Ingediend | 12 oktober 2022 |
---|---|
Beantwoord | 19 oktober 2022 (na 7 dagen) |
Indiener | Jasper van Dijk |
Beantwoord door | Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
Onderwerpen | defensie internationaal |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z19278.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-394.html |
Het is juist dat de toenmalige Minister destijds al bij de aanbieding van het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (Kamerstuk 34 775 X, nr. 7.) en in het plenaire Kamerdebat van 3 oktober 2017 heeft benadrukt «volledige openheid van zaken te willen bieden aan de nabestaanden». Zij noemde «onderzoek naar nalatigheid en verwijtbaar handelen van essentieel belang».
De documenten die Defensie openbaar heeft gemaakt, geven inzicht in de discussie die in 2017 heeft plaats gevonden over de formulering van de opdracht aan de onderzoekscommissie. Daarbij zijn ambtelijke adviezen gewisseld waarin de wenselijkheid van een onderzoek naar nalatigheid en verwijtbaar handelen door individuen ter discussie werd gesteld.
De toenmalig Minister van Defensie heeft vervolgens op 3 oktober 2017 het besluit genomen om de commissie Van der Veer in te stellen met de opdracht om onder meer «een oordeel te geven in hoeverre er op enigerlei moment sprake is geweest van nalatig en/of verwijtbaar handelen» (artikel 2, onderdeel b, van het instellingsbesluit, Staatscourant 2017, 57398).
Het rapport van de commissie van der Veer is in januari 2018 aan de Tweede Kamer aangeboden. Tijdens een Algemeen Overleg op 25 april 2018 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 174) en een Voortgezet Algemeen Overleg op 16 mei 2018 is uitgebreid met de Tweede Kamer gesproken over de onderzoeksopdracht en de wijze waarop daaraan door de commissie invulling is gegeven. Zoals bekend heeft de commissie de vraag naar nalatig en/of verwijtbaar handelen onderzocht op organisatie- en niet op individueel niveau, met als doel lering te trekken en soortgelijke incidenten in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen, zoals in het voorwoord benoemd. Uit de door Defensie, naar aanleiding van het reeds genoemde WOO-verzoek van Argos, openbaar gemaakte documenten blijkt dat er op 9 november 2017 contact is geweest tussen commissievoorzitter Van der Veer en de toenmalig secretaris-generaal van het Ministerie van Defensie over de wijze waarop de commissie invulling aan haar opdracht zou geven.
Tijdens het Voortgezet Algemeen Overleg van 16 mei 2018 is de motie Belhaj (Kamerstuk 34 775-X, nr. 110) ingediend en op 22 mei 2018 aangenomen. De motie verzoekt de regering te allen tijde de Kamer actief te informeren, mocht de taak die opgenomen is in een instellingsbesluit voor het oprichten van een (tijdelijke) commissie onverhoopt geheel of gedeeltelijk wijzigen. Gelet op de tekst van de motie heeft deze betrekking op commissies waarvoor geldt dat de taakstelling, zoals geformuleerd in het instellingsbesluit, is gepubliceerd in de Staatscourant. Het Kabinet voert deze motie uit.
Zie antwoord vraag 3.
Onderhavige motie verzoekt de regering, na het voltooien van het strafrechtelijk onderzoek door het OM, onderzoek te doen naar de mogelijkheid om tot (aanvullende) interne disciplinaire maatregelen over te gaan indien er op enig moment sprake is geweest van nalatig en/of verwijtbaar handelen.
In februari 2021 heeft het Openbaar Ministerie besloten om geen strafrechtelijk onderzoek in te stellen naar het mortierongeval. Direct daarna hebben de nabestaanden via hun advocaat door middel van een artikel 12-procedure bezwaar aangetekend tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie. Op dit moment is het strafrechtelijke traject nog niet afgerond omdat deze artikel 12-procedure nog onder de rechter is.
Er is een reeks onderzoeken gedaan naar de oorzaak van het mortierongeval. In het aanvullend rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (Kamerstuk 35 925-X, nr. 92) treft u een overzicht aan van deze onderzoeken. Al deze onderzoeken hebben veel informatie ontsloten over de aanloop naar dit ongeval en tekortkomingen binnen Defensie aan het licht gebracht. Het is van groot belang dat Defensie hieruit lering trekt om te voorkomen dat een dergelijk drama zich nogmaals kan voordoen.
De nabestaanden hebben aangifte gedaan van dood door schuld en schending van dienstvoorschriften, waarbij ook aangifte is gedaan tegen het Ministerie van Defensie. Zoals ik in vraag 5 heb aangegeven is deze zaak nog in behandeling.
Zie het antwoord op vraag 4.
De oproep van de nabestaanden is luid en duidelijk. Ik vind dat we ons moeten inspannen om zoveel mogelijk van hun vragen beantwoord te krijgen. Daarom stel ik een onafhankelijke commissie in om te onderzoeken of en hoe eventueel individueel nalatig en/of verwijtbaar handelen kan worden vastgesteld en hier tevens opvolging aan te geven. Ik realiseer me dat dit besluit voor zowel de nabestaanden, betrokkenen als de Defensieorganisatie emoties zal oproepen. Zorgvuldigheid naar alle betrokkenen staat voorop en ik zal uw Kamer daarom over de verdere invulling zo snel mogelijk informeren.
Ja.