Ingediend | 10 november 2022 |
---|---|
Beantwoord | 23 december 2022 (na 43 dagen) |
Indieners | Michiel van Nispen , Joost Sneller (D66) |
Beantwoord door | Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid recht strafrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z21635.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-1181.html |
Ja.
Er is geen strafrechtelijk kader meer voor toezicht als een veroordeelde zijn of haar straf volledig heeft uitgezeten. Dit geldt ook voor Nederlanders die in het buitenland zijn veroordeeld. Wel heeft de politie mogelijkheden om personen te signaleren als er sprake is van zorgen omtrent de Nationale Veiligheid.
In hierboven aangehaalde NRC-artikel wordt specifiek ingegaan op het gebrek aan zicht op zedendelinquenten die terugkeren naar Nederland. Ik deel de zorg dat daar nu onvoldoende zicht op is, omdat informatie over een veroordeling buiten de Europese Unie (EU) voor een zedenmisdrijf nu niet meegenomen kan worden bij de beoordeling van een aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Deze situatie vind ik onwenselijk. Mijn ambtsvoorganger en de vorige Minister van Justitie en Veiligheid hebben in 2020 opdracht gegeven om de mogelijkheden te onderzoeken om beschikbare en betrouwbare informatie over onherroepelijke veroordelingen van Nederlanders die buiten de EU en het Verenigd Koninkrijk (VK) zijn veroordeeld voor een zedendelict als additionele bron toe te voegen aan de VOG-screening. In nauwe samenwerking met het OM, Politie, de Justitiële Informatiedienst (Justid), de screeningsautoriteit Justis en het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden mogelijke oplossingen onderzocht. Zoals reeds toegezegd zal ik uw Kamer hierover in het eerste kwartaal van 2023 informeren.2
Zoals bij antwoord 2 aangegeven, is er geen strafrechtelijk kader meer voor toezicht als een veroordeelde zijn of haar straf volledig heeft uitgezeten. Dit geldt ook voor Nederlanders die in het buitenland zijn veroordeeld. Er is daarbij geen onderscheid tussen een niet-EU-land of EU-land. Wel heeft de politie mogelijkheden om personen te signaleren als er sprake is van zorgen omtrent de Nationale Veiligheid.
Veroordelingen van Nederlanders uitgesproken door Europese strafrechter of een strafrechter uit het VK worden uitgewisseld met de Justitiële Informatiedienst (Justid) en worden bijgeschreven in het JDS. Deze veroordelingen kunnen worden betrokken bij de VOG-beoordeling.
Zie antwoord vraag 3.
Er zitten, voor zover bekend, circa 1.700 Nederlanders in detentie in het buitenland (peildatum 1 december 2022). Dit is het aantal Nederlanders die zich tot het Ministerie van Buitenlandse Zaken hebben gewend voor consulaire hulp.
De meeste landen zijn verplicht om de arrestatie van een buitenlander, indien de gearresteerde dit wenst, te melden aan de autoriteiten van het land van zijn nationaliteit.3 Het land van nationaliteit kan in dit geval consulaire bijstand aanbieden. Vanwege privacy redenen worden enkel persoonsgegevens door het Ministerie van Buitenlandse Zaken geregistreerd als de Nederlandse gedetineerde consulaire bijstand wil. Ook de einddatum van de detentie wordt, indien door de gedetineerde verstrekt, in het dossier opgenomen.
Er is geen contact vanuit Buitenlandse Zaken met de gedetineerde over de vraag of de gedetineerde van plan is om terug naar Nederland te komen. Dit is een taak van Bureau Buitenland van Reclassering Nederland, als onderdeel van de Nederlandse consulaire bijstand. Bureau Buitenland zorgt (op vrijwillige basis) onder meer voor ondersteuning ten behoeve van de resocialisatie en gaat na of een gedetineerde na detentie naar Nederland wil terugkeren. Bureau Buitenland organiseert ook nazorg door aanmeldingen en overdracht van informatie naar Nederlandse gemeenten (Regeling Bestuurlijke Informatie Justitiabelen).4
Ik ben niet van mening dat Nederlandse gedetineerden in het buitenland altijd een deel van hun straf in Nederland moeten uitzitten. Resocialisatie kan het beste worden vormgegeven, indien de veroordeelde zich in detentie kan voorbereiden op een terugkeer in de samenleving waarmee hij wezenlijke banden heeft. Daarbij willen niet alle Nederlandse gedetineerden na detentie altijd terug naar Nederland. Mocht een gedetineerde dat wel wensen dan is de vraag of het land waar de gedetineerde in detentie zit, bereid is om de straf over te dragen. Niet alle verdragen kennen een verplichting om gedetineerden over te dragen. Tot slot geldt in Nederland het vigerende beleidskader rondom strafoverdracht. Als wordt voldaan aan deze voorwaarden kan de straf door Nederland worden overgenomen.5
WOTS-verzoeken vergen een zorgvuldige, maar voortvarende behandeling. Er zijn meerdere partijen verantwoordelijk voor een snelle strafoverdracht. IOS is een van deze partijen en zet zich daar actief voor in. Zij volgen daarbij de juridische kaders.6
Er kunnen meerdere oorzaken zijn voor een te kort strafrestant. Bijvoorbeeld als het buitenland te laat een verzoek tot strafoverdracht heeft gedaan, waardoor onvoldoende straf resteert. Een andere oorzaak kan zijn dat het aanpassen of omzetten van de straf in Nederland resteert tot onvoldoende strafrestant. Een andere mogelijkheid is dat het na het verzoek tot strafoverdracht, de procedure te lang duurt waardoor er alsnog onvoldoende straf resteert. Een actievere inzet van IOS en andere betrokken ketenpartners zou hiertoe een oplossing kunnen bieden. Dat dit laatste een oorzaak zou zijn wordt niet herkend, om die reden zie ik dan ook geen aanleiding om te sturen op een actievere inzet van IOS.
