelgeving ten grondslag ligt aan discriminatie bij de uitvoering ervan, dan is dit vanzelfsprekend aanleiding om te bezien hoe dit opgelost kan worden.
Ik heb geen signalen ontvangen dat banken bij het melden van ongebruikelijke transacties het wettelijk kader van de Wwft te breed uitleggen. Banken zijn verplicht een ongebruikelijke transactie te melden aan de FIU-Nederland.6 Of een transactie ongebruikelijk is, bepaalt een instelling aan de hand van indicatoren uit de bijlage bij het Uitvoeringsbesluit Wwft. Hierin is een lijst met objectieve indicatoren opgenomen. Het gaat hierbij om transacties boven een bepaalde drempelwaarde. Daarnaast geldt ook een subjectieve indicator om ongebruikelijke transacties vast te stellen: een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. Voor de subjectieve indicator geldt geen drempelwaarde. Voldoet een transactie aan één of meerdere indicatoren, dan dient de bank de transactie te melden bij de FIU-Nederland.
Het stellen van aanvullende vragen is geen verplichting uit de Wwft en er zijn geen indicatoren geformuleerd in de wet- en regelgeving voor het stellen van aanvullende vragen. Banken stellen aanvullende vragen in het kader van het cliëntonderzoek, zodat ze een risico-inschatting kunnen maken, indien nodig mitigerende maatregelen kunnen treffen en ongebruikelijke transacties kunnen melden. Banken bepalen zodoende zelf wanneer ze het nodig vinden om aanvullende vragen te stellen.
Zie antwoord vraag 7.
Zie antwoord vraag 7.
Sanctielijsten zijn onder meer opgenomen in sanctieverordeningen van de Europese Unie. Die sancties hebben betrekking op onder meer internationale veiligheid, mensenrechten en de naleving van het internationaal recht. Zo zijn er bijvoorbeeld EU-sancties (bevriezingsmaatregelen en andere beperkingen) ingesteld tegen personen en entiteiten betrokken bij terrorisme of de Russische invasie van Oekraïne; zij zijn opgenomen in sanctielijsten bij die verordeningen. Daarnaast is er een nationale sanctielijst terrorisme. 7 In die sanctielijst zijn personen en entiteiten vermeld ten aanzien waarvan bevriezingsmaatregelen gelden op grond van nationale (Nederlandse) regelgeving.
Iedereen moet zich houden aan sancties. Specifiek voor financiële instellingen en trustkantoren geldt op grond van de Sanctiewet 1977 dat zij verplicht zijn om te controleren of een betrokkene bij een transactie (relatie) voorkomt op één of meerdere sanctielijsten. Als een relatie op een sanctielijst voorkomt, dan moet de instelling dit melden bij de relevante toezichthouder. Daarnaast zijn financiële instellingen zoals banken verplicht om (voorgenomen) transacties met betrokkenheid van een partij die is vermeld op een EU-sanctielijst inzake terrorisme te melden aan FIU-Nederland.
Daarnaast moeten meldingsplichtige instellingen beoordelen of (voorgenomen) transacties ongebruikelijk zijn, en die transacties melden bij de FIU-Nederland. Daartoe zijn in het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 indicatoren opgenomen, waaronder «een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme». Het is de verantwoordelijkheid van de meldingsplichtige instellingen hoe zij die beoordeling inrichten; daarbij kan sprake zijn van onderzoek met aanvullende vragen. Als een betrokkene vermeld is op een sanctielijst, dan dienen meldingsplichtige instellingen daar rekening mee te houden. Als bijvoorbeeld een betrokkene op een sanctielijst inzake terrorisme is vermeld, dan is het aan de instelling om te monitoren of er aanleiding is om te veronderstellen dat die transactie verband kan houden met financieren van terrorisme.
In 2021 heeft de FIU-Nederland 262.991 meldingen vanuit banken ontvangen. Banken melden, na betaaldienstverleners, de meeste ongebruikelijke transacties bij de FIU-Nederland. Banken hebben vergeleken met veel andere poortwachters, zoals notarissen, handelaren en makelaars, dan ook een aanzienlijk hogere totale hoeveelheid transacties.
De FIU-Nederland is de autoriteit waar ongebruikelijke transacties dienen te worden gemeld door instellingen. De FIU-Nederland analyseert de meldingen en brengt transacties en geldstromen in kaart die in verband kunnen worden gebracht met witwassen en onderliggende basisdelicten, alsmede financieren van terrorisme. Ongebruikelijke transacties die door het hoofd van de FIU-Nederland verdacht zijn verklaard, worden ter beschikking gesteld aan de (bijzondere) opsporingsdiensten en inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Het is aan hen om daarna te bezien of eventueel nader onderzoek nodig en mogelijk is.
In Nederland is het meldsysteem zo ingericht dat poortwachters ongebruikelijke transacties moeten melden. Deze worden vervolgens door de FIU-Nederland onderzocht en eventueel verdacht verklaard. Deze keuze is bewust gemaakt. Om te beginnen is het systeem hiermee zo laagdrempelig mogelijk gemaakt voor poortwachters, die niet hoeven te onderzoeken of een transactie ook daadwerkelijk verdacht is. Hiermee worden de lasten van poortwachters beperkt. Daarnaast levert dit systeem een beter resultaat op, omdat de FIU-Nederland beter geëquipeerd is dan poortwachters dat zijn om te bepalen welke transacties verdacht zijn. De FIU-Nederland beschikt immers over meer informatie om de meldingen van ongebruikelijke transacties te analyseren, zoals informatie uit andere meldingen en strafrechtelijke informatie. Het Nederlandse stelsel om witwassen en het financieren van terrorisme te voorkomen en te bestrijden is recent nog als robuust beoordeeld door de Financial Action Task Force. Daarom heeft het kabinet in de beleidsagenda aanpak van witwassen8 geconcludeerd geen aanleiding te zien voor fundamentele aanpassingen van het stelsel. Het kabinet heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in de FIU-Nederland en er wordt doorlopend bezien of deze investeringen voldoende zijn. Zo is en wordt de formatie van de FIU-Nederland nog verder uitgebreid en wordt extra ingezet op verbeteringen in technologie, kennis en expertise om de meldingen van ongebruikelijke transacties te analyseren. Hiermee wordt ingezet op de versterking van de effectiviteit en efficiëntie van de FIU-Nederland.
Ook heeft de FIU-Nederland desgevraagd aangegeven dat het niet klopt dat met de meeste meldingen helemaal niets wordt gedaan. Zo worden alle ongebruikelijke transacties middels een semi-automatische match met de databestanden van de opsporingsdiensten en het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) gescreend en indien van toepassing verdacht verklaard. Ook worden naar aanleiding van specifieke verzoeken door de opsporingsdiensten alle transacties verdacht verklaard die betrekking hebben op deze verzoeken. Verder worden de meldingen die niet direct worden doorgemeld als verdachte transactie gebruikt voor strategische en operationele analysedoeleinden en onderzoek naar nieuwe typologieën, trends, fenomenen en modus operandi.
De Autoriteit Financiële Markten is een van de zes toezichthouders op de Wwft. De verschillende toezichthouders houden toezicht op verschillende poortwachters. Hieronder volgt een overzicht van de verschillende toezichthouders en de poortwachters waar zij toezicht op uitoefenen.
Autoriteit Financiële Markten
• Beleggingsondernemingen;
• Beleggingsinstellingen;
• Instellingen voor collectieve beleggingen in effecten;
• Financiële dienstverleners voor zover zij levensverzekeringen afsluiten.
Bureau Toezicht Wwft
• (Bemiddelaars bij) aan- en verkopers van goederen;
• Aan- en verkopers van kunstvoorwerpen
• Makelaars en bemiddelaars in onroerende zaken en huurovereenkomsten;
• Taxateurs van onroerende zaken;
• Exploitanten van pandhuizen;
• Domicilieverleners.
De Nederlandsche Bank
• Aanbieders cryptodiensten;
• Banken;
• Bijkantoren;
• Levensverzekeraars;
• Betaaldienstverleners en -agenten;
• Elektronisch geldinstellingen;
• Premiepensioeninstellingen;
• Trustkantoren;
• Wisselinstellingen;
• Instellingen genoemd in artikel 1a, derde lid, onder a van de Wwft.
