Ingediend | 26 januari 2023 |
---|---|
Beantwoord | 24 februari 2023 (na 29 dagen) |
Indieners | Henk Nijboer (PvdA), Pieter Grinwis (CU) |
Beantwoord door | Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
Onderwerpen | financieel toezicht financiën |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z01139.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-1706.html |
Ik ben er van op de hoogte dat via de website saldodipje.nl krediet wordt aangeboden aan consumenten in Nederland. Op die website staan de algemene leenvoorwaarden, waarin staat dat een persoonlijke garantiestelling voor het krediet een van de voorwaarden is van de kredietovereenkomst. De kredietnemer dient ervoor te zorgen dat een natuurlijke persoon zich (hoofdelijk) aansprakelijk stelt. Ook is opgenomen dat er een aanvullend bedrag in rekening wordt gebracht als er niet wordt voldaan aan de vereisten betreffende de garantiesteller.1
Ik vind het onwenselijk als buitenlandse kredietaanbieders consumenten hoge kosten in rekening brengen. Daarom is op 1 januari 2020 de Regeling aanpak flitskrediet in werking getreden.2 Deze regeling heeft tot doel te voorkomen dat aanbieders vanuit het buitenland kredieten aanbieden om zo de maximale kredietvergoeding te omzeilen en hogere kosten te rekenen dan in Nederland is toegestaan. Op grond van de regeling is de maximale kredietvergoeding ook van toepassing als financiële ondernemingen die in andere lidstaten zijn gevestigd, via internet krediet aanbieden aan consumenten in Nederland. De maximale kredietvergoeding is neergelegd in het Besluit kredietvergoeding en is opgebouwd uit de wettelijke rente, die op dit moment 4 procent bedraagt, met een opslag van 8 procentpunt.3 Onder de kredietvergoeding vallen alle beloningen en vergoedingen, in welke vorm ook, die de kredietgever of de leverancier van de goederen of diensten ter zake van een kredietovereenkomst bedingt, in rekening brengt of aanvaardt. In de toelichting op de Regeling aanpak flitskrediet is uitdrukkelijk opgemerkt dat «het voor de toepassing van deze regeling niet relevant is of de vergoeding door de aanbieder wordt aangemerkt als «rente», «leenkosten», een garantstelling (al dan niet met een externe partij) of anderszins».
Recent is een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 januari jl. gepubliceerd waarin is ingegaan op de vraag of een eventuele boete wegens het niet (of niet tijdig of niet overeenkomstig de voorwaarden) aanleveren van (stukken met betrekking tot) de garantiesteller onder de totale kosten van het krediet valt.4 De rechtbank oordeelt dat uit de toelichting op het Besluit kredietvergoeding volgt dat de kosten van niet-naleving, zoals een boete, niet tot de totale kosten van het krediet moeten worden gerekend.
De rechtbank wijst er echter op dat op basis van vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven – mede gelet op het beschermingsdoel van de Consumentenkredietrichtlijn – bij de beantwoording van de vraag of kosten kunnen worden gerekend tot de totale kosten van het krediet, niet zozeer een formeel-juridische benadering dient te worden gevolgd, maar veeleer dient te worden gekeken naar de feitelijke gevolgen voor de consument. Volgens de rechtbank moet daarvoor wel aannemelijk zijn gemaakt dat aan klanten in de praktijk zo vaak een boete wordt opgelegd dat deze feitelijk de basis vormt van het verdienmodel van de kredietverstrekker en daarmee alsnog onderdeel is van de kredietvergoeding. In de casus waarop de uitspraak van 19 januari jl. zag, heeft de rechtbank geoordeeld dat niet met voldoende concrete informatie is aangetoond dat de wettelijke bepaling over de maximum toegestane kredietvergoeding is overschreden. Tegen de uitspraak van de rechtbank staat nog hoger beroep open.
De uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 januari jl. betreft een bodemprocedure volgend op een uitspraak in kort geding van 3 maart 2021, waarin de rechter twijfels uitte over de juridische basis van de Regeling aanpak flitskrediet. Aangezien de rechter in de recente uitspraak niet ingaat op dit vraagstuk, is er nu geen aanleiding om wijziging van de Regeling aanpak flitskrediet te overwegen.
Zie antwoord vraag 1.
De AFM handhaaft sinds 2011 streng op aanbieders van flitskrediet die te hoge kosten vragengezien de schadelijke gevolgen voor consumenten. De AFM is bevoegd om handhavend op te treden op basis van de Regeling aanpak flitskrediet. De AFM doet geen uitspraken over het toezicht op en aanpak van individuele partijen.
Zoals ik heb geschreven in mijn antwoord op de vragen 1 en 2, vind ik het onwenselijk als buitenlandse kredietaanbieders consumenten hoge kosten in rekening brengen. Krediet moet op een verantwoorde wijze worden aangeboden. Daarom is op 1 januari 2020 ook de Regeling aanpak flitskrediet in werking getreden, waarmee de maximale kredietvergoeding ook geldt voor het via internet aanbieden van flitskrediet aan consumenten in Nederland door in andere lidstaten gevestigde aanbieders.
Daarnaast wordt op dit moment onderhandeld over herziening van de Europese richtlijn consumentenkrediet. De herziening heeft tot doel om consumenten beter te beschermen en stelt strengere regels aan onder andere de krediettoets, reclame en informatieverstrekking. Ook stelt de Europese Commissie voor om het toepassingsbereik van de richtlijn uit te breiden met kredieten van minder dan 200 euro die nu zijn uitgezonderd. Het doel daarvan is om kortlopende leningen tegen (zeer) hoge kosten aan te pakken. In Nederland zijn deze kredieten reeds gereguleerd, en dit voorstel draagt dus bij aan een gelijk Europees speelveld. In de huidige richtlijn zijn geen voorschriften opgenomen over maximering van de kosten. De herziening van de richtlijn brengt daar verandering in doordat lidstaten verplicht worden om maatregelen te nemen om de kosten van krediet te beperken. Eind vorig jaar hebben de Raad van Ministers, de Europese Commissie en het Europees Parlement een voorlopig politiek akkoord bereikt over de herziening van de richtlijn.5 Naar verwachting wordt in de eerste helft van dit jaar een akkoord bereikt. Wanneer de richtlijn definitief is zal ik bij de omzetting daarvan kijken of er aanleiding is om de huidige wetgeving voor flitskredieten aan te passen.
Zie antwoord vraag 4.
Voor het aanbieden van krediet, waaronder flitskrediet, is een vergunning van de AFM vereist op grond van artikel 2:60, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De AFM verleent die vergunning uitsluitend indien aan de toepasselijke wettelijke eisen is voldaan, bijvoorbeeld ten aanzien van de integriteit van de bedrijfsvoering. Ook na het verkrijgen van toegang tot de Nederlandse markt moeten kredietverleners voldoen aan strenge eisen, waaronder de eisen die zijn opgenomen in paragraaf 4.3.1.3 van de Wft over het aanbieden van krediet en de eisen die zijn opgenomen in het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft over de maximale kredietvergoeding.
De vergunningplicht geldt niet wanneer het krediet vanuit een andere lidstaat (en) via het internet in Nederland wordt aangeboden. Dit volgt uit artikel 1:16, eerste lid, Wft waarin is opgenomen dat de Wft niet van toepassing is op financiële diensten die kunnen worden aangemerkt als «dienst van de informatiemaatschappij» als bedoeld in artikel 1:16, eerste lid, Wft en die worden verleend door een financiële onderneming vanuit een vestiging in een andere lidstaat. Zie hiervoor ook de toelichting op de Regeling aanpak flitskrediet.6 Die Regeling aanpak flitskrediet zorgt er wel voor dat aanbieders van (flits)kredieten met vestiging in andere lidstaten van de Europese Unie, indien zij een dergelijk krediet in Nederland aanbieden aan consumenten, geen hogere effectieve kredietvergoeding op jaarbasis mogen vragen dan de kredietvergoeding die geldt voor in Nederland gevestigde aanbieders van krediet. De AFM is bevoegd om de regeling te handhaven. Overigens is de Wft wel geheel van toepassing op (flits)kredieten die vanuit staten die geen lidstaat zijn, worden aangeboden aan consumenten in Nederland. Zoals beschreven bij het antwoord op de vragen 4 en 5 zal ik bij de uitvoering van de herziening van de Europese richtlijn consumentenkrediet bezien of de aanpak van buitenlandse flitskredietaanbieders op de Nederlandse markt wijziging behoeft.