Ingediend | 14 december 2022 |
---|---|
Beantwoord | 27 januari 2023 (na 44 dagen) |
Indiener | Fleur Agema (PVV) |
Beantwoord door | Kuipers |
Onderwerpen | jongeren organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z25141.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-1376.html |
Het rapport van de NZa bevat informatie over de gevolgen van concentratie van de interventies voor de verschillende locaties. In mijn brief aan uw Kamer van 16 januari 2023 (Kamerstuk 31 765, nr. 703) heb ik beschreven welk gevolg ik geef aan de impactanalyse van de NZa. Ik heb ik de NFU gevraagd om een advies op welke locaties de concentratie het best kan plaatsvinden en welke maatregelen nodig zijn om eventuele onwenselijke effecten te mitigeren. Daarbij vraag ik de NFU zoveel mogelijk gebruik te maken van de informatie die de impactanalyse van de NZa biedt.
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Ik ben bekend met alle vier de kinderhartcentra.
Ook heb ik heb gesproken met de patiëntenorganisaties (Patiëntenvereniging Aangeboren Hartafwijking, Stichting Hartekind, Harteraad en Hartstichting). Ook heb ik gesproken met de meest betrokken beroepsgroepen, de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK), Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVVC), Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie (NVT) en de Beroepsvereniging Verzorgenden en Verpleegkundigen (V&VN). Verder heb ik gesprekken gevoerd met Zorgverzekeraars Nederland en de voorzitters van de umc’s. Daarnaast heb ik tal van brieven van vertegenwoordigers van het openbaar bestuur ontvangen met veelal pleidooien voor het ene of andere centrum. Tot slot heb ik nogmaals de patiëntvertegenwoordigers gesproken om mijn indrukken uit deze gesprekken als laatste bij hen te verifiëren.
De NZa vermeldt inderdaad dat de bereidheid om te verhuizen onder verpleegkundigen niet hoog is. Ik heb dit ook besproken met de Beroepsvereniging Verzorgenden en Verpleegkundigen (V&VN). Gezien de krappe arbeidsmarkt is dit een belangrijk aandachtspunt bij het vormgeven van de transitie naar concentratie.
Ja, ik heb in december 2022 zoals vermeld ook met V&VN gesproken. V&VN heeft onder andere mogelijkheden onder de aandacht gebracht om zoveel mogelijk verpleegkundigen te behouden tijdens het transitieproces. Daarbij hebben we het gehad over de brede inzetbaarheid en opleiding van verpleegkundigen.
Ik vind het voorstelbaar om bij een besluit tot concentratie te kijken wat er mogelijk is in differentiatie van opleidingen zodat verpleegkundigen breder inzetbaar worden. Op de locaties waar geconcentreerd wordt, kunnen verpleegkundigen dan mee gaan werken bij de interventies en op locaties waar de interventie verdwijnt kunnen verpleegkundigen dan gemakkelijker in hun eigen vakgebied werkzaam blijven.
Zoals ik u heb gemeld in mijn brief d.d. 16 januari 2023 heb ik de NFU gevraagd mij te adviseren op welke locaties concentratie moet plaatsvinden. Op basis van het advies van de NFU zal ik tot een besluit komen. Mocht de NFU er onverhoopt niet uit komen, dan zie ik mij genoodzaakt zelf tot een besluit te komen op welke locaties deze interventies geconcentreerd worden. Ik zal mij daarbij baseren op de aandachtspunten die ik beschrijf in de brief aan de NFU.
Zoals in mijn brief van 6 december vermeld heb ik gesproken met betrokken patiëntenorganisaties, de bestuurders van de universitair medische centra (umc’s) en de verschillende vertegenwoordigers van zorgprofessionals.
Ik heb gesproken met de koepelorganisaties. Zij vertegenwoordigen bestuurders, specialisten en verpleegkundigen van alle vier de centra.
Nee. Ik heb gesproken met de meest direct betrokken partijen bij deze kwestie.
Zoals ik in mijn brief d.d. 16 januari heb aangegeven, vind ik dat de voorzieningen er voor de patiënten zijn en niet andersom. Daarom heb ik mij in mijn gesprekken gericht op de belangen van patiënten, zorgverleners en zorgorganisaties die zich met patiëntenzorg bezig houden. Het kan niet zo zijn dat de belangen van bedrijven bepalend zijn voor besluitvorming over de kwaliteit van zorg, met mogelijk verstrekkende gevolgen voor patiënten en ouders. De beste kansen voor patiënten zouden hierin mijns inziens voorop moeten staan.
