Ingediend | 2 juni 2022 |
---|---|
Beantwoord | 12 juli 2022 (na 40 dagen) |
Indieners | Jasper van Dijk , Peter Kwint |
Beantwoord door | Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
Onderwerpen | hoger onderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z10981.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-3512.html |
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn reactie op de volgende vragen.
Volgens het Ministerie van Financiën blijkt uit openbaar beschikbare stukken dat de Minister van Financiën (waaronder de Belastingdienst, Douane en Toeslagen) op dit moment zeven leerstoelen financiert. Dit zijn:
Over de mate waarin accountantskantoren openheid van zaken hebben gegeven kan ik geen uitspraak doen. Waar het artikel in elk geval op wijst is dat van een aantal hoogleraren niet direct helder is vanuit welke organisatie zij een salaris ontvangen. Daar zou geen misverstand over moeten bestaan.
In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) is expliciet de mogelijkheid geboden voor openbare universiteiten om mensen uit de praktijk binnen te halen ter verrijking van het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Bijzondere universiteiten passen deze bepalingen uit de WHW naar analogie toe.
Daarnaast heeft de wetgever destijds de mogelijkheid van bijzondere leerstoelen gecreëerd voor private organisaties die wetenschappelijk onderwijs en onderzoek op hun naam en onder hun verantwoordelijkheid willen laten verzorgen.
Bijzonder hoogleraren die deze leerstoelen bekleden worden niet gefinancierd door de universiteit maar door een derde partij. Bijzondere hoogleraren worden buiten de reguliere bekostiging betaald en zijn niet in dienst van de universiteit. Dit is de bedoeling van deze constructie.
De onafhankelijkheid van bijzondere hoogleraren dient te allen tijde te worden geborgd door de universiteit. Pas als het college van bestuur van een openbare universiteit er vertrouwen in heeft dat een derde de academische vrijheid en de onafhankelijkheid van een bijzonder hoogleraar borgt en de kandidaat hoogleraar voldoet aan de vereisten voor hoogleraar, mag zij de private organisatie bevoegd verklaren om een bijzondere leerstoel te vestigen. Op grond van de WHW dient het college van bestuur de bevoegdverklaring in te trekken als het belang van het wetenschappelijk onderwijs zich niet meer verdraagt met deze verklaring. Het niet onafhankelijk uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek, dat verweven is met het onderwijs, is een voorbeeld hiervan.
Wetenschap moet onomstreden en transparant zijn. Alleen dan kunnen we vertrouwen op de resultaten van onderzoek. In de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit staan normen voor onderzoekers en zorgplichten voor instellingen. Het is van belang om een beeld te krijgen van de effectiviteit, handhaving en naleving van de normen en zorgplichten over onafhankelijkheid en transparantie. Daarom zal ik met de opstellers2 van de gedragscode in overleg treden om deze normen in de loop van dit jaar te laten evalueren door een onafhankelijke commissie. Afhankelijk van de uitkomsten van de evaluatie zal ik bezien of wettelijke verankering noodzakelijk is.
De ontwikkeling dat sommige faculteiten meer bijzondere hoogleraren hebben dan gewone hoogleraren vind ik zorgelijk. Dat maakt het beoefenen van onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek en het verzorgen van onafhankelijk wetenschappelijk onderwijs binnen die faculteiten kwetsbaar. Ik ben bereid om hierover het gesprek met de sector te voeren. De meerwaarde van de bijzondere leerstoel moet niet op voorhand overboord worden weggegooid.
Dat is juist. Indien er een vermoeden bestaat dat de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit wordt geschonden kan een klacht worden ingediend bij en behandeld door de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (CWI) van de kennisinstelling waar de persoon waartegen de klacht zich richt werkzaam is. Daarnaast is er het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI), een onafhankelijk adviesorgaan in de klachtenprocedure voor mogelijke schendingen van de wetenschappelijke integriteit. Het LOWI kan op verzoek beoordelen of de klachtenprocedure bij de CWI van de instelling zorgvuldig is verlopen, of er normen van wetenschappelijke integriteit zijn geschonden en, zo ja, hoe de normschending vervolgens gekwalificeerd zou moeten worden.
Zie het antwoord op vraag 4.
Op 2 juni 2022 heeft het lid Jasper van Dijk en Kwint (beiden SP) schriftelijke vragen gesteld over gesponsorde hoogleraren. Tot mijn spijt is beantwoording binnen de gestelde termijn niet mogelijk vanwege de aard van de vragen en de afstemming die hiervoor nodig is. Ik zal de vragen zo snel mogelijk beantwoorden.