Ingediend | 9 augustus 2022 |
---|---|
Beantwoord | 30 augustus 2022 (na 21 dagen) |
Indiener | Wybren van Haga (BVNL) |
Beantwoord door | Kuipers |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z15482.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-3808.html |
Allereerst hecht ik eraan te benadrukken dat het hier niet gaat om een «coronawet» maar om de eerste tranche van de wijziging van de Wet publieke gezondheid. Dit nog in voorbereiding zijnde wetsvoorstel ziet niet specifiek op corona maar op de bestrijding van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan.
Ik heb kennisgenomen van de diverse beschouwingen op het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel. De kritiek had betrekking op de consultatieversie. De consultatieversie van het wetsvoorstel is voorgelegd aan verschillende (advies)organen, bestuurlijke partners en andere instanties. Daarnaast is de consultatieversie op 8 juni 2022 openbaar in consultatie gebracht, via www.internetconsultatie.nl. Deze stappen in het proces zijn bedoeld om de gedachten en wensen van een ieder te verzamelen. In de memorie van toelichting is aangegeven hoe met de uitkomsten van de consultatie en adviezen is omgegaan. De inbreng heeft op onderdelen geleid tot aanpassing van het wetsvoorstel. Op 21 juli jl. is het aangepaste wetsvoorstel ter advisering voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Op 25 augustus 2022 ontving ik het advies van de Afdeling. Momenteel wordt het nader rapport opgesteld en wordt het wetsvoorstel waar nodig aangepast. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel in september 2022 aanboden aan uw Kamer.
Naar verwachting wordt het wetsvoorstel in september aan de Tweede Kamer aangeboden. In mijn brief van 4 mei 2022 heb ik de Tweede Kamer gevraagd om het wetsvoorstel vervolgens zo snel mogelijk te behandelen. Het is aan de Tweede Kamer zelf om te bepalen binnen welke termijn deze behandeling vervolgens plaatsvindt.
De Eerste Kamer heeft op 17 mei 2022 niet ingestemd met de vijfde verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19. Er bestaan vanaf 20 mei 2022 geen specifieke wettelijke grondslagen meer om verplichtende collectieve maatregelen te kunnen treffen mochten deze nodig zijn. Het doel van het wetsvoorstel is niet om coronamaatregelen wettelijk te verankeren. Het wetsvoorstel voorziet in bevoegdheidsgrondslagen voor het nemen van collectieve maatregelen ten behoeve van de bestrijding van een epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan. De verspreiding van dergelijke infectieziekten levert een gevaar op voor de volksgezondheid. Het is dan zaak om snel te kunnen handelen en, indien noodzakelijk en proportioneel, ook verplichtende collectieve maatregelen te kunnen nemen om de (verdere) verspreiding te voorkomen. De beoordeling van de epidemiologische noodzaak komt aan de orde bij zowel het aanwijzen van een infectieziekte in de groep A1 als bij het daadwerkelijk inzetten van de bevoegdheid. Ik ben voornemens in het wetsvoorstel te verankeren dat bij het nemen van maatregelen steeds de noodzakelijkheid – d.w.z. de epidemiologische noodzaak – en proportionaliteit moeten worden afgewogen.
Zie antwoord vraag 3.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4, wordt met het wetsvoorstel niet beoogd om ingrijpende en grondrechtbeperkende maatregelen permanent wettelijk te verankeren. Het wetsvoorstel voorziet in bevoegdheidsgrondslagen voor de bestrijding van de epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan. De verspreiding van dergelijke infectieziekten levert een gevaar op voor de volksgezondheid. Het is dan zaak om snel te kunnen handelen en, indien noodzakelijk en proportioneel, ook verplichtende collectieve maatregelen te kunnen nemen om de (verdere) verspreiding te voorkomen. Het wetsvoorstel bevat juist waarborgen om de uitoefening van grondrechten bij het nemen van dergelijke maatregelen zo min mogelijk te beperken. Daarbij verankert dit wetsvoorstel dat wanneer maatregelen worden genomen steeds de noodzakelijkheid en proportionaliteit moeten worden afgewogen. De stelling dat er geen wetenschappelijk bewijs is voor de effectiviteit van de maatregelen en dat deze maatregelen weinig tot geen verschil hebben gemaakt in de bestrijding van covid-19, deel ik niet, aangezien de werkzaamheid van deze pakketten aannemelijk is gemaakt door experts van het RIVM.
Bij het opstellen van het wetsvoorstel zijn diverse koepelorganisaties betrokken. Zo zijn onder meer het Veiligheidsberaad, de VNG en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters uitgenodigd om een reactie te geven op de consultatieversie van het wetsvoorstel. Gedurende de consultatieperiode is er ook overleg geweest met deze partijen. De door hen ingezonden consultatiereactie is verwerkt in het wetsvoorstel dat voor advies is voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State.
Voor wat betreft de coronaepidemie bevinden we ons momenteel in een gunstige epidemiologische situatie. Het aantal opnames van mensen met COVID-19 op de IC en in de kliniek is gelukkig laag. Daarom zijn er momenteel ook geen verplichtende (collectieve) maatregelen nodig ter bestrijding van deze epidemie. Tegelijkertijd heeft het virus ons vaker verrast en daarom bereiden we ons op verschillende manieren voor op een eventuele opleving van het virus. Een onderdeel van deze voorbereiding is het creëren van bevoegdheidsgrondslagen op basis waarvan verplichtende collectieve maatregelen getroffen kunnen worden ter bestrijding van de epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan. Het feit dat het kabinet deze juridische basis mogelijk wil maken, betekent niet dat deze collectieve maatregelen ook automatisch zullen worden getroffen. COVID-19 is in het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel nog geen A1-infectieziekte. In geval een infectieziekte in het belang van de volksgezondheid wordt aangewezen als behorend tot de groep A1 en als de epidemiologische situatie noopt tot het treffen van maatregelen ter bestrijding van die A1-infectieziekte, dient er een separate procedure doorlopen te worden. Een belangrijk onderdeel van dit wetsvoorstel is het borgen van een passende parlementaire betrokkenheid hierbij.
Er vanuit gaande dat met de «permanente coronawet» het voorstel van de eerste tranche wijziging Wet publieke gezondheid wordt bedoeld:
Op 25 augustus 2022 ontving ik het advies van de Raad van State. Momenteel wordt het nader rapport opgesteld en wordt het wetsvoorstel waar nodig aangepast. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel in september 2022 aanboden aan uw Kamer.
Daarmee is het nu nog te vroeg om deze vragen inhoudelijk van antwoord te kunnen voorzien.
Zie antwoord vraag 8.
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 3.
De coronacrisis heeft laten zien dat Nederland goed voorbereid moet zijn op epidemieën die een dreiging zijn voor de volksgezondheid en dat verbetering in de infrastructuur van de infectieziektebestrijding noodzakelijk is. Hiertoe heb ik uw Kamer op 20 mei 2022 geïnformeerd middels een beleidsagenda gericht op de pandemische paraatheid van de zorg en infectiebestrijding.2 Onderdeel van deze beleidsagenda is aanpassing van de Wpg voor een effectievere bestrijding van toekomstige epidemieën. Het wetsvoorstel Eerste tranche wijziging Wet publieke gezondheid heeft mede tot doel het creëren van een adequaat wettelijk instrumentarium om ten behoeve van de volksgezondheid verplichtende collectieve maatregelen te kunnen treffen ter bestrijding van de epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan.
Voor de vraag wanneer deze maatregelen kunnen worden genomen verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 8.
We hebben ter bestrijding van de coronaepidemie veel gevraagd van de samenleving. Niet alleen op financieel-economisch, maar ook op sociaal-maatschappelijk vlak. Door middel van ruimhartige steunmaatregelen heeft het kabinet getracht de pijn zo veel als mogelijk te verzachten, maar dat niet neemt weg dat velen geleden hebben onder de epidemie en de maatregelen ter bestrijding ervan. Tegelijkertijd waren deze maatregelen noodzakelijk om de infecties met het virus af te remmen, en daarmee de zorgketen toegankelijk te houden en de kwetsbaren in onze samenleving te beschermen. Bij het treffen van deze maatregelen heeft het kabinet deze doelen afgezet tegen de kosten in brede zin. Zij is bij deze afweging dan ook breed geadviseerd, niet alleen voor wat betreft epidemiologische noodzaak van de maatregelen, maar ook voor wat betreft de financieel-economische en sociaal-maatschappelijke kosten ervan. De verhouding tussen de doelmatigheid van de maatregelen, de proportionaliteit alsook de subsidiariteit ervan is daarbij continu in ogenschouw genomen.
De stelling over het permanent schenden van de rechten en vrijheden van mensen, deel ik niet. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 al aangaf, kan de verspreiding van dergelijke infectieziekten een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Het is dan zaak om snel te kunnen handelen en, indien noodzakelijk en proportioneel, ook verplichtende collectieve maatregelen te kunnen nemen om de (verdere) verspreiding te voorkomen. Het wetsvoorstel bevat juist waarborgen om de uitoefening van grondrechten bij het nemen van dergelijke maatregelen zo min mogelijk te beperken. Daarbij verankert dit wetsvoorstel dat wanneer maatregelen worden genomen steeds de noodzakelijkheid en proportionaliteit moeten worden afgewogen. De regering en de beide Kamers van de Staten-Generaal hadden samen, met de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Twm), een zorgvuldig, democratisch gelegitimeerd besluitvormingsproces ingericht, zowel voor verlenging van de Twm als voor het nemen van maatregelen. De Twm had een aanvankelijke geldingsduur van maximaal drie maanden en de wet voorzag in een verlengingsprocedure waarbij de parlementaire betrokkenheid wettelijk was gewaarborgd. Maatregelen werden genomen bij ministeriële regeling, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, en nagehangen bij beide Kamers. Aan beide Kamers kwam daarbij het gebruikelijke instrumentarium toe om de besluitvorming te beïnvloeden. De Tweede Kamer had bovendien de mogelijkheid om niet in te stemmen met ministeriële regelingen waarin de maatregelen waren vervat. Deze maatregelen werden hierdoor niet van kracht c.q. kwamen van rechtswege te vervallen. Ik ben voornemens in de Eerste tranche wijziging Wet publieke gezondheid ook een zorgvuldig en democratisch besluitvormingsproces voor te stellen.
Ook de stelling over het tevergeefs pogen een virus te bestrijden dat voor het overgrote deel van de samenleving niet gevaarlijk is en zich door de muterende aard bovendien eigenlijk niet laat indammen deel ik niet. Daarbij verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 5.
Het voorzien in een juridische basis voor verplichtende collectieve maatregelen ter bestrijding van een epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan, betekent niet dat deze maatregelen permanent gaan gelden. Pas wanneer een dergelijke infectieziekte is ingedeeld als een A1-ziekte zullen collectieve maatregelen ingezet kunnen worden, mits noodzakelijk en proportioneel. Zoals ik aangaf in mijn antwoord op vraag 5 is een belangrijk onderdeel van dit wetsvoorstel het borgen van een passende parlementaire betrokkenheid hierbij. Het kabinet laat zich bij het eventueel nemen van collectieve maatregelen adviseren door het OMT, uitvoeringsorganisaties en het Maatschappelijk Impact Team. Daarnaast kunnen de uitgewerkte sectorplannen de basis vormen voor de te nemen maatregelen bij een eventuele opleving van het coronavirus, zoals in juni jl. gecommuniceerd aan uw Kamer in de brief over de lange termijn aanpak COVID-19.3 Daar de bevoegdheidsgrondslagen zoals voorgesteld in het onderhavige wetsvoorstel zien op de bestrijding van epidemieën van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan en geen sprake is van concrete voorgeschreven maatregelen kan er op voorhand geen kosten/baten analyse gegeven worden aangezien we de eventuele kosten van de bestrijding van een toekomstige infectieziekte op voorhand niet kunnen kennen.
Specifiek in de lange termijn aanpak van COVID-19 is de sectorale aanpak. Aan sectoren is gevraagd een sectorplan op te stellen met werkbare preventie- en interventiemaatregelen in de eigen sector. Hierbij houden sectoren ook rekening met de kosten van het invoeren van de maatregelen die zij als werkbaar achten. In september wordt uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de sectorale aanpak. Tenslotte kan de oprichting van het Maatschappelijk Impact Team (MIT) bijdragen aan een gebalanceerde aanpak van epidemieën. Het MIT is een onafhankelijk team dat parallel en gelijkwaardig aan het OMT de regering adviseert over de aanpak van de coronaepidemie en mogelijk ook andere epidemieën met brede sociaalmaatschappelijke en economische gevolgen. Waar het OMT op medische gronden adviseert over de gezondheidssituatie, is de rol van het MIT om oog te hebben voor de sociaalmaatschappelijke en economische impact.
De gevolgen voor bedrijven en de economie hangen overigens onder meer af van de aard en omvang van de te nemen maatregelen op het moment dat er sprake is van een infectieziekte met pandemisch potentieel. Maatregelen bewegen mee met de bestrijding van een (dreigende) epidemie. De maatregelen worden telkens versoepeld waar dat kan, maar zullen worden aangescherpt als dat noodzakelijk is.
Zoals ik uw Kamer heb geïnformeerd in de brief betreffende de lange termijn aanpak COVID-19, ligt de maatregel tot sluiting van fysiek onderwijs onderop de stapel van mogelijke maatregelen en heeft het open houden van fysiek onderwijs de hoogste prioriteit.4 Ervanuit gaande dat met de «permanente coronawet» het wetsvoorstel Eerste tranche wijziging Wet publieke gezondheid wordt bedoeld: ik ben niet voornemens daarin een specifieke grondslag op te nemen om sluiting van fysiek onderwijs mogelijk te maken.