Ingediend | 6 september 2022 |
---|---|
Beantwoord | 17 oktober 2022 (na 41 dagen) |
Indiener | Maarten Hijink |
Beantwoord door | Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
Onderwerpen | organisatie en beleid sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z16229.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-349.html |
Mij zijn geen signalen bekend dat het (sommige) mensen moeilijk wordt gemaakt om in het geval van een verhuizing Wmo-voorzieningen aan te vragen.
Ik vind dit niet wenselijk en dergelijke situaties zijn te voorkomen. Op basis van de Wmo 2015 is het voor gemeenten namelijk mogelijk om al voor een daadwerkelijke verhuizing de ondersteuningsbehoefte van een toekomstige inwoner te onderzoeken. Een aanvraag voor Wmo-voorzieningen, hulpmiddelen en woningaanpassingen kan daarmee vervolgens voor de verhuizing worden ingediend. De nieuwe gemeente kan bijvoorbeeld een aanvraag in behandeling nemen en een beschikking sturen waarin de voorzieningen worden toegekend onder de voorwaarde dat de cliënt zich binnen een bepaalde tijd inschrijft bij de nieuwe gemeente. De oude gemeente kan contact opnemen met de nieuwe gemeente over het overnemen van de voorzieningen. Overigens zijn signalen dat mensen maandenlang zonder noodzakelijke Wmo-voorzieningen zitten in verband met een verhuizing mij niet bekend.
Het is van belang dat de nieuwe gemeente de ondersteuningsbehoefte van een nieuwe inwoner onderzoekt. In de nieuwe gemeente zijn immers andere voorzieningen en de ondersteuningsbehoefte van de inwoner kan vanwege de verhuizing veranderen: iemand heeft in het oude huis een traplift en gaat gelijkvloers wonen, of iemand verhuist verder bij familie/mantelzorgers vandaag waardoor er juist meer ondersteuning nodig is. In de praktijk komt het voor dat de nieuwe gemeente tijdelijk de oorspronkelijke Wmo-indicatie overneemt, tot het moment waarop de ondersteuningsbehoefte opnieuw wordt onderzocht. Ik vind dat een goede werkwijze, omdat hiermee wordt voorkomen dat mensen zonder de nodige ondersteuning komen te zitten. Daarnaast is het in het belang van de inwoner dat beide gemeenten in overleg met de inwoner goed samenwerken in bijvoorbeeld het uitwisselen van gegevens om zodoende de administratieve last rondom de herindicatie te beperken.
Ik vind dat gemeenten hier samen in moeten optrekken en in overleg met de cliënt onderling informatie moeten uitwisselen over de benodigde voorzieningen. Specifiek voor hulpmiddelen is in 2021 een verhuisconvenant opgesteld dat voorschrijft dat mensen hun op-maat-gemaakte hulpmiddelen in bezit houden bij een verhuizing. Nog niet alle gemeenten hebben dit convenant ondertekend, maar ik ga er desondanks van uit dat zij de werkwijze uit het convenant als standaard uitvoeringspraktijk hanteren.
In deze specifieke omstandigheden van het geval acht ik dit logisch. De aanvrager in casu had reeds een huurcontract getekend en betaalde ook al huur in de gemeente waar zij naar wilde verhuizen. De uitspraak stelt overigens niet dat Wmo-voorzieningen altijd al voor een verhuizing moeten worden geregeld. Wel wordt in de uitspraak vastgesteld dat de behandeling van de aanvraag tot ondersteuning in de specifieke omstandigheden van het geval niet mocht worden geweigerd op grond van een strikte interpretatie van het woonplaatsbeginsel.
Zie ook het antwoord op vraag 2.
Ik heb naar aanleiding van deze uitspraak en Kamervragen contact opgenomen met de VNG. De VNG heeft mij toegezegd de uitspraak onder de aandacht te brengen van alle gemeenten. Daarbij heeft de VNG ook aandacht voor hoe gemeenten het beste kunnen handelen in het geval van een verhuizing.
Zie ook het antwoord op de vragen 2 en 5.
Het is niet aan mij om te bepalen wanneer gemeenten wel of niet naar de rechter stappen.
Zie ook het antwoord op vraag 2.
Ik zie op basis van deze uitspraak geen reden om de Wmo 2015 aan te passen. Gemeenten kunnen op basis van de Wmo 2015 voorzieningen treffen en maatwerk bieden voor nieuwe inwoners.
Zie ook het antwoord op vraag 2.
De vragen van het lid Hijink (SP) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over problemen met Wmo-voorzieningen bij een verhuizing (2022Z16229, ingezonden op 6 september 2022) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat afstemming ten behoeve van de beantwoording meer tijd vergt. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.