Bureau Financieel Toezicht
• Accountants;
• Belastingadviseurs;
• Notarissen.
Elf dekens van de orde van advocaten in de arrondissementen
Advocaten.
Kansspelautoriteit
Kansspelaanbieders.
Het is primair aan de banken om te voorkomen dat zij discrimineren bij het uitvoeren van hun verplichtingen uit de Wwft. DNB houdt toezicht op de uitvoering van de verplichtingen uit de Wwft door banken. Hoewel discriminatie niet de primaire focus is van DNB, kan DNB banken wel aanspreken als zij vaststelt dat banken het risico op discriminatie bij de uitvoering van verplichtingen uit de Wwft onvoldoende beheersen. Daarnaast kan discriminatie ook uit hoofde van andere taken tegengegaan worden. Zo is DNB als centrale bank verantwoordelijk voor het bevorderen van de goede werking van het betalingsverkeer. Die goede werking van het betalingsverkeer interpreteert DNB traditioneel als een veilig, efficiënt, betrouwbaar en toegankelijk betalingsverkeer. Dit houdt onder meer in dat banken niet discrimineren. DNB kan banken oproepen maatregelen te nemen om te voorkomen dat burgers gediscrimineerd worden bij het verkrijgen van toegang tot een betaalrekening. Ten slotte dienen banken een beheerste en integere bedrijfsvoering te hebben.9 In het geval dat DNB vaststelt dat banken het risico op discriminatie in hun bedrijfsvoering of beleid onvoldoende beheersen, kunnen banken vanuit het toezicht daarop aangesproken worden. DNB heeft mij laten weten dat zij gaat onderzoeken of banken voldoende beheersmaatregelen nemen om discriminatie zoveel mogelijk te voorkomen.
Het bureau van de Nationaal Coördinator Discriminatie en Racisme (NCDR) heeft bevestigd dat een Limburgse islamitische stichting die een begraafplaats wilde financieren door een aantal notariskantoren is geweigerd met een beroep op de Wwft. De NCDR heeft dit signaal ontvangen in een gesprek met verschillende moslimkoepelorganisaties. Zowel de Koninklijk Beroepsorganisatie voor het Notariaat (KNB) als de toezichthouder het Bureau Financieel Toezicht (BFT) zijn (nog) niet bekend met de geschetste casus.
Zowel de KNB als het BFT herkennen in het algemeen niet het beeld dat notarissen de Wwft te streng zouden toepassen. Notarissen hebben net als andere poortwachters een belangrijke maatschappelijke rol in het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering. Net als alle meldingsplichtige instellingen zijn notarissen in het kader van de Wwft verplicht cliëntenonderzoek te doen en ongebruikelijke transacties te melden bij de FIU-Nederland. Notarissen dienen dit risicogebaseerd te doen: dat betekent dat de wijze waarop het cliëntenonderzoek plaatsvindt steeds dient te worden afgestemd op de risico’s op witwassen en financieren van terrorisme van een concreet geval.
Specifiek voor notarissen geldt ook de Wet op het notarisambt (Wna). Op grond van artikel 21 van de Wna is de notaris in beginsel verplicht de hem bij of krachtens de wet opgedragen of de door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten (ministerieplicht). De notaris moet echter dienst weigeren wanneer naar zijn of haar redelijke overtuiging of vermoeden de werkzaamheden die van hem worden verlangd, leiden tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer andere gegronde redenen voor weigering zijn. In gevallen waarin iemand meent dat de notaris ten onrechte zijn dienst weigert, kan een signaal aan BFT worden afgegeven en staat de weg naar de civiele rechter of tuchtrechter open.
Zoals toegelicht in de beantwoording van vraag 2, neem ik deze signalen zeer serieus en ga ik de aanwezigheid van discriminerende elementen in de aanpak van witwassen, financieren van terrorisme en fraude onderzoeken.
Zie antwoord vraag 16.
Zie antwoord vraag 16.
Zie antwoord vraag 16.
