Ingediend | 9 februari 2023 |
---|---|
Beantwoord | 8 mei 2023 (na 88 dagen) |
Indieners | Laurens Dassen (Volt), Esther Ouwehand (PvdD), Sylvana Simons (BIJ1), Jesse Klaver (GL), Farid Azarkan (DENK), Attje Kuiken (PvdA) |
Beantwoord door | Kuipers , Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
Onderwerpen | bestuur parlement |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z02233.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-2504.html |
Ten behoeve van een motie van het lid Geurts (CDA) waarmee de regering wordt opgeroepen om een tussendoelstelling te hanteren om in 2030 een halvering van het aantal verkeersslachtoffers te bewerkstelligen1, is Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) gevraagd om in beeld te brengen hoe het aantal ernstig verkeersgewonden en -doden zich ontwikkelt tot aan 2030. Ook is gevraagd of een set extra maatregelen bovenop het bestaande beleid kan bijdragen aan het behalen van de tussendoelstelling. De tussendoelstelling heeft betrekking op de (Europese) visie van nul verkeersslachtoffers in 2050. De uitkomst van het SWOV-onderzoek is op 22 november 2022 met uw Kamer gedeeld.2 SWOV concludeert dat de tussendoelstelling om het totaal aantal ernstig verkeersgewonden tussen 2019 en 2030 te halveren waarschijnlijk te ambitieus is. Zonder extra maatregelen neemt het aantal ernstig verkeersgewonden toe vanwege de bevolkingsgroei, de meer gereden kilometers en onder anderen meer ouderen op de fiets. Met extra maatregelen is de trend in ernstig verkeersgewonden te keren, maar een halvering is niet realistisch. Ten aanzien van het aantal verkeersdoden kan een halvering in 2030 misschien mogelijk zijn als een combinatie van extra maatregelen wordt genomen.
Het kabinet blijft inzetten op een flinke vermindering van het aantal ernstig verkeersgewonden. Verkeersveiligheid blijft een speerpunt van beleid, waar het kabinet samen met alle partners van het strategisch plan verkeersveiligheid hard aan werkt. Bijvoorbeeld via de investeringsimpuls verkeersveiligheid van 500 miljoen euro, de 200 miljoen euro extra voor Rijks-N-wegen of door handvatten te bieden aan gemeenten om op meer wegen binnen de bebouwde kom de maximumsnelheid terug te brengen naar 30 km/u. Voor de uitvoering van de motie van het lid Geurts wordt de komende periode samen met andere overheden en maatschappelijke partners gekeken hoe een extra stap gezet kan worden. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat stuurt een planning voor dit traject aan uw Kamer voor het aankomend commissiedebat verkeersveiligheid van 31 mei 2023.
Voor «Halvering aantal verkeersslachtoffers in 2030» geldt dat uit het SWOV-rapport «Kiezen of delen» dat op 22 november 2022 aan uw Kamer is gezonden, blijkt dat uit de basisprognoses komt dat in scenario 1 (wanneer de mobiliteitsveranderingen door corona blijvend zijn) het aantal verkeersdoden in 2030 op 480 verkeersdoden ligt en het aantal ernstig verkeersgewonden op 8.400. In scenario 2 (wanneer mobiliteit weer vergelijkbaar wordt met de periode voor corona) zijn er 810 verkeersdoden in 2030 en 9.500 ernstig verkeersgewonden in 2030.3 In 2019, het referentiejaar van SWOV, vielen 661 verkeersdoden en 6.900 ernstig verkeersgewonden (MAIS3+) in Nederland. Onlangs maakte CBS de ongevalscijfers bekend over 2022. In 2022 kwamen er 737 mensen om het leven bij een verkeersongeluk.
Zoals in de Kamerbrief van 22 november 2022 met uw Kamer is gedeeld, concludeert SWOV dat de tussendoelstelling om het totaal aantal ernstig verkeersgewonden tussen 2019 en 2030 te halveren waarschijnlijk te ambitieus is.4
Zoals in de Kamerbrief van 22 november 2022 met uw Kamer is gedeeld, concludeert SWOV dat de tussendoelstelling om het totaal aantal ernstig verkeersgewonden tussen 2019 en 2030 te halveren waarschijnlijk te ambitieus is.5
Zoals in de Kamerbrief van 22 november 2022 met uw Kamer is gedeeld, concludeert SWOV dat de tussendoelstelling om het totaal aantal ernstig verkeersgewonden tussen 2019 en 2030 te halveren waarschijnlijk te ambitieus is.6 Deze beantwoording ziet alleen op het deelonderwerp «Halvering aantal verkeersslachtoffers in 2030».
Helaas is het niet gelukt om de beantwoording binnen de termijn van drie weken te beantwoorden. Beantwoording had meer tijd nodig in verband met afstemming tussen departementen.