De rechter heeft meerdere malen in individuele zaken geoordeeld dat het beleid omtrent strafoverdracht bestendig wordt uitgevoerd.8 Ik zie geen aanleiding om dit te wijzigen.
Re-integratie in de Nederlandse samenleving is van belang als er een wezenlijke relatie is met Nederland. Het Nederlanderschap alleen is niet voldoende om te kunnen spreken van binding, ook wordt gekeken waar de betrokkene feitelijk woonachtig is (inschrijving in de Basisregistratie Personen) en hoe lang en waar de betrokkene werkt.
In de praktijk wordt binding veelal aangenomen bij Nederlanders die in de afgelopen vijf jaar tenminste enige tijd in Nederland ingeschreven hebben gestaan (feitelijk woonachtig zijn geweest) en bij vreemdelingen met een verblijfsvergunning (die niet wordt ingetrokken als gevolg van het delict waarvoor hij is veroordeeld) indien zij tenminste vijf jaar onafgebroken in Nederland ingeschreven hebben gestaan.
Een Nederlandse veroordeelde die bijvoorbeeld zijn binding met Nederland heeft verbroken door zijn hoofdverblijf naar het buitenland te verplaatsen komt niet in aanmerking voor overbrenging. De wens om naar Nederland terug te keren wordt in de rechtspraak slechts relevant geoordeeld als er aanwijzingen zijn dat betrokkene vóór zijn buitenlandse detentie de mogelijkheid openhield om naar Nederland terug te keren.9
Zie antwoord vraag 8.
Bij een verzoek tot strafoverdracht wordt door IOS – indien beschikbaar – ook gekeken naar informatie uit de rapportages van Bureau Buitenland en brieven van de gedetineerde of zijn of haar familie. Het antwoord op de vraag in hoeverre hieraan waarde wordt toegekend is maatwerk, en afhankelijk van de individuele zaak.
Nee, ik ben niet bereid de bindingstoets te laten vervallen. Resocialisatie kan, zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 8 en 9, het beste worden vormgegeven indien de veroordeelde zich in detentie kan voorbereiden op een terugkeer in de samenleving waarmee hij een wezenlijke binding heeft.
Het vereiste van binding naast nationaliteit vloeit voort uit de doelstelling van de resocialisatie. Ook in het Kaderbesluit 2008/909/JBZ (inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen), geïmplementeerd met de WETS, wordt beoordeeld of sprake is van een voor een goede resocialisatie vereiste binding. Dat gebeurt in de eerste plaats door de EU lidstaat die de tenuitvoerlegging van een vonnis wil overdragen. Deze moet zich ervan vergewissen dat de tenuitvoerlegging in de uitvoerende lidstaat kan bijdragen aan de maatschappelijke re-integratie van de veroordeelde in die staat, daarbij moet rekening worden gehouden met de mate van verbondenheid met die staat.
Uit bovengenoemd Kaderbesluit volgt ook dat overname van de tenuitvoerlegging door Nederland verplicht is indien een veroordeelde Nederlander niet meer in Nederland woont, maar door de EU-lidstaat van veroordeling na invrijheidstelling naar Nederland wordt uitgezet. Deze verplichting is overgenomen in de WETS.
