Ingediend | 12 mei 2022 |
---|---|
Beantwoord | 30 mei 2022 (na 18 dagen) |
Indieners | Frank Wassenberg (PvdD), Leonie Vestering (PvdD) |
Beantwoord door | van der Ch. Wal-Zeggelink |
Onderwerpen | dieren landbouw |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z09233.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-2912.html |
Ja.
Sovon en Wageningen University & Research (WEnR) hebben voor het opstellen van hun rapporten over de staat van instandhouding van soorten van de wildlijst gebruik gemaakt van data afkomstig uit het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM). De telprotocollen en de data afkomstig uit de NEM zijn gevalideerd door het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) en zijn betrouwbaar.
De analyses van Bureau Waardenburg zijn niet de aanleiding geweest voor het hervormen van de telprotocollen. Zoals ik al eerder met uw Kamer heb gedeeld gaat het rapport van Bureau Waardenburg over de vraag op welke momenten van de dag of nacht en met hulpmiddelen als warmtebeeldcamera’s en verrekijkers/zichttellingen méér of minder dieren worden gezien. Er worden dan ook geen conclusies getrokken over betrouwbaarheid of vertekening van trends of de populatiegrootte2.
Het verbeteren van de inzameling en het telprotocol heeft betrekking op de huidige tellingen van de wildbeheereenheden (WBE’s) en is eerder met uw Kamer als zodanig gedeeld3. Het CBS heeft in 2013 telgegevens van WBE’s geanalyseerd. Hieruit bleek dat de kwaliteit van de gegevens om trends te kunnen maken (op een landelijk niveau) niet voldoende was, doordat tellingen niet volgens een vaststaand en gevalideerd protocol werden uitgevoerd en telgebieden per tellingen in grootte/omvang konden variëren en geen representatieve steekproef vormden.
Om tot nog nauwkeurigere landelijke en provinciale trends te komen, die nodig zijn voor een gebiedsgerichte aanpak, is het belangrijk om in de toekomst ook de tellingen van WBE’s mee te kunnen nemen. Dat kan alleen als deze volgens een standaard protocol worden verzameld en de gegevens kunnen worden gevalideerd. Ik wil hier samen met zowel de organisaties die nu de tellingen uitvoeren voor het NEM, vertegenwoordigers van de wildbeheereenheden en het CBS aan werken.
Zie ook mijn antwoord op vraag 2. Dergelijke uitingen van belanghebbenden vallen onder de vrijheid van meningsuiting.
Onafhankelijk onderzoek vormