Ingediend | 9 november 2022 |
---|---|
Beantwoord | 16 december 2022 (na 37 dagen) |
Indiener | Wybren van Haga (BVNL) |
Beantwoord door | Kuipers |
Onderwerpen | ziekten en behandelingen zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z21473.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-1055.html |
Ja.
De berichtgeving die in vraag 1 aangehaald wordt verwijst naar een nieuwsbericht op de website van het RIVM.2 Hierin wordt uiteengezet welke gegevens er gebruikt zijn en hoe deze zijn geanalyseerd. Daarbij wordt aangegeven dat meer resultaten, informatie en een gedetailleerde omschrijving van de analyses later dit jaar gepubliceerd zullen worden.
Het RIVM geeft in het artikel – waarnaar ik in mijn antwoord op vraag 1 heb verwezen – aan dat voor de berekeningen en conclusies gegevens gecombineerd en geanalyseerd zijn over het werkelijke aantal ziekenhuisopnames van stichting NICE, de geschatte vaccineffectiviteit per dag, en de vaccinatiegraad voor de basisserie, booster en eerste herhaalprik. Zo heeft het RIVM het aantal voorkomen ziekenhuisopnames geschat voor de leeftijdsgroepen 12–49, 50–59, 60–69, 70–79 en 80+.
De vraagstelling suggereert ten onrechte dat het gegeven dat coronavaccinatie ernstige ziekte en daarmee ziekenhuisopnames voorkomt een «mening» van het RIVM zou zijn. Deze suggestie is onjuist. Er is brede wetenschappelijke consensus, ook internationaal, over de effectiviteit en het belang van vaccinatie tegen COVID-19. De effectiviteit van de COVID-19-vaccins tegen ziekenhuisopname wordt wereldwijd gemonitord en onderzocht, waaronder door het RIVM3.
Zie mijn antwoord op vraag 3. Het is evident dat het voorkomen van een groot aantal ziekenhuisopnames door vaccinatie leidt tot het voorkomen van (nog hogere) druk op de zorg. De mogelijke uitval van zorgmedewerkers als gevolg van de veelal lichte bijwerkingen van de coronavaccinatie en het aantal mensen dat door bijwerkingen het ziekenhuis bezoekt wegen niet op tegen het aantal ziekenhuisopnames als gevolg van SARS-CoV-2 besmettingen.
Tussen de start van de COVID-19 vaccinatiecampagne tot en met 7 december 2022 zijn er 2681 meldingen bij Lareb binnengekomen waarbij er sprake was van een behandeling in het ziekenhuis of een opname na vaccinatie. Het Lareb meldt hierbij dat klachten of aandoeningen ook na de vaccinatie ontstaan kunnen zijn door een andere oorzaak. Het is dus niet bekend of deze mensen zonder vaccinatie geen behandeling in het ziekenhuis nodig hadden gehad. Zo is onbekend of deze mensen al een kwetsbare gezondheid hadden.
Tot nu toe zijn er bij Lareb 731 meldingen gedaan van overlijden korte tijd na een COVID-19 vaccinatie. Overlijden na vaccinatie betekent niet dat een bijwerking van het vaccin de oorzaak is van het overlijden. In de meeste gevallen is een al bestaand gezondheidsprobleem de meest voor de hand liggende verklaring voor het overlijden.
De suggestie dat na vaccinatie een verhoogde kwetsbaarheid optreedt, is onjuist. Dit heb ik reeds aangegeven in mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Haga van onder andere 12 september jl.4 en 16 november jl.5
Er zijn geen cijfers bekend over ziekenhuisopnamen door coronamaatregelen of de door de indiener gesuggereerde vaccinatiedrang.
Zoals eerder aangegeven in antwoorden op vragen die gesteld zijn door het lid Van Haga6, is er brede wetenschappelijke consensus over de effectiviteit van de vaccins in het voorkomen van ernstige ziekte en sterfte door COVID-19 en de geringe kans op ernstige bijwerkingen na vaccinatie. Dit is door het RIVM, samen met het CBS, onderzocht binnen het op dit moment nog lopende oversterfte-onderzoek. Traject 3 van het huidige oversterfte-onderzoek is, zoals eerder vermeld aan uw Kamer, in september jl. van start gegaan. Een speciaal hiervoor ingestelde begeleidingscommissie bij ZonMw heeft hiervoor een onderzoeksagenda opgesteld waarin verscheidene thema’s opgenomen zijn. Ik wacht de resultaten van dit onderzoek af.
Het RIVM heeft in het verleden twee onderzoeken gepubliceerd over het effect van vaccineren op transmissie van het virus en besmetting. Deze laten zien dat er wel degelijk een reductie van transmissie en besmetting is. Het eerste onderzoek naar de invloed van vaccinatie op de alfavariant van 5 augustus 2021 jl.7 laat zien dat huisgenoten van mensen die volledig gevaccineerd zijn 71% minder vaak besmet raken dan huisgenoten van ongevaccineerde personen. Naast de reductie van transmissie laat het onderzoek ook een reductie van infectie zien: volledig gevaccineerde huisgenoten van besmette personen raakten 75% minder vaak besmet dan ongevaccineerde huisgenoten. Een soortgelijk onderzoek van het RIVM naar de deltavariant8 liet zien dat vaccinatie ook bij de deltavariant aanzienlijk werkte tegen transmissie. Uit het onderzoek bleek dat gevaccineerde mensen het virus 63% minder vaak overdragen naar ongevaccineerden dan mensen die ook positief getest maar niet gevaccineerd waren. Daarnaast heb ik eerder aangegeven in antwoorden op vragen van het lid Van Haga9 dat – ondanks een afname van bescherming over tijd – vaccinaties een goede bescherming bieden tegen ernstige ziekte.
Nee, het RIVM beschikt niet over informatie over alle redenen voor ziekenhuisopnames anders dan door een SARS-CoV-2 infectie.
Zie mijn antwoord op vraag 7.
Veel mensen laten hun vaccinatie registreren bij het RIVM. Voor personen die gevaccineerd zijn door de GGD weten we dat het percentage dat geen toestemming geeft om de vaccinatie te delen met het RIVM tussen de 1%-7% ligt. Dit percentage verschilt per vaccinatieronde; zo heeft slechts 1% van de mensen die een vaccinatie gehaald heeft in de najaarsronde aangegeven dit niet te willen delen met het RIVM. De kans dat een persoon die geen toestemming heeft gegeven ook nog door COVID-19 in het ziekenhuis belandt is daarmee relatief klein. Voor de overige uitvoerders, die een veel kleiner percentage van de bevolking hebben gevaccineerd, zijn deze percentages niet bekend.
Er bestaat geen onduidelijkheid over de classificatie. In de maandelijkse, publiekelijk toegankelijke updates en rapportages van het RIVM over COVID-19 ziekenhuis- en IC-opnames naar vaccinatiestatus wordt aangegeven welke aannames gedaan worden met betrekking tot vaccinatiestatus op het moment van geschatte eerste ziektedag. Er wordt in het recente onderzoek naar de voorkomen ziekenhuisopnames aangenomen dat twee weken na de basisserie en één week na de herhaalprik sprake is van een volledige immuunrespons. Daarnaast wordt ervan uitgegaan dat ziekenhuisopname gemiddeld één week na de eerste ziektedag plaatsvindt.
De vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) over de berichtgeving over het bericht «RIVM: coronaprik voorkwam minimaal 88.000 ziekenhuisopnames» (2022Z21473, ingezonden 9 november 2022) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat afstemming ten behoeve van de beantwoording meer tijd vergt. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.