Er is geen internationale verplichting om veroordeelden met de Nederlandse nationaliteit over te nemen, die na hun invrijheidstelling kunnen worden uitgezet naar Nederland vanuit landen buiten de EU. Ik hecht eraan om in die gevallen de mogelijkheid te houden om overname van de tenuitvoerlegging van de straf te kunnen weigeren als het doel van strafoverdracht, het belang van resocialisatie, niet wordt gediend.
Het standpunt dat Nederland weinig aandacht geeft aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland deel ik niet. Nederland geeft op verschillende manieren aandacht aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Zie ook het antwoord op vraag 2 en 5.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zorgt voor consulaire bijstand en informeert, net als Bureau Buitenland van Reclassering Nederland, Nederlandse gedetineerden in het buitenland over de mogelijkheden tot straf overdacht.10 Ook is er een telefonische informatielijn beschikbaar van de afdeling Internationale Overdracht Strafvonnissen (IOS) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).
Bureau Buitenland biedt Nederlandse gedetineerden in het buitenland (op vrijwillige basis) ondersteuning door middel van contact met vrijwilligers van Bureau Buitenland. Deze vrijwilligers zijn werkzaam in de landen van detentie. Dit contact richt zich onder meer op het vergroten van het zelfinzicht, de zelfredzaamheid en de re-integratie na detentie. Ze houden zicht op de detentieomstandigheden, de gezondheid (mentaal en fysiek) en de procesgang van de strafzaak van de gedetineerde. Bureau Buitenland wordt gefinancierd door het Ministerie van Buitenlandse zaken en het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Verder kan de gedetineerde aanvullende juridische ondersteuning ontvangen (in aanvulling op de lokale advocaat van de gedetineerde) van één van de twee onafhankelijke juridische organisaties in Nederland die voor deze activiteit subsidie ontvangen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. In de subsidieperiode 2020–2023 wordt de aanvullende juridische ondersteuning aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland uitgevoerd door Stichting Lawyers Across Borders, Stichting Dutch&Detained.
Ook zet Stichting Epafras zich in voor Nederlanders die vast zitten in buitenlandse gevangenissen. Zo bezoekt Epafras Nederlandse gedetineerden in het buitenland en geeft hen geestelijke zorg. Dit wordt gefinancierd door het Ministerie van Buitenlandse zaken en het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
De screeningsautoriteit Justis beoordeelt een VOG-aanvraag aan de hand van justitiële gegevens. Dit kunnen Nederlandse justitiële gegevens en onherroepelijke veroordelingen van Nederlanders, uitgesproken door Europese
strafrechters en strafrechters uit het VK, zijn. Bij de VOG-aanvraag voor het werken met kinderen kunnen ook onherroepelijke veroordelingen van andere EU-onderdanen voor zedenfeiten, uitgesproken in de EU of het VK, worden betrokken.
Vanaf november 2023 kunnen via het systeem ECRIS TCN (Third Country Nationals) ook onherroepelijke veroordelingen van derdelanders uitgesproken in de EU of het VK worden betrokken bij een VOG-aanvraag voor het werken met kinderen.
Er zijn geen internationale afspraken over het delen van onherroepelijke veroordelingen uitgesproken door strafrechters buiten de EU en het VK voor preventieve doeleinden zoals de VOG-screening. Daarom is Nederland vaak niet op de hoogte van de veroordeling en worden deze veroordelingen ook niet in het JDS geregistreerd. Onherroepelijke veroordelingen uitgesproken door strafrechters buiten de EU en het VK kunnen dan ook niet worden betrokken bij de VOG-screening. Dit is slechts anders in het geval veroordelingen zijn geregistreerd in de justitiële documentatie omdat er strafoverdracht heeft plaatsgevonden.
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 al heb benoemd, hebben in 2020 mijn ambtsvoorganger en de vorige Minister van Justitie en Veiligheid opdracht gegeven om de mogelijkheden te onderzoeken om de onherroepelijke veroordelingen voor een zedendelict van Nederlanders die buiten de EU en het VK zijn veroordeeld, te kunnen betrekken bij de VOG-screening. Uw Kamer is hier eerder over geïnformeerd. 11 De afgelopen periode werden mogelijke oplossingen in nauwe samenwerking met het OM, Politie, de Justitiële Informatiedienst (Justid), de screeningsautoriteit Justis en het Ministerie van Buitenlandse Zaken grondig onderzocht. Zoals reeds toegezegd zal ik uw Kamer over de bevindingen in het eerste kwartaal van 2023 informeren.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Van Nispen (SP) en Sneller (D66), van uw Kamer aan de Minister voor Rechtsbescherming over het bericht dat de Nederlandse staat geen zicht heeft op Nederlanders die in het buitenland een gevangenisstraf hebben uitgezeten en daarna terugkeren naar Nederland (ingezonden 10 november 2022) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.