Ingediend | 24 januari 2023 |
---|---|
Beantwoord | 22 februari 2023 (na 29 dagen) |
Indiener | Wybren van Haga (BVNL) |
Beantwoord door | Kuipers |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z00865.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-1667.html |
De International Health Regulations (IHR) uit 2005 worden momenteel herzien. De behoefte hiertoe is ontstaan als gevolg van ervaringen met en geleerde lessen naar aanleiding van de Covid-19 pandemie. Alleen de 194 lidstaten die partij zijn bij de IHR kunnen wijzigingsvoorstellen indienen. Ook de 27 EU-lidstaten hebben gezamenlijk amendementen ingediend.3 Deze en de voorstellen van andere WHO-lidstaten zijn in oktober 2022 door de WHO verzameld en voorgelegd aan een IHR Review Committee van experts. Deze IHR Review Committee heeft op 6 februari jl. haar rapport uitgebracht waarin zij alle ingediende amendementen heeft beoordeeld op aspecten als geschiktheid, duidelijkheid, consistentie en haalbaarheid maar ook de consistentie met al bestaande WHO instrumenten en andere internationale wettelijke instrumenten.4 Het rapport van de IHR Review Committee zal de komende maanden als referentiedocument gebruikt worden voor de onderhandelingen over de door de lidstaten ingediende amendementen. Deze onderhandelingen zullen plaatsvinden in een Werkgroep waar alle landen die partij zijn bij de IHR aan deel kunnen nemen. Er is op dit moment nog geen besluit genomen over één of meerdere amendementen.
Ik heb inmiddels begrepen dat de opstellers van het amendement op artikel 3 van de IHR, waaraan in de vragen wordt gerefereerd, niet de bedoeling hadden om het principe van waardigheid, mensenrechten en fundamentele vrijheden van burgers te veronachtzamen. Het voorstel berustte op de aanname dat het niet nodig is om de mensenrechten en fundamentele vrijheden opnieuw te noemen, aangezien de IHR verankerd is in het VN Handvest en het Statuut van de Wereldgezondheidsorganisatie, waarin deze al in geborgd zijn. Voor zover bekend, zal het betreffende land het voorstel om genoemde passages te schrappen intrekken of heeft het dat al gedaan om verwarring te voorkomen. Zo niet, dan zal Nederland (ook in EU verband) aandringen op het behouden van de oorspronkelijke tekst.
Vanuit een groot aantal landen wordt in de aanloop naar zowel het Pandemie Akkoord alsook rondom de amendering van de IHR het principe van «Equity» in de internationale samenwerking rondom gezondheidscrises als belangrijke prioriteit genoemd. Tijdens de Covid-19 crisis hadden veel niet-Westerse landen onvoldoende beschikking over persoonlijke beschermingsmiddelen en testfaciliteiten en geen of beperkte toegang tot Covid-19 vaccins. Daarnaast werden sommige landen meer dan andere landen getroffen door bijvoorbeeld reisbeperkingen en/of andere opgelegde crisismaatregelen. Er bestaat internationaal brede steun om dit principe van «Equity» in de internationale samenwerking rondom gezondheidscrisis te verankeren en ook Nederland en de Europese Unie steunen dit volmondig. Hiermee moet er bij een volgende crisis meer gelijkwaardigheid tussen regio’s worden bereikt, bijvoorbeeld met betrekking tot de toegankelijkheid van medische tegenmaatregelen, zoals persoonlijke beschermingsmiddelen en vaccins. Op welke manier dit principe zal worden gereflecteerd in de IHR moet blijken uit de onderhandelingen. Hierover lopen de ideeën nog uiteen.
Nederland zal als EU-lidstaat volledig meedoen met de onderhandelingen over amendementen op de IHR. Het eindresultaat van de onderhandelingen zal door de World Health Assembly (WHA) worden vastgesteld. De inzet is momenteel om dit bij de World Health Assembly in 2024 te kunnen doen. De IHR wordt aangemerkt als uitvoeringsverdrag, waarvoor in principe geen parlementaire goedkeuring nodig is. Nadat de wijzigingen door de WHA zijn vastgesteld, wordt conform artikel 7b en artikel 8 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen de voorhangprocedure gevolgd. Dat betekent dat een voorhangbrief met kort de inhoud van de vastgestelde wijzigingen van de IHR aan het Nederlandse parlement wordt voorgelegd en het parlement vervolgens binnen dertig dagen na ontvangst van die brief kan aangeven of parlementaire goedkeuring wenselijk is.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
De IHR is een instrument van internationaal recht onder het Statuut van de WHO, dat gestoeld is op universele principes waaronder fundamentele mensenrechten. Hierdoor zijn deze principes ook voor de IHR geborgd. Het betreffende amendement om de bestaande verwijzingen naar mensenrechten en fundamentele vrijheden in artikel 3 IHR waar het lid Van Haga naar verwijst, te schrappen, roept deze principes in herinnering.