Hoogachtend,
De beantwoording van de vragen van de leden Klaver (GroenLinks), Kuiken (PvdA), Ouwehand (PvdD), Azarkan (DENK), Dassen (Volt) en Simons (BIJ1) d.d. 9 februari jl., kenmerk 2023Z02233 aan mij, draag ik hierbij over aan de Ministers van Financiën, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Justitie en Veiligheid, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Infrastructuur en Waterstaat, van Economische Zaken en Klimaat, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze overdracht ligt in het verlengde van mijn beantwoording van de vragen over hetzelfde onderwerp op 3 februari. In de ministerraad van 3 februari heb ik bij dit onderwerp, zoals opgenomen in de openbare besluitenlijst, de aandacht van de bewindspersonen gevestigd op de gestelde vragen. Aan alle bewindspersonen die het aangaat is verzocht de Kamers voorafgaande aan Verantwoordingsdag 2023 te informeren over de voortgang van de in de vragen van 9 februari jl. genoemde kabinetsdoelstellingen voor 2030 zoals eerder toegelicht in mijn antwoorden van 3 februari jl.
Op 28 maart jl. bereikte mij via U het verzoek van het lid Klaver (GroenLinks) (Handelingen II 2022/23, nr. 66, Regeling van werkzaamheden) om een dag voor het debat van 4 april a.s. antwoord te krijgen op de eerder door hem gestelde vragen over de voortgang van de kabinetsdoelstellingen voor, onder meer, klimaat, stikstof en de aanpak van armoede. Naar aanleiding hiervan informeer ik u als volgt. De antwoorden op vragen van het lid Klaver en verschillende andere leden over de voortgang van de kabinetsdoelstellingen voor 2030 op verschillende terreinen van 24 januari jl., zijn in de ministerraad van 3 februari jl. aan de orde gekomen en vervolgens op 3 februari jl. aan de Tweede Kamer gezonden (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 1453). Deze antwoorden houden onder meer in dat het informeren van de Kamer over de voortgang van de kabinetsdoelstellingen door brieven, begrotingen, voortgangsbrieven en anderszins een aangelegenheid is van de voor de verschillende onderwerpen eerst verantwoordelijke bewindspersonen. Hierbij is onder meer gewezen op een reactie van de Minister voor Klimaat en Energie op een rapport van de Algemene Rekenkamer dat op 25 januari jl. aan de Kamer is gezonden (Kamerstuk 32 813, nr. 1172). In de ministerraad van 3 februari heb ik de bewindspersonen verzocht bij hun contacten met de Kamer over de voortgang van de kabinetsdoelstellingen de in de vragen genoemde aandachtspunten te betrekken. In reactie op nadere, grotendeels ongewijzigde vragen van het lid Klaver en diverse andere leden over hetzelfde onderwerp van 9 februari jl., ontving U op 6 maart jl. antwoorden van mij (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 1757). Deze antwoorden houden in dat de verschillende bewindspersonen die het aangaat is verzocht de Kamers voorafgaande aan Verantwoordingsdag 2023 te informeren over de voortgang van de in de vragen van 9 februari genoemde kabinetsdoelstellingen zoals toegelicht in mijn antwoorden van 3 februari jl. In de toelichting op het verzoek van 28 maart is opgenomen dat het lid Klaver het van belang acht te weten wat het kabinet de afgelopen tijd heeft geleverd op de in de vragen van 9 februari genoemde terreinen. Naar zijn aard komt de beantwoording van deze vragen in de jaarlijkse vaste begrotingscyclus van kabinet en Kamer aan de orde op Verantwoordingsdag en tijdens het daarna volgende Verantwoordingsdebat waaraan vanuit het kabinet onder meer de Minister van Financiën en ik zullen deelnemen. De verantwoording over wat het kabinet in het algemeen en op specifieke terreinen heeft geleverd vindt dan plaats op basis van de hiervoor aan de Kamer verstrekte informatie. Deze omvat het door het kabinet aangeleverde Financieel Jaarverslag Rijk en het Rijksjaarverslag, bestaande uit de jaarverslagen van de begrotingshoofdstukken inclusief de fondsen met de rapporten en opmerkingen van de Algemene Rekenkamer hierbij, alsmede de Staat van de Rijksverantwoording die de Algemene Rekenkamer aanbiedt aan de Tweede Kamer. In aanvulling op dit totaaloverzicht van alle voor de verantwoording over de voortgang relevante informatie, zal de Kamer naar aanleiding van de hierboven gestelde vragen van het lid Klaver en andere leden bij de komende Verantwoordingsdag beschikken over aanvullende informatie van verschillende bewindspersonen over de in de vragen van 9 februari genoemde deelonderwerpen. Op deze wijze kan het Verantwoordingsdebat zowel in algemene zin als ten aanzien van specifieke onderwerpen, waaronder onderwerpen genoemd in de vragen van 9 februari jl., in het hiervoor bestemde kader, gestructureerd en met inachtneming van alle relevante informatie plaatsvinden.