Ingediend | 7 november 2022 |
---|---|
Beantwoord | 12 december 2022 (na 35 dagen) |
Indiener | Michiel van Nispen |
Beantwoord door | Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z21207.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-993.html |
Ik kan niet ingaan op deze individuele zaak. In algemene zin vind ik het belangrijk dat slachtoffers van crimineel gedrag hun schade vergoed krijgen door de dader. Schadevergoeding kan slachtoffers namelijk ook een gevoel van erkenning geven.
Ik vind het daarom van belang dat het CJIB, dat is belast met de inning van schadevergoedingsmaatregelen, diverse instrumenten tot de beschikking heeft om de kans op betaling te optimaliseren.
Het CJIB bekijkt persoonsgericht welke mogelijkheden er bij de veroordeelde zijn om de schadevergoeding te innen. Het huidige instrumentarium stelt het CJIB in staat daders die willen betalen te helpen (o.a. met betalen in termijnen en de noodstopprocedure) en om daders die niet willen betalen daartoe te stimuleren of dwingen (inzet gerechtsdeurwaarder, beslag op banktegoeden en gijzeling). Dit werkt over het algemeen goed. Het merendeel van de daders betaalt (na verloop van tijd)de volledige opgelegde schadevergoeding: 70% na drie jaar, 80% na tien jaar. Tegelijkertijd is er dus ook een deel van de daders dat niet tot (volledige) betaling kan worden bewogen of betalingsonmachtig is.
Om te voorkomen dat slachtoffers lang op hun schadevergoeding door de daders moeten wachten of met schade blijven zitten, is de voorschotregeling in het leven geroepen. Op basis hiervan kan acht maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis een voorschot worden uitgekeerd voor de op dat moment nog niet betaalde schadevergoeding. Voor slachtoffers van gewelds- en zedenmisdrijven is dit voorschot niet gemaximeerd. Voor overige misdrijven – waaronder dus ook internetfraude – wordt een voorschot van maximaal 5.000 euro uitgekeerd. Alhoewel dit niet voor alle slachtoffers de volledige schade zal vergoeden, wordt door de inspanningen van het CJIB en met deze voorschotregeling uiteindelijk ruim 90% van de slachtoffers volledig gecompenseerd. Dat betekent dat een kleine 10% van de slachtoffers helaas de schade niet volledig vergoed krijgt.
Ja, ik deel de mening dat het schrijnend is als kwetsbare mensen het slachtoffer worden van een strafbaar feit en dat deze groep extra bescherming behoeft. In ons antwoord op vraag 4 en 5 gaan we in op de slachtofferrechten.
Politiecapaciteit is per definitie schaars, waardoor keuzes moeten worden gemaakt. Voor wat betreft de inzet van de politie geldt dat na overleg met het Openbaar Ministerie prioritering plaatsvindt. Bij deze afweging wordt naast de beschikbare capaciteit ook de opsporingsindicatie meegewogen.
Ik kan niet ingaan op deze individuele kwestie maar in z’n algemeenheid merk ik op dat het in bepaalde situaties lange tijd duurt voordat het slachtoffer zijn schade geheel vergoed krijgt. De inning bij de veroordeelde kan bijvoorbeeld moeilijk verlopen in de situatie dat het bedrag van de opgelegde schadevergoedingsmaatregel hoog is, de veroordeelde weinig vermogen of een beperkt inkomen heeft of dat er geen betalingsbereidheid is bij de veroordeelde (bijvoorbeeld door het onvindbaar maken van vermogen). Indien mogelijk wordt in situaties beslag gelegd op bezittingen en/of woningen, waarbij dan de eventuele overwaarde kan worden ingezet. De mogelijkheden om tot betaling te komen raken evenwel in sommige gevallen toch uitgeput.
Het CJIB toetst periodiek de inkomsten en het eigen vermogen van veroordeelden. Het CJIB kan hierbij diverse bronnen raadplegen zoals het Kadaster of de RDW. Als blijkt dat er veranderingen zijn omtrent het eigen vermogen of inkomen van de veroordeelde, hervat het CJIB de inning.
Ik begrijp dat het onbevredigend is voor slachtoffers als zij hun schade niet vergoed krijgen van de daders. De afgelopen tien jaar is er veel verbeterd voor slachtoffers en hun rechtspositie. Zo kunnen slachtoffers voor gratis hulp, advies en informatie terecht bij een aantal organisaties (zoals Slachtofferhulp Nederland), hebben slachtoffers spreekrecht gekregen en kunnen nabestaanden en naasten aanspraak maken op vergoeding van affectieschade.
Voorts zet de overheid zich maximaal in dat het slachtoffer zijn schade vergoed krijgt. Het strafproces is zo ingericht, dat slachtoffers zich als benadeelde partij in het strafproces kunnen voegen om een vergoeding voor hun geleden schade te vorderen. Deze voeging is laagdrempeliger dan de civiele procedure. Als de strafrechter een schadevergoedingsmaatregel oplegt, neemt het CJIB de inning en incasso voor het slachtoffer op zich. Dit neemt slachtoffers veel werk uit handen, kan stress helpen voorkomen en bespaart kosten. Dit is een voorbeeld van hoe de overheid oog heeft voor burgers die zich in een kwetsbare positie bevinden en hen in staat stelt aanspraak te maken op hun rechten. Beide zijn onmisbare elementen van een goede rechtsbescherming. Met deze inspanningen trachten wij het vertrouwen van burgers in de overheid te vergroten.
Zie antwoord vraag 4.
Het CJIB is namens de Minister voor Rechtsbescherming verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van verschillende soorten sancties. Er is geen sprake van klassenjustitie: het CJIB zet zich voor de inning van elke sanctie maximaal in. Voor de inning van verkeersboetes geldt dat deze in algemene zin makkelijker inbaar zijn dan bijvoorbeeld een schadevergoedingsmaatregel. Dit komt onder andere door de hoogte van het te vorderen bedrag; dat is bij verkeersboetes vaak (veel) lager, waardoor het bedrag sneller volledig geïnd is. Dit neemt overigens niet weg dat er ook burgers met verkeersboetes zijn die hun betalingsverplichting proberen te ontlopen.
Het CJIB heeft mij bericht dat het exacte aantal slachtoffers dat zich in een soortgelijke situatie bevindt niet zonder intensief onderzoek uit de systemen kan worden gehaald.
Ruim 70% van de schadevergoedingsmaatregelen wordt binnen drie jaar door de dader volledig betaald. In de resterende zaken lopen dan in veel gevallen nog betalingsregelingen, waardoor dit percentage uiteindelijk oploopt naar ruim 80% na tien jaar.
Gelet op deze inningspercentages acht ik de middelen die het CJIB heeft om betaling van een schadevergoeding af te dwingen, voldoende. In de brief van 11 februari 20222 heeft de Minister voor Rechtsbescherming alle mogelijkheden uiteengezet. Deze zet het CJIB consequent in. Het CJIB beoordeelt persoonsgericht op welke wijze de inning van de schadevergoeding plaatsvindt. Bij de inning spelen overwegingen rondom inzet van capaciteit of opportuniteit geen rol. Als een veroordeelde wel kan maar niet wil betalen en betaling uitblijft kan de veroordeelde worden gegijzeld. De gedachte is dat de (dreiging van) toepassing van een dwangmiddel de dader prikkelt om zich maximaal in te spannen om de schadevergoeding snel en volledig te voldoen. Ook na een eventuele gijzeling blijft het CJIB tot aan het einde van de tenuitvoerleggingstermijn (artikel 76 Wetboek van strafrecht) de inning van de schadevergoeding vervolgen.
Zie antwoord vraag 3.
De voorstellen uit het rapport van het adviescollege onder leiding van dhr. mr. J.P.H. Donner worden op dit moment binnen het «Programma Stelsel voor Compensatie Slachtoffers van een strafbaar feit» nader uitgewerkt. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de ketenpartners (OM, Schadefonds Geweldsmisdrijven, Rechtspraak, Slachtofferhulp Nederland, CJIB etc.). Het verder uitwerken van de voorstellen en het bezien van de consequenties ervan, ook voor wat betreft de kosten, is een omvangrijk en complex traject en kost meer tijd dan voorzien. Ik streef ernaar om de Tweede Kamer uiterlijk 1 juni 2023 een beleidsreactie op het rapport toe te zenden.
Zoals is aangegeven in de beantwoording van vraag 8 bestaan er diverse instrumenten om een schadevergoedingsmaatregel te innen. Het CJIB spant zich zoals gezegd maximaal in op de inning van schadevergoedingsmaatregelen ten behoeve van slachtoffers. Dat laat onverlet dat blijvend zal worden gekeken op welke wijze de inning van schadevergoedingsmaatregelen kan worden verbeterd, en op welke wijze reeds bestaande instrumenten nog beter kunnen worden ingezet.
Hierbij deel ik u, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het innen van een schadevergoedingsmaatregel voor slachtoffers (ingezonden 7 november 2022) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.