Het betreffende amendement voor het bestaande artikel 3 van de IHR om de verwijzing naar mensenrechten en fundamentele vrijheden te schrappen is naar alle waarschijnlijkheid al ingetrokken. Ongeacht het al dan niet schrappen van een dergelijke bepaling zijn WHO-lidstaten gebonden aan tal van andere afspraken en verdragen waar deze rechten in geborgd zijn, zoals het Statuut van de WHO. Het is ook belangrijk om te realiseren dat de Directeur-Generaal van de WHO op grond van de IHR de mogelijkheid heeft om specifieke (tijdelijke) noodmaatregelen aan te bevelen in geval van een Public Health Emergency of International Concern (PHEIC). Lidstaten die partij zijn bij de IHR zijn en blijven competent om zelf maatregelen vast te stellen, ook wanneer die zouden afwijken van de WHO-aanbevelingen. Dat geldt ook voor maatregelen die betrekking zouden hebben op het al dan niet op nationaal niveau invoeren van een vaccinatieplicht en de afwegingen daaromtrent. Het kabinet heeft zich verschillende malen uitgesproken tegen het gebruik van vaccinatiedwang of -drang. Van het eventueel invoeren van een vaccinatieplicht is dan ook geen sprake geweest. De in de vragen genoemden bepalingen in de Wet publieke gezondheid blijven dus volledig van kracht. Van het opzij schuiven van de mensenrechten en vrijheden door de WHO of door lidstaten zal dus geen sprake zijn.
Zie antwoord vraag 5.
Zie antwoord vraag 5.
Zie antwoord vraag 5.
Zie antwoord vraag 5.
Een van de belangrijke conclusies, die uit verschillende analyses en evaluaties van de Covid-19 crisis naar voren is gekomen, betrof de constatering dat bij de aanpak van de pandemie er grote verschillen waren tussen landen en regio’s wereldwijd. Zo waren er landen die onvoldoende beschikking hadden over persoonlijke beschermingsmiddelen en/of testfaciliteiten of die geen of beperkte toegang hadden tot Covid-19 vaccins, maar ook landen die meer dan andere landen getroffen werden door bijvoorbeeld reisbeperkingen en/of andere opgelegde crisismaatregelen. Er bestaat internationaal brede steun om dit principe van «Equity» in de internationale samenwerking rondom gezondheidscrisis te verankeren en ook Nederland en de Europese Unie steunen dit volmondig. Het gaat dan bijvoorbeeld om grotere gelijkheid en gelijkwaardigheid bij de beschikbaarheid van en toegang tot medische tegenmaatregelen. Wat precies onder het kopje «Equity» begrepen moet worden en in welke mate hiervoor aandacht gevraagd zal worden in de IHR dan wel in het Pandemie Akkoord, zal tijdens de onderhandelingen nader ingevuld moeten worden.
Zie antwoord vraag 5.
De IHR is een internationale regeling op basis van artikel 21 van het Statuut van de WHO. Het eindresultaat van de onderhandelingen zal door de World Health Assembly (WHA) worden vastgesteld, waarbij amendementen al dan niet worden aangenomen. De IHR wordt aangemerkt als uitvoeringsverdrag, waarvoor in principe geen parlementaire goedkeuring nodig is. Nadat de wijzigingen door de WHA zijn vastgesteld, wordt conform artikel 7b en artikel 8 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen de voorhangprocedure gevolgd. Dat betekent dat een voorhangbrief met kort de inhoud van de vastgestelde wijzigingen van de IHR aan het Nederlandse parlement wordt voorgelegd en het parlement vervolgens binnen dertig dagen na ontvangst van die brief kan aangeven of parlementaire goedkeuring wenselijk is.
Wat de WHO-lidstaten die wijzigingsvoorstellen hiertoe hebben ingediend precies hebben bedoeld, zal blijken tijdens de aanstaande onderhandelingen. Waar sommige lidstaten die partij zijn bij de IHR soms op wijzen is dat de mate van sociale en economische ontwikkeling in een land invloed kan hebben op de mate waarin deze landen zich kunnen voorbereiden op ernstige gezondheidsbedreigingen als een pandemie. Wanneer er in bepaalde ontwikkelingslanden nog maar nauwelijks sprake is van een minimumniveau van publieke gezondheidszorg, dan zal de capaciteit om veel investeringen te doen in bijvoorbeeld pandemische paraatheid beperkt zijn. Bij een gezondheidscrisis zouden die landen bijvoorbeeld een beroep moeten kunnen doen op (technische) assistentie van de WHO of van andere lidstaten.