Onderzoek van het SCP naar ervaren discriminatie laat zien dat dat 55% van de Nederlandse moslims op dagelijkse basis discriminatie ervaart. Als de mensen worden meegeteld die nog twijfelen of ze gediscrimineerd zijn op basis van hun islamitische geloof dan gaat het om een percentage van 69%. Discriminatie, waaronder discriminatie van moslims, is onacceptabel. De signalen en cijfers over de aard en omvang van moslimdiscriminatie zijn zorgelijk. Het is een ernstige zaak, met vaak grote gevolgen voor het slachtoffer, en ontwrichtend voor onze samenleving.
Nee, dat klopt niet. De percentages genoemd in de vraag (67% voor wat betreft politie en 65% voor wat betreft ADV’s) betreffen de percentages van enerzijds de door politie geregistreerde incidenten verband houdend met het islamitisch geloof en anderzijds het aantal discriminatiemeldingen verband houdend met het islamitisch geloof bij ADV’s binnen de discriminatiegrond godsdienst.Deze informatie is afkomstig uit de jaarlijkse multi-agency rapportage met discriminatiecijfers over het jaar 2021.10 Op 25 april jl. is de jaarlijkse multiagency-rapportage met discriminatiecijfers over het jaar 2022 gepubliceerd en aan uw Kamer aangeboden.11 Relevante data uit deze rapportages zijn in onderstaand tabel op een rij gezet.
2021
%
2022
%
2021
%
2022
%
Totaal aantal geregistreerde incidenten / discriminatiemeldingen
6.580
100%
6.738
100%
6.922
100%
5.281
100%
waarvan, discriminatie incidenten godsdienst
183
3%
173
3%
253
4%
299
6%
waarvan discriminatie incidenten / discriminatiemeldingen islamitisch geloof
122
2%
161
2%
165
2%
230
4%
*Percentages zijn afgerond
De cijfers van de jaren 2021 en 2022 naast elkaar leggend, kan worden geconcludeerd dat zowel bij de politie als bij de ADV’s een groter aantal zaken over discriminatie op grond van het islamitisch geloof is geregistreerd. Terughoudendheid is geboden bij het trekken van conclusies bij deze cijfers. De stijging van het aantal geregistreerde zaken over discriminatie op grond van het islamitisch geloof is mogelijk het gevolg van een verbeterde, meer specifieke, rapportage bij de betrokken instanties. De inzet is vanzelfsprekend dat dit nog verder verbeterd wordt.
De Minister van SZW laat momenteel een nationaal onderzoek starten waarin verdiepend wordt gekeken waar en hoe, in welke contexten en specifieke situaties, moslims discriminatie ervaren en welke effectieve aanvullende (beleids)interventies er zijn en waar de grootste impact te bereiken is om deze specifieke vorm van discriminatie tegen te gaan. Dit moet inzicht geven in of de aanpak van moslimdiscriminatie op de juiste weg is en of er nog mogelijkheden onbenut zijn. Wanneer er signalen zijn uit de samenleving dat mensen, waaronder moslims, discriminatie ervaren, is dat reden voor het kabinet om verdiepend te onderzoeken wat er precies gebeurt en wat eraan gedaan kan worden. Het tegengaan van alle vormen van discriminatie en racisme is een verantwoordelijkheid van ons allemaal.
Ik ga de uitvoering van deze motie meenemen in het onderzoek dat ik noemde in de beantwoording van vraag 2. Ik zal uw Kamer hier nader over informeren in de najaarsrapportage van de beleidsagenda aanpak van witwassen.
Zie antwoord vraag 23.
Zie antwoord vraag 23.
Zie antwoord vraag 23.
Hierbij bericht ik u dat ik de schriftelijke vragen van het lid Slootweg (CDA) (ingezonden op 7 april, met kenmerk 2023Z06278), het lid Azarkan (DENK) (ingezonden op 12 april, met kenmerk 2023Z06504), en de leden Westerveld en Van der Lee (beiden GroenLinks) (ingezonden op 18 april, met kenmerk 2023Z07014) niet binnen de door u gestelde termijn kan beantwoorden, vanwege de vereiste afstemming. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.