Ingediend | 31 januari 2023 |
---|---|
Beantwoord | 10 maart 2023 (na 38 dagen) |
Indiener | Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
Beantwoord door | Kuipers |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z01416.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-1816.html |
Ja.
Ik vind het onwenselijk dat mensen zonder huisarts komen te zitten of bij een huisarts in hun oude woonplaats moeten blijven nadat ze verhuizen.
Ik vind de huisvestingsproblematiek van huisartsen een urgent probleem. Daarom heb ik in het Integraal Zorgakkoord (IZA) samen met de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), InEen, Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) afgesproken om voor de zomer van 2023 tot werkbare afspraken en een handreiking voor de huisvestingsproblematiek van huisartsen te komen. Ik zie dat de druk op de huisartsenzorg momenteel groot is, en dat de huisvestingsproblematiek daar aan bijdraagt. Daarom ben ik sinds september 2022 in gesprek met bovenstaande partijen in de landelijke werkgroep huisvestingsproblematiek huisartsen. Hieraan nemen ook de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) deel.
Om de huisvestingsproblematiek op te lossen, is er van alle betrokken partijen iets nodig, zowel landelijk als regionaal. Dit geldt voor gemeenten en zorgverzekeraars, maar ook voor regionale huisartsenorganisaties en huisartsen zelf. Momenteel ben ik met de landelijke werkgroep volop in gesprek over de rollen en verantwoordelijkheden en de mogelijke oplossingsrichtingen. Ik wil niet vooruitlopen op de afspraken die in deze werkgroep gemaakt zullen worden. Conform de afspraak in het IZA zal er rond de zomer van 2023 een handreiking over de huisvestingsproblematiek van huisartsen verschijnen. Via de landelijke werkgroep ben ik eveneens bezig met de uitvoering van de motie Ellemeet en Kuiken over het in overleg met gemeenten maken van afspraken over extra huisvesting van huisartsenpraktijken.3 Ik zal uw Kamer naar verwachting in de tweede helft van 2023 informeren over de uitvoering van deze motie.
Zie antwoord vraag 3.
Zie antwoord vraag 3.
Ik weet niet of dit bij alle 342 gemeenten in Nederland voldoende bekend is. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3, 4 en 5 ben ik momenteel met onder andere de VNG en het Ministerie van BZK in gesprek over de huisvesting van huisartsen en eerstelijns gezondheidscentra. Hierin is ook de koppeling met de grote hoeveelheid woningen die de komende jaren gebouwd zal worden in Nederland onderwerp van gesprek. Zie ook het antwoord op vraag 7.
Ja. Samen met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening vraag ik gemeenten als onderdeel van het volkshuisvestelijk programma ook om een woonzorgvisie te maken. In de woonzorgvisie wordt onder meer gekeken naar de woonopgave voor verschillende aandachtsgroepen en ouderen, maar ook of er voldoende voorzieningen zijn voor de bewoners. Dit gaat onder meer om voldoende zorg- en welzijnsvoorzieningen, waaronder ook huisartsen. Met de wet versterking regie volkshuisvesting, met als beoogde ingangsdatum 1-1-2024, wordt geregeld dat de woonzorgvisie in elke gemeente een verplichting wordt.
Conform de afspraak in het IZA zal er rond de zomer van 2023 een handreiking over de huisvestingsproblematiek van huisartsen verschijnen. Deze handreiking zal ik met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening betrekken bij communicatie aan gemeenten omtrent het volkshuisvestelijk programma en de woonzorgvisies en richting gemeenten met plannen voor grootschalige woningbouw.
De eerstelijnszorg, waaronder de huisartsenzorg, is een belangrijke pijler onder ons zorgstelsel. In het IZA heb ik daarom stevige afspraken gemaakt over de versterking van de (organisatie van de) eerstelijnszorg. Daartoe ben ik in gesprek met eerstelijnspartijen om te komen tot een visie (voor het jaar 2030) en een plan van aanpak (tot en met 2026). Een van de uitgangspunten die hiervoor in het IZA is afgesproken is dat «zorgverleners worden ondersteund op het gebied van o.a. bedrijfsvoering, ICT en innovaties». De vorm waarin eerstelijnszorgaanbieders zich vestigen kan zeker bijdragen aan het versterken van de organisatie van de eerstelijnszorg. Ik leg dus ook de verbinding tussen de visie op de eerstelijnszorg en de handreiking die in de maak is over de huisvestingsproblematiek.
Huisartsen hebben veel vrijheid om zich ergens te vestigen en ook de vorm waarin ze dat doen staat hen vrij. Daar staat tegenover dat er geen landelijk beleid is voor de ondersteuning van huisartsen die zich op een nieuwe plek willen vestigen. Dat is in eerste instantie aan de huisarts zelf. Bij het opzetten van een nulpraktijk kan de praktijkhoudend huisarts maatwerkafspraken maken met de zorgverzekeraar om de praktijk op vlieghoogte te krijgen. Ik zie dat naast de zorgverzekeraars ook regionale huisartsenorganisaties en steeds vaker ook gemeenten meedenken en helpen wanneer huisartsen zich ergens willen vestigen. Dat vind ik een goede ontwikkeling.
Wel zie ik dat, gezien de druk op de huisartsenzorg, de huisvestingsproblematiek van huisartsenpraktijken een urgent probleem is. Het vinden van passende huisvesting zou bij het vestigen van een praktijk geen onoverkomelijke drempel moeten zijn. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3, 4 en 5 ben ik daarom momenteel met partijen in gesprek om afspraken te maken over het oplossen van de huisvestingsproblematiek van huisartsen. Daarin zijn specifieke knelpunten bij het opstarten van nulpraktijken ook onderwerp van gesprek.
De vragen van het lid Van den Berg (CDA) over Het bericht «Ziek, maar huisarts woont 90 kilometer verderop» (2023Z01416) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat afstemming ten behoeve van de beantwoording meer tijd vergt. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.