Ingediend | 25 januari 2023 |
---|---|
Beantwoord | 20 februari 2023 (na 26 dagen) |
Indiener | Harm Beertema (PVV) |
Beantwoord door | Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
Onderwerpen | hoger onderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z01002.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-1609.html |
Ja.
Elke medewerker van een universiteit heeft het recht om de cultuur van de organisatie te bekritiseren. Dit geldt ook voor de heer Buijs.
Die mening deel ik niet. Ik hecht eraan dat de universiteit een veilige leer- en werkomgeving biedt waarin iedereen zich thuis voelt en zich kan ontplooien en waar een diversiteit aan perspectieven betrokken en overwogen wordt. Studenten en docenten moeten zichzelf kunnen zijn. Dat geldt dus ook voor transgender personen, waaronder non-binaire studenten en docenten. In een brief aan studenten schrijft de betrokken opleidingsdirecteur dat docenten, bestuurders en ondersteunende staf afstand nemen van de oordelen en uitingen van de heer Buijs over non-binariteit. Daarmee draagt de opleidingsdirecteur uit dat iedereen welkom is bij de opleiding en op respect kan rekenen, en dat een opvatting van een van de medewerkers geen uitdrukking is van het beleid van de organisatie.
Die mening deel ik niet. De opleidingsdirecteur heeft het beleid van de organisatie verduidelijkt. De opleidingsdirecteur draagt uit dat iedereen welkom is bij de opleiding en op respect kan rekenen, en dat een opvatting van een van de medewerkers geen uitdrukking is van het beleid van de organisatie. Uit de berichtgeving maak ik niet op dat de opleidingsdirecteur de docent heeft beticht van discriminatie, microagressie en het schenden van de safe space van studenten.
Uw vraag suggereert dat de UvA de sociale veiligheid van studenten zwaarder laat wegen dan de mogelijkheid van een docent om vrijelijk te publiceren in het universiteitsblad. Die veronderstelling deel ik niet. Folia is een onafhankelijk journalistiek medium en heeft de heer Buijs een podium geboden voor zijn opvattingen. Het publiceren van een opinie is zelden zonder consequenties; het kan lezers overtuigen, weerstand oproepen of een bijvoorbeeld discussie teweeg brengen. In dit specifieke geval heeft de heer Buijs kritiek gekregen vanuit de academische gemeenschap en op sociale media.
Dit neemt niet weg dat de sociale veiligheid van studenten en medewerkers soms op gespannen voet kan staan met de vrijheid van meningsuiting en de academische vrijheid. In eerste instantie is het aan de bestuurders binnen de universiteiten om daar een verstandige weg in te vinden. De opleidingsdirecteur in kwestie heeft dan ook aangekondigd het gesprek binnen de opleiding te willen voeren over respect voor de identiteit van ieder mens én voor de academische vrijheid. Dit voornemen ondersteun ik van harte.
De heer Buijs heeft onder andere kritiek geuit op het diversiteitsbeleid van de UvA. Dit is zijn goed recht. De betrokken opleidingsdirecteur en de chief diversity officer van de UvA hebben in reactie op zijn kritiek het beleid van de UvA – naar mijn inschatting op een respectvolle wijze – toegelicht en verdedigd. Het college van bestuur heeft inmiddels een onafhankelijke commissie ingesteld om de melding te onderzoeken. Ik heb vertrouwen in de handelwijze van het college van bestuur.
Onafhankelijkheid en onpartijdigheid van wetenschappelijk onderzoek is vastgelegd als principe in de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit. Ik citeer uit de gedragscode: «Onafhankelijkheid houdt onder andere in dat men zich in de keuze van de methode, bij de beoordeling van de data en in de weging van alternatieve verklaringen, maar ook bij het beoordelen van onderzoek of onderzoeksvoorstellen van anderen, niet laat leiden door buiten-wetenschappelijke overwegingen (bijvoorbeeld overwegingen van commerciële of politieke aard).» Dit principe onderschrijf ik.
Inzake het hoger onderwijs zijn docenten vrij om politieke opvattingen te uiten maar dienen ze zich altijd bewust te zijn van de academische omgeving en hun positie daarin. Een goede docent nodigt studenten daarbij uit tot dialoog. Voorts is het op universiteiten een goed gebruik dat debatten voldoen aan de eisen die aan het academische debat worden gesteld. Denk daarbij aan weerlegbaarheid, argumentatie, kritiek, nieuwsgierigheid en respect.