Zoals vermeld in mijn brief d.d. 16 januari 2023 heb ik de NFU inderdaad nogmaals verzocht mij te adviseren over de concentratie van deze interventies. Ik vind het wenselijk dat het veld zelf met een gedragen voorstel komt, omdat zij het ook zelf zullen moeten realiseren. Mocht de NFU onverhoopt toch aangeven hier niet in te slagen, dan zie ik mij genoodzaakt alsnog zelf de knoop door te hakken. Voor mij weegt daarbij zwaar dat ook de patiëntenorganisaties hebben aangegeven dat de urgentie van deze kwestie zich moeilijk verhoudt tot het advies van de NZa om eerst een integraal beeld te vormen van de toekomst van het gehele academische zorglandschap. De inschatting, die ik met hen deel, is dat dit veel langer zal duren dan de NZa verwacht en dat daarbij de belangen van patiënten en zorgprofessionals mogelijk ondersneeuwen. Bovendien zou de onzekerheid voor patiënten, zorgverleners en de centra dan langer blijven bestaan.
Ik heb de NFU gevraagd mij mede op basis van dit rapport te adviseren over de locaties waar concentratie moet plaatsvinden en de mitigerende maatregelen die zouden kunnen worden genomen om eventuele ongewenste gevolgen te kanaliseren. Dit is een van de aanbevelingen van de NZa. Daarbij heb ik de NFU gevraagd rekening te houden met een aantal aspecten, waaronder het door de NZa in de impactanalyse aangegeven aspect van de regionale beschikbaarheid van acute zorg. Het NZa rapport laat zien welke effecten een besluit tot concentratie van interventies heeft voor patiënten, de betrokken centra en de betrokken zorgprofessionals. Het NZa rapport laat ook zien dat maatregelen nodig kunnen zijn om aan de effecten van een besluit tegemoet te komen, dat er tijd nodig is voor de transitie en de verandering zorgvuldig begeleid zal moeten worden. Ik zal met deze aspecten zoveel mogelijk rekening houden bij het besluit over concentratie en over de mitigerende maatregelen en daarmee recht doen aan dit rapport.
Voor het antwoord op vraag 12 en 13 verwijs ik naar mijn brief d.d. 16 januari 2023, Kamerstuk 31 765, nr. 703.
Zie antwoord vraag 12.
Zoals uit de impactanalyse van de NZa blijkt, heeft het concentreren van deze zorg gevolgen voor elke locatie. Waar dat gevolg de kwaliteit van zorg en de mogelijkheden van zorgverleners en kennisontwikkeling raakt, moeten we erop inzetten zo goed mogelijk deze gevolgen tegemoet te treden. Er moeten bijvoorbeeld altijd voldoende ic bedden voor kinderen beschikbaar zijn.
Ik heb de NFU dan ook gevraagd hier aandacht aan te besteden in hun voorstel om de effecten van concentratie te kanaliseren.
Ik borg dit door uw Kamer te informeren over de verschillende stappen en onderliggende informatie in het besluitvormingsproces. Met de genoemde brief van 16 januari aan uw Kamer heb ik u geïnformeerd over het proces tot dan toe en de stappen die vanaf dat moment gezet zullen worden tot besluitvorming.
Om deze reden heb ik in mijn brief aan de NFU van 16 januari 2023 de aspecten die ik van belang acht bij de keuze voor de locaties opgenomen.
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 14 moeten er altijd voldoende IC- bedden, ook voor kinderen, beschikbaar zijn. Ik heb de NFU dan ook gevraagd hier aandacht aan te besteden in hun voorstel om de effecten van concentratie te kanaliseren.
Zoals u in uw vraag ook aangeeft zijn er altijd tussen de 95 en 100 kinder-IC-bedden beschikbaar. Hoeveel bedden er op vrijdag 9 december precies bezet waren is moeilijk te achterhalen. In elk geval is er op geen enkel moment onvoldoende beschikbaarheid geweest. Ook is de overweging om over te plaatsen naar het buitenland nooit aan de orde is geweest.
Jaarlijks stelt VWS de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling (OVA) beschikbaar om een concurrerende salarisontwikkeling in de zorg en welzijn mogelijk te maken. Deze is gekoppeld aan de lonen in de markt; als die stijgen, stijgt dus ook de overheidsbijdrage voor salarissen in de zorg. Voor de jaren 2022 en 2023 bedraagt de OVA respectievelijk 2,2 en 3 miljard euro. Het is vervolgens aan sociale partners om met deze extra middelen cao’s af te sluiten. De hoogte van het salaris is daarnaast sterk afhankelijk van het aantal uren dat men werkt. In de zorg wordt veel in deeltijd gewerkt. Door meer uren te werken, kunnen verpleegkundigen hun inkomen verbeteren. Daartoe ondersteunt de Minister voor Langdurige Zorg en Sport onder andere de aanpak van Stichting Het Potentieel Pakken waarbij gesprekken over roosters al meerdere grotere contracten hebben opgeleverd. Bovendien wil ik er nog op wijzen dat de aantrekkelijkheid van werken in de zorg ook afhankelijk is van goed werkgeverschap, professionele autonomie, zeggenschap en ontwikkelmogelijkheden. Deze onderwerpen pakt Minister Helder met onder andere werkgevers in de zorg op in het programma TAZ.
Om te zorgen dat de zorgmedewerker met plezier zijn werk kan blijven doen, is het tot slot cruciaal dat er aandacht blijft voor het verminderen van regeldruk. In de programmabrief [Ont]Regel de Zorg2 heeft de Minister voor Langdurige Zorg en Sport uiteengezet hoe deze kabinetsperiode samen met betrokken partijen aan dit vraagstuk wordt gewerkt. Vóór de zomer ontvangt uw Kamer de eerste voortgangsrapportage over het programma.
Zoals vermeld in het antwoord op voorgaande vraag is het van belang dat er altijd voldoende IC-bedden voor kinderen beschikbaar zijn. Daarvoor is in samenwerking met de kinderartsen en roaz-regio's een plan opgesteld. Een belangrijke manier om te voorkomen dat kinderen IC zorg nodig hebben, is gebruik te maken van vaccinaties voor die ziekten waar voor dat mogelijk is.
Ik vind het inderdaad van belang dat ook specifieke zorg voor patiënten beschikbaar blijft. Ik heb de NFU expliciet gevraagd hier aandacht aan te besteden.
Waar de gevolgen van concentratie onwenselijk zijn voor de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg, moeten passende maatregelen worden genomen. De patiënt staat hierbij voor mij steeds voorop.
Voor een overzicht van de gevolgen verwijs ik naar de impactanalyse van de NZa. Bij de vormgeving van de transitie zal aandacht moeten worden besteed aan onwenselijke gevolgen van de concentratie van zorg. Daarbij staan de zorgvoorzieningen zoals gezegd ten dienste van de patiënt. Ik heb de NFU daarom gevraagd mij te adviseren over de wijze waarop ongewenste neveneffecten gemitigeerd kunnen worden. Daarbij heb ik in het bijzonder aandacht gevraagd voor de toegankelijkheid van zorg, de beschikbaarheid van IC bedden, het waarborgen van de beschikbaarheid van specifieke expertise, het behouden van opleidings-en onderzoekscapaciteit.
Voor het antwoord op vraag 22 en 23 verwijs ik u naar mijn brief d.d. 16 januari, Kamerstuk 31 765, nr. 703.
Zie antwoord vraag 22.
Als een interventie noodzakelijk is, dan zal deze worden uitgevoerd. Besluitvorming daarover vindt in het Nederlandse zorgstelsel plaats tussen zorgverleners en patiënten en hun naasten en niet door de overheid. Dat is een groot goed en dat blijft zo als geconcentreerd wordt naar twee centra. De kwaliteit en toegankelijkheid van zorg staan voor mij voorop; concentratie van deze interventies is daarvoor onontkoombaar, ook volgens de vertegenwoordigers van patiënten.
De vragen van het lid Agema (PVV) over het rapport van de Nederlandse Zorgautoriteit dat verstrekkende gevolgen ziet van de concentratie van kinderhartchirurgie (2022Z25141) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat afstemming ten behoeve van de beantwoording meer tijd vergt. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.