De directeur-generaal van de WHO kan in geval van een Public Health Emergency of International Concern (PHEIC) op grond van de bepalingen in de IHR lidstaten (tijdelijke) noodmaatregelen aanbevelen. Lidstaten, die partij zijn bij de IHR, zijn en blijven competent om zelf maatregelen vast te stellen conform nationale wet- en regelgeving. De belangen, rechten en vrijheden van de Nederlandse bevolking staan voorop in de onderhandeling van aanpassingen van de IHR.
Zie antwoord vraag 14.
De WHO heeft heel strikt beleid ten aanzien van de partnerschappen, die zij aangaat met niet-statelijke actoren. Met dit Framework for Engagement with Non-State Actors wordt oneigenlijke invloed van private belangen tegengegaan. De WHO ontwikkeld haar beleid en stelt maatregelen voor op basis van de meest recente wetenschappelijke inzichten, ook wanneer het gaat om gezondheidsbedreigingen vanwege infectieziekten. De lidstaten van de WHO becommentariëren en bevestigen het beleid van de WHO. Dit wordt vastgelegd in het vijfjaarlijkse General Programme of Work.
De WHO heeft een begroting, die vergelijkbaar is met een middelgroot Nederlands ziekenhuis. De begroting wordt gefinancierd uit lidmaatschapsgelden van lidstaten en vrijwillige bijdragen van lidstaten en private partijen. In de top tien van bijdragende partijen staan acht lidstaten (VS, Duitsland, VK, EC, China, Japan,
Frankrijk en Nederland), een NGO (B&M Gates Foundation) en een internationale organisatie (GAVI). In totaal dragen deze tien partijen 2,146 miljard USD bij aan de basisbegroting van de WHO. Dat is ongeveer de helft van het tweejarige budget. Hiervan wordt driekwart gefinancierd door de genoemde lidstaten (1,615 miljard USD).
De wijzigingsvoorstellen, die de komende tijd in de Working Group IHR besproken zullen worden, zijn ingediend door de lidstaten zelf en niet door de WHO. De voorstellen rondom vaccinatiecertificaten waar het lid Van Haga naar verwijst, betreffen nadere bepalingen rondom de reeds bestaande certificaten voor het internationale reizigersverkeer, zoals de mogelijkheid dat deze in digitaal format kunnen worden afgegeven/ gebruikt in plaats van op papier. Daarnaast wordt een aantal extra mogelijkheden voorgesteld voor reizigerscertificaten die vooral bedoeld zijn om het internationale reizigersverkeer te faciliteren, zoals het voorgestelde amendement in artikel 36, tweede lid, van de IHR, dat de bezitter van een vaccinatiecertificaat toegang heeft tot een specifiek land of regio. Het verruimen van de mogelijkheden om in tijden van een gezondheidscrisis het internationale reizigersverkeer zo veilig mogelijk te houden, maar ook zo goed mogelijk te faciliteren, is naar mijn mening positief.
Met de verwijzing naar surveillance wordt niet bedoeld het controleren van de gezondheid van burgers. Surveillance is de technische aanduiding voor het meten en registreren van ziekmakers in de omgeving, zoals virusdeeltjes in rioolwater en op macroniveau de incidentie van ziekmakers bij diagnostiek. Om een uitbraak goed in kaart te kunnen brengen en vinger aan de pols te houden, is het belangrijk dat landen wereldwijd hun capaciteit hiervoor uitbreiden.
De voorgestelde amendementen zullen de komende maanden in detail worden besproken en onderhandeld in de Working Group IHR, waar alle landen die partij zijn bij de IHR aan deelnemen.
De WHO Review Committee bestaat uit onafhankelijke experts. Geen enkel land wordt hierin vertegenwoordigd. De lidstaten komen bijeen in de Working Group on IHR (WG IHR) om over de ingediende amendementen te onderhandelen.
Er wordt zoveel mogelijk met een stem gesproken door de EU. Zo staat Nederland internationaal het sterkst. De EU-positie wordt afgestemd via de EU-coördinatie in Brussel en Genève. De Europese Unie wordt tijdens de onderhandelingen vertegenwoordigd door de EU-onderhandelaar die ondersteund wordt door het roulerende EU-voorzitterschap en door alle andere 26 EU-lidstaten.
Waar strikt nationale competenties aan de orde zijn, kunnen lidstaten ook zelf het woord voeren en zo nodig zal Nederland dat zeker doen.
Nederland zal als lid van de World Health Assembly een eigen stem hebben bij de vaststelling van het IHR-onderhandelingsresultaat. Het streven is het resultaat van de onderhandelingen in stemming te brengen in mei 2024. De onderhandelingen moeten dan vier maanden eerder zijn afgerond.