Ingediend | 7 oktober 2022 |
---|---|
Beantwoord | 4 november 2022 (na 28 dagen) |
Indiener | Habtamu de Hoop (PvdA) |
Beantwoord door | Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
Onderwerpen | beroepsonderwijs onderwijs en wetenschap organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z18907.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-608.html |
Ja, in het kader van de kansengelijkheid verdienen mbo-studenten onder gelijke omstandigheden een gelijke behandeling. Daarom ben ik op dit moment bezig om de bestaande verschillen tussen mbo-studenten en studenten in het hoger onderwijs (hierna: ho-studenten) waar mogelijk weg te nemen. Zie ook mijn brief over de inzet Werkagenda mbo1.
Mbo-studenten en ho-studenten studeren op dit moment niet onder hetzelfde stelsel en dus niet onder dezelfde voorwaarden. Studenten in het mbo ontvangen een basisbeurs en studenten in het hoger onderwijs (hierna: ho) vallen op dit moment nog onder het leenstelsel. Dat zijn dus twee verschillende stelsels. Bij invoering van het leenstelsel is ook bewust de keuze gemaakt om daar een ander terugbetaalregime aan te koppelen, met een langere looptijd en een andere renteberekening.
In het wetsvoorstel herinvoering basisbeurs hoger onderwijs is het voorstel opgenomen om het terugbetaalregime ook voor mbo-studenten aan te passen en dit gelijk te trekken aan het regime voor ho-studenten. In beide stelsels is er dan immers een basisbeurs en de regering ziet geen reden om de terugbetaalregimes dan nog van elkaar te laten verschillen. Daarmee wordt ook het rentepercentage gelijk getrokken. Als het wetsvoorstel aangenomen wordt, dan zal dit regime gaan gelden voor mbo-studenten die beginnen met studeren in studiejaar 2023–2024.
In het kader van de huidige inflatie zijn er ook koopkrachtmaatregelen getroffen die studenten ondersteunen. Zo gaat de zorgtoeslag met € 30 per maand omhoog en wordt het minimumloon verhoogd. In studiejaar 2023–2024 ontvangen uitwonende studenten, in zowel het mbo als het ho, daarnaast
€ 164,30 meer aan basisbeurs.
Zoals eerder aangegeven, is het in het kader van kansengelijkheid van belang om mbo-studenten zoveel mogelijk hetzelfde te behandelen als ho-studenten. Met het wetsvoorstel herinvoering basisbeurs wordt er weer een stap gezet om de voorwaarden voor mbo-studenten en andere studenten gelijk te stellen.
Op dit moment zijn er nog twee verschillende stelsels, die ook een ander terugbetaalregime kunnen hebben. Voor invoering van het leenstelsel vielen zowel de studenten in het mbo als in het ho onder dezelfde terugbetaalvoorwaarden, die nu nog voor mbo-studenten gelden. Bij invoering van het leenstelsel zijn de terugbetaalvoorwaarden voor ho-studenten gewijzigd, omdat zij niet langer gebruik konden maken van een basisbeurs. Onderdeel daarvan is ook de wijze waarop de rente wordt berekend.
De herinvoering van de basisbeurs in het ho zorgt er echter voor dat het onderscheid tussen mbo en ho op dit vlak niet meer rechtvaardig is. Mede vanwege mijn ambitie om de verschillen zo veel mogelijk weg te werken en de kansengelijkheid te vergroten, kies ik ervoor om met de herinvoering van de basisbeurs de socialere terugbetaalvoorwaarden in het ho te laten bestaan en deze ook in te voeren voor mbo-studenten. Als het wetsvoorstel aangenomen wordt, zal de wet in werking treden voorafgaand aan studiejaar 2023–2024. De nieuwe terugbetaalvoorwaarden gaan gelden voor mbo-studenten die in dat studiejaar beginnen met studeren. Mbo-studenten die al eerder zijn begonnen met studeren en in dat studiejaar nog steeds studeren krijgen de keuze onder welke voorwaarden zij willen terugbetalen, de oude of de nieuwe regeling.
Het bevorderen van kansengelijkheid is een van mijn drie prioriteiten voor de Werkagenda mbo3 die ik samen met de sector ontwikkel. Het bijdragen aan het gelijkwaardig behandelen van alle studenten in Nederland is hier een nadrukkelijk onderdeel van. Ik wil af van het ladder-denken, af van het verticale denken van hoger/lager en toe naar het waaier-model, waarbij mbo, hbo en wo samen een brede waaier aan opleidingsmogelijkheden vormen. We onderzoeken de mogelijkheden om de terminologie aan te passen en zo bij te dragen aan het tegengaan van het hoger/lager denken.
Ik start een verkenning naar mogelijke financiële bijdrage van mbo-scholen voor bijdrage aan studentensportverenigingen en bestuursbeurzen voor studentenverenigingen. Er zijn door het land heen al wat mooie voorbeelden waarvan we kunnen leren. Kijk naar Utrecht waar mbo-studenten al lid kunnen worden van een studentenvereniging en deelnemen aan de introductieweek.
JOB MBO is actief betrokken bij de totstandkoming van de gezamenlijke Werkagenda mbo.
De andere partijen die betrokken zijn bij de Werkagenda, zoals de VNG, VNO-NCW en de MBO Raad, stimuleren ook de gelijkwaardige positie van mbo-studenten in het studentenleven. En dat is nodig, want voor de emancipatie van de mbo-student is juist waardering en erkenning in de ogen van anderen een voorwaarde. Een gelijkwaardige behandeling is daarmee een brede opgave, waar alle onderwijssectoren, gemeenten, werkgevers, ouders en de samenleving aan kunnen bijdragen. Een voorbeeld: ik roep bedrijven en organisaties, zoals sportscholen en horecagelegenheden, dan ook op om hun studentenkorting te laten gelden voor alle studenten in Nederland, dus ook voor mbo-studenten.
Op 20 oktober heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn inzet voor het mbo. Nadat ik met u in debat ben geweest over het mbo (Commissiedebat op 9 november) volgt de gezamenlijke Werkagenda.
Ja.