Kamervraag 2022Z15974

Het bericht ‘Onwel geworden arrestant Borne overleden’

Ingediend 31 augustus 2022
Beantwoord 17 oktober 2022 (na 47 dagen)
Indiener Farid Azarkan (DENK)
Beantwoord door Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen openbare orde en veiligheid politie, brandweer en hulpdiensten
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z15974.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-357.html
  • Vraag 1
    Bent u bekend met het nieuwsbericht van het Parool van 25 augustus 2022: «Onwel geworden arrestant Borne overleden»?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Kunt u bevestigen dat de man die op 18 augustus na zijn arrestatie in Borne (Overijssel) tijdens het politievervoer naar het politiebureau onwel is geworden afgelopen donderdag 25 augustus is overleden? Zo nee, waarom niet?

    Ja.

  • Vraag 3
    Kunt u vertellen waarom volgens u en volgens de politie deze arrestant onwel is geworden tijdens of na zijn arrestatie? Zo nee, waarom niet?

    Vooruitlopend op de conclusies van het onderzoek kan ik niet inhoudelijk ingaan op deze specifieke zaak, de vragen 3 t/m 14 en 16 t/m 26 kan ik om die reden niet individueel beantwoorden. Wel kan ik het volgende melden.
    Indien in de context van het politie-ingrijpen een dodelijke afloop ontstaat dan is het standaard-protocol dat na het incident de officier van justitie in kennis wordt gesteld en dat er een onderzoek plaatsvindt door de Rijksrecherche.3 Conform protocol doet de Rijksrecherche onderzoek naar dit incident. De Rijksrecherche onderzoekt of het optreden van de betrokken politieambtenaren conform de daarvoor geldende regels – waaronder de proportionaliteit en subsidiariteit – heeft plaatsgevonden. Ter ondersteuning van het ambtsedig opgemaakt proces-verbaal kan gebruik worden gemaakt van voorhanden beeldmateriaal. Ook bodycamopnamen zijn vatbaar voor onderzoek door de Rijksrecherche. Naar verwachting zal het onderzoek nog enkele maanden duren. Na afloop van het onderzoek is het aan de officier van justitie om op basis van de feiten te beoordelen of de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit voldoende in acht genomen zijn.

  • Vraag 4
    Kunt u vertellen wat de aanleiding vormde voor de politie om over te gaan tot arrestatie? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 5
    Kunt u bevestigen of ontkennen dat één van de agenten een knie op de reeds bewusteloze man zette? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 6
    Heeft u de beelden van RTV Oost2 gezien waarop het zichtbaar is dat één van de agenten een knie op de reeds bewusteloze man zette? Zou u uw zienswijze willen geven op het handelen van deze agent? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 7
    Kunt u uw zienswijze geven op het feit dat het er op beelden van RTV Oost naar uit ziet alsof de man, die bewusteloos lijkt, uit de auto wordt getrokken en op straat wordt gelegd? Kunt u aangeven waarom de man uit de auto werd getrokken? Klopt het dat de man al in zijn eigen auto bewusteloos was en dus niet tijdens het politietransport? Kunt u aangeven wat de noodzaak was voor de politieagent om zijn knie op de borst van de Hengeloër te plaatsen?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 8
    Vindt u dat deze arrestatie voldoet aan de vereisten van proportionaliteit? Zo ja, waarom wel? Zo nee, hebben de politieagenten volgens u buitenproportioneel gehandeld?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 9
    Kunt u een feitenrelaas met de Kamer delen met de precieze gebeurtenissen en de omstandigheden? Kunt u tevens met de Kamer delen welke geweldsmiddelen bij deze aanhouding door de politie zijn gebruikt? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 10
    Klopt het dat de Rijksrecherche onderzoek doet naar het incident/politieoptreden? Bent u bereid het onderzoeksopzet van de rijksrecherche dan wel de onderzoeksvragen (eventueel vertrouwelijk) te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 11
    Het Openbaar Ministerie laat weten dat conclusies van het onderzoek van de Rijksrecherche nog wel even op zich kunnen laten wachten. Kunt u desondanks een indicatie geven van wanneer u verwacht dat de resultaten van het onderzoek van de Rijksrecherche naar de gebeurtenissen bekend gemaakt zullen worden en op welke wijze deze bekend gemaakt zullen worden?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 12
    Worden de video- en fotobeelden die in het bezit zijn van RTV Oost en eventuele beelden van getuigen betrokken bij het onderzoek? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 13
    Kunt u aangeven of de betrokken agenten, tijdens de aanhouding met bodycams uitgerust waren en of deze beelden meegenomen zullen worden in het onderzoek van de Rijksrecherche? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 14
    Klopt het dat de Hengeloër ten tijde van de aanhouding op donderdag 18 augustus rond 20.15 uur bij bewustzijn was? Zo nee, kunt u toelichten wat zijn toestand was?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 15
    Klopt het dat de betrokken politiemedewerkers in onderhavige casus in afwachting van het onderzoek door de Rijksrecherche niet buiten functie zijn gesteld? Zo nee, waarom zijn de betrokken politiemensen gedurende het onderzoek naar de zaak niet direct op non-actief gesteld? Kunt u aangeven waarom de politie, reeds voor afronding van het Rijksrecherche-onderzoek, het volgende aangeeft: «De collega’s die bij de arrestatie van de onwel geworden man waren betrokken, zijn in dat onderzoek geen verdachte. We hebben er vertrouwen in dat dit onderzoek op een objectieve en zorgvuldige manier wordt gedaan. Op dit moment zien wij geen enkele aanleiding om een maatregel tegen de betrokken collega’s te treffen»?

    Met de inwerkingtreding van de Wet geweldsaanwending opsporingsambtenaar per 1 juli jl. vindt onderzoek door de Rijksrecherche naar het gebruik van geweld door politieambtenaren plaats binnen het kader van het feitenonderzoek. Binnen een feitenonderzoek wordt onderzocht of het geweld is toegepast conform de daarvoor geldende regels. Daartoe kunnen – anders dan voorheen – de daarvoor benodigde onderzoeksbevoegdheden worden uitgeoefend zonder dat de betrokken politieambtenaar als verdachte wordt aangemerkt. Indien de resultaten van het feitenonderzoek daartoe aanleiding geven, kan hierna alsnog een regulier opsporingsonderzoek worden ingesteld, waarbinnen de betrokken politieambtenaar als verdachte wordt aangemerkt. De politie wacht de uitkomsten van het onderzoek af en ziet op dit moment geen aanleiding om maatregelen te treffen tegen de betreffende medewerkers.

  • Vraag 16
    Kunt u en kan de politie op dit moment uitsluiten dat er sprake is van een causaal verband tussen het politieoptreden en het overlijden van de Hengeloër? Zo ja, op basis waarvan stelt u dit? Zo nee, welke concrete aanwijzingen zijn er voor een causaal verband tussen het politieoptreden en het overlijden van de Hengeloër?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 17
    Kunt u aangeven of de patholoog in zijn/haar voorlopige bevindingen de doodsoorzaak heeft vastgesteld?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 18
    Kunt u aangeven of er nog een toxicologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 19
    Kunt u aangeven wat de aanleiding vormde voor de politie om deze Hengeloër staande te houden en een drugsonderzoek uit te voeren?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 20
    Door wie is deze Hengeloër vervoerd naar het ziekenhuis? Is dit door de politie gebeurd of door een ambulance?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 21
    Heeft de politie instructies gegeven aan medewerkers van het ziekenhuis over wat wel en niet extern gecommuniceerd mag worden?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 22
    Kunt u aangeven wat de eerste bevindingen waren van het ziekenhuis? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 23
    Kunt u aangeven of er in het ziekenhuis is geconstateerd dat er wel of niet sprake was van fysiek letsel? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 24
    Wat is de aanleiding geweest voor de snelle reactie van de Rijksrecherche en het besluit om de aanhouding en het politieoptreden te onderzoeken?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 25
    Kunt u uitsluiten dat het overlijden van deze Hengeloër een gevolg is van de geweldstoepassing door politie? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 26
    Zijn er volgens u bij dit politieoptreden de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit voldoende in acht genomen? Zo ja, waar baseert u dit dan op? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 27
    Kunt u aangeven hoe vaak de politie in de afgelopen 4 jaar (2019, 2020, 2021 en 2022) uit eigen beweging een disciplinair onderzoek heeft gestart tegen politiemedewerkers na signalen van (mogelijk) buitenproportioneel geweld?

    De politie beschikt niet over de gevraagde aantallen van uit eigen beweging gestarte disciplinaire onderzoeken na signalen van (mogelijk) buitenproportioneel geweld. De politie beschikt wel over algemene cijfers van het totaalaantal afgeronde disciplinaire en lijnonderzoeken en de opgelegde maatregelen. Deze gegevens publiceert de politie in de jaarverantwoording4. Ten aanzien van de opgelegde maatregelen wordt onderscheid gemaakt tussen het type gedraging en de wijze van afdoening.
    Uit de «review Kwaliteit interne onderzoeken»5 is eerder al gebleken dat de registratie van dergelijke onderzoeken binnen de politie niet altijd afdoende was en daarom is de politie begin 2022 gestart met een vorm van eenduidige registratie binnen de gehele organisatie. Dit met als doel om relevante sturingsinformatie op te halen en te monitoren. Het landelijke informatiebeeld groeit in kwaliteit en uniformiteit, waardoor op termijn concreet op data gestuurd kan worden. Registratie en monitoring zullen nog verder worden doorontwikkeld. Eind 2021 is de politie gestart met het werken met landelijke registratiecategorieën om eenduidige vastlegging en duiding te bevorderen. Er zijn interne afspraken gemaakt over rijkere vastleggingen waardoor zicht wordt verkregen op het aantal onderzoeken en de doorlooptijden.

  • Vraag 28
    Kunt u aangeven hoe vaak de politie in de afgelopen 4 jaar (2019, 2020, 2021 en 2022) na een disciplinair onderzoek tegen politiemedewerkers, naar aanleiding van signalen van (mogelijk) buitenproportioneel geweld, is overgegaan tot disciplinaire straffen/berispingen en hoe vaak het OM hierop volgend een strafrechtelijk onderzoek heeft gestart?

    In de afgelopen jaren is respectievelijk 14 (2021), 6 (2020) en 11 (2019) keer overgegaan tot disciplinaire straf na misbruik van geweldsbevoegdheid. Het betreft hierbij zaken waar het geweld niet subsidiair en/of proportioneel was of gewoonweg niet was toegestaan. Omdat het veelal gaat om nog lopende onderzoeken is het niet mogelijk om tussentijds cijfers te delen van 2022, dit kan alleen na afloop van het lopende jaar. Het gaat hier om de zaken waarin misbruik van geweldsbevoegdheid de primaire aanleiding vormde voor het overgaan tot disciplinair straffen.
    De Rijksrecherche doet altijd onderzoek in geval er sprake is van confrontaties met opsporingsambtenaren met de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
    Cijfers over strafrechtelijke onderzoeken die zouden volgen uit disciplinaire onderzoeken worden niet als zodanig bijgehouden. Daarbij wordt benadrukt dat het gaat om verschillende trajecten.6

  • Vraag 29
    Kunt u aangeven of het door de Korpschef ingestelde landelijk strafmaatregel (SMO) effectief is gebleken in de afgelopen jaren?

    Om uniformiteit over de op te leggen maatregel binnen de politie te waarborgen is door de korpschef een landelijk strafmaatoverleg (SMO) ingesteld. Het SMO bestaat uit vijf HRM-juristen die niet eerder een rol hebben gehad in de betreffende zaak, een technisch voorzitter, een secretaris en de inbrenger van het voornemen tot disciplinaire strafoplegging (ook een HR-jurist). Het SMO adviseert of de voorgestelde disciplinaire straf passend en evenredig is op basis van onder meer (interne) jurisprudentie. De instelling van het SMO heeft geleid tot een structurele landelijke afstemming van de strafmaat in disciplinaire zaken waar dat voorheen niet het geval was. Er is nu ook een landelijk beeld beschikbaar voor adviseurs en bevoegd gezag. In beide opzichten is het SMO effectief gebleken.

  • Vraag 30
    Bent u bereid de bovenstaande vragen afzonderlijk te beantwoorden? Zo nee, waarom niet?

    De meeste vragen hebben betrekking op gebeurtenissen die thans onderwerp zijn van onderzoek door de rijksrecherche. Vooruitlopend op de conclusies van het onderzoek kan ik niet inhoudelijk ingaan op deze specifieke zaak. Om die reden wordt niet elke vraag afzonderlijk beantwoord.

  • Mededeling - 21 september 2022

    Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Azarkan (DENK), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Onwel geworden arrestant Borne overleden» (ingezonden 31 augustus 2022) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2022Z15974
Volledige titel: Het bericht ‘Onwel geworden arrestant Borne overleden’
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20222023-357
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Azarkan over het bericht ‘Onwel geworden arrestant Borne overleden’