Ingediend | 13 juli 2022 |
---|---|
Beantwoord | 29 augustus 2022 (na 47 dagen) |
Indiener | Michiel van Nispen |
Beantwoord door | Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
Onderwerpen | burgerlijk recht recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z15011.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-3777.html |
Ja.
Het is schrijnend dat een minderjarige door slecht bewind van zijn ouder of voogd op meerderjarige leeftijd tot de ontdekking komt dat zijn erfdeel in een nalatenschap door zijn ouder of voogd is verteerd. Voor de persoon in kwestie in de in het artikel beschreven casus is het problematisch dat hij als gevolg van het slechte bewind niet meer volledig aanspraak kan maken op het erfdeel dat hij als minderjarige heeft gekregen en hiervoor zijn voogd in rechte heeft moeten betrekken. De vraag is evenwel of het hier ook gaat om een veel voorkomend en urgent maatschappelijk probleem.4 In de praktijk lijkt slecht bewind door ouders of voogden om incidenten te gaan. Tegelijk realiseer ik me dat het in individuele gevallen om schrijnende situaties gaat en dat het slechte bewind over het als minderjarige verkregen vermogen pas jaren later duidelijk wordt als de minderjarige de meerderjarige leeftijd heeft bereikt. Het aansprakelijk stellen van de ouder of voogd voor het slechte bewind kan ook als een grote, persoonlijke drempel voelen, waardoor niet elk geval van mogelijk slecht bewind ook breder bekend raakt.
Effectievere bescherming van het vermogen van minderjarigen door beter toezicht op het bewind van ouders en voogden heeft daarom mijn aandacht.
Ik heb u eerder gemeld dat ik, mede vanwege de benodigde capaciteitsinzet op voorstellen die uit het coalitieakkoord voortvloeien en andere voorstellen op verzoek van uw Kamer, de prioriteiten opnieuw heb moeten stellen.5 Hierdoor is de besluitvorming rondom een wetsvoorstel om het vermogen van minderjarigen effectiever te beschermen achterop geraakt. Zoals ik hiervoor heb vermeld, onderken ik dat de positie van de minderjarige in het erfrecht, in het bijzonder de bescherming van zijn erfrechtelijke aanspraken en het toezicht daarop, een aandachtspunt is. Ik wil daarom nog eens goed kijken naar de aanbevelingen die de onderzoekers in het rapport «Toezicht op het bewind van ouders en voogden over het vermogen van minderjarigen» hebben gedaan.
Ik verwacht dit najaar de reactie op het onderzoeksrapport «Alimentatie van nu, acceptatie van alimentatie in het licht van maatschappelijke ontwikkelingen»6 naar uw Kamer toe te sturen. Tegelijk daarmee zal ik uw Kamer laten weten wat mijn bevindingen zijn ten aanzien van het rapport over beter toezicht op het bewind van ouders en voogden over het vermogen van minderjarigen.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP), van uw Kamer aan de Minister voor Rechtsbescherming over het toezicht op beheer van erfrechtelijke aanspraken van minderjarigen. (ingezonden 13 juli 2022) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.