Ingediend | 22 november 2022 |
---|---|
Beantwoord | 23 december 2022 (na 31 dagen) |
Indieners | Peter de Groot (VVD), Mariëlle Paul (VVD) |
Beantwoord door | Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
Onderwerpen | onderwijs en wetenschap organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z22751.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-1180.html |
Ja.
Op dit moment is er geen totaalbeeld. Om die reden brengen wij, in beeld wat de kwaliteit van schoolgebouwen op dit moment is. Dit was ook een van de adviezen uit het Interdepartementaal BeleidsOnderzoek (IBO). Ik heb u daarover geïnformeerd in de Kamerbrief van 23 november jl.2. Op basis van de voorlopige resultaten blijkt dat 45% van de schoolgebouwen voor 1978 is gebouwd en dus hoogstwaarschijnlijk aan renovatie of vervanging toe is. In het eerste kwartaal van 2023 zal ik u informeren over de uitkomsten van het onderzoek.
Ik vind dat elke school een gezonde en veilig omgeving moet zijn voor kinderen en onderwijspersoneel. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten, schoolbesturen en het Rijk. Gemeenten zijn daarbij verantwoordelijk voor nieuwbouw en renovatie, schoolbesturen voor het onderhoud en exploitatie. Het Rijk draagt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs in het algemeen. Hierbij zijn verschillende verantwoordelijkheden belegd bij zes verschillende ministeries. In de Kamerbrief update aanpak verouderde schoolgebouwen (van 23 november jl.) heb ik mijn acties om te zorgen voor een versnelde aanpak van verouderde schoolgebouwen uiteengezet. Dit zijn:
Zoals ook toegelicht in het commissiedebat van 1 december jl. over onderwijshuisvesting, wil ik op basis van de nog te verschijnen aanbevelingen van de Taskforce Financiering zo snel mogelijk starten met een reactie op de motie inzake het revolverend fonds en een programmatische aanpak. Deze aanpak wil ik in gezamenlijkheid doen met gemeenten, schoolbesturen, het Ministerie van BZK en EZK, PO-Raad, VO-raad, VNG en samenwerkingspartners zoals Ruimte-OK.
Zoals toegezegd in het commissiedebat, zal ik uw Kamer in het eerste kwartaal van 2023 nader informeren over de uitkomsten van de Taskforce Financiering en het eventuele vervolg daarop.
Er zijn diverse onderzoeken die aantonen dat het binnenklimaat een direct effect heeft op de leerprestaties van kinderen en het ziekteverzuim van leerlingen en leraren. Deze onderzoeken zijn ook in het IBO genoemd. Het gaat bij binnenklimaat onder andere om daglicht, vocht, geluid, fijnstof, temperatuur en luchtkwaliteit.
Uit onderzoek is onder meer gebleken: wanneer binnenklimaat, inclusief ventilatie van schoolgebouwen niet op orde is, heeft dit gevolgen voor de leerprestaties van leerlingen en de gezondheid van leerlingen en onderwijspersoneel.3 Een ander onderzoek stelt dat gecombineerde effecten in het binnenklimaat de leerprestatie van leerlingen met 30% vermindert.4 Een onderzoek uit 2011 stelt dat de verhoging van de hoeveelheid ventilatie met 1 liter per seconde per leerling, de slagingspercentages met 3% doet stijgen.5 De resultaten van deze onderzoeken zijn zorgwekkend. Dit is onder andere ook de reden om maatregelen te nemen. Hier zet ik sinds mijn aantreden al stevig op in.
Gemeenten ontvangen de middelen voor onderwijshuisvesting vanuit de algemene uitkering van het gemeentefonds. De middelen zijn niet geoormerkt: gemeenten hebben de vrijheid eigen beleidsdoelstellingen te formuleren binnen het totaal aan beleidsvelden waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Schoolbesturen worden bekostigd via de lumpsum vanuit het Ministerie van OCW, ook voor hun onderhoud en exploitatie. Ook voor hen geldt dat zij de hoogte van de uitgaven voor onderhoud zelfstandig vast kunnen stellen in samenhang met de uitgaven voor andere taken waar schoolbesturen voor verantwoordelijk zijn.
In de huidige verdeling van de verantwoordelijkheden tussen gemeenten en schoolbesturen is daarmee sprake van een zogenaamde «split incentive». Een oplossing hiervoor kan een «total-cost-of-ownership» benadering zijn, waarbij rekening wordt gehouden met de kosten van bouw, onderhoud en exploitaties over de gehele gebruiksduur van het schoolgebouw.
Daarnaast is het investeringsverbod in het primair onderwijs een obstakel. Schoolbesturen mogen niet investeren in nieuwbouw of uitbreiding van een gebouw, zodat er geen onderwijsgeld in stenen gaat zitten. Soms willen scholen echter graag investeren in tussentijdse verbeteringen, bijvoorbeeld in het kader van onderwijsontwikkelingen of duurzaamheidsmaatregelen.
Zowel de TCO-benadering als het in beginsel opheffen van het investeringsverbod krijgen een plaats in het reeds aangekondigde wetsvoorstel.
Op dit moment brengt de taskforce financiering in beeld welke mogelijkheden voor publiek-private samenwerking er zijn voor de opgave onderwijshuisvesting, welke randvoorwaarden daarbij nog ingevuld moeten worden voor financiers en welke randvoorwaarden scholen en gemeenten stellen aan de voorstellen van financieringsmogelijkheden. Zoals toegezegd in het commissiedebat ontvangt uw Kamer in het eerste kwartaal van 2023 de beleidsreactie op de eindrapportage van de Taskforce financiën en een appreciatie van de motie van Van Meenen6 inzake het revolverend fonds voor de onderwijshuisvesting.
Ik ga de mogelijkheid van een revolverend fonds verkennen. Het is van belang om financieringsvormen die kunnen bijdragen aan het oplossen van de problematiek rondom onderwijshuisvesting te onderzoeken. De eindrapportage van de taskforce biedt mogelijk aanknopingspunten die een bijdrage kunnen leveren aan deze verkenning. Zoals gezegd informeer ik uw Kamer hierover in het eerste kwartaal van 2023.
Onvoldoende middelen is niet de enige verklaring voor achterblijvende investeringen in schoolgebouwen. Projecten komen ook niet altijd snel van de grond door gebrek aan de benodigde uitvoeringscapaciteit bij gemeenten en schoolbesturen, maar ook bij marktpartijen. Besluitvormingsprocessen bij gemeenten nemen veel tijd in beslag en kunnen doorkruist worden door projecten met hogere prioriteiten.
Het is belangrijk dat elke partij daarbij zijn rol pakt. Ik wil partijen daar graag bij ondersteunen. Samen met de PO-Raad, VO-raad en VNG ga ik aan de slag met een programmatische aanpak. Hierin worden projecten gebundeld aanbesteed en werken we met standaardisatie van processen aan vraag- en aanbodzijde. Dit kan leiden tot een versnelling en verbetering van de kwaliteit. Daarnaast passen we de wetgeving aan, waarbij de rolverdeling tussen schoolbesturen en gemeenten o.a. omtrent onderhoud en exploitatie van schoolgebouwen duidelijker wordt vastgelegd. Ook kijken we naar mogelijkheden om scholen en gemeenten financieel te ondersteunen. Daarbij heeft de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening via de provincies een Ontzorgingsprogramma Maatschappelijk Vastgoed ingericht, waarvan schoolbesturen en gemeenten met een kleinere portefeuille van onderwijsgebouwen gebruik kunnen maken.
Ja, ik ken het manifest. Ik waardeer de bevlogenheid en betrokkenheid van zoveel partijen uit het veld. Alleen samen met deze partijen kunnen we ervoor zorgen dat we versneld werk maken van de verouderde voorraad.
In mijn Kamerbrief van 23 november jl. en in antwoord op de vragen hierboven heb ik reeds aangegeven welke acties ik voornemens ben uit te voeren om de onderwijshuisvesting te verbeteren en de verouderde voorraad aan te pakken.
Dat heb ik hierbij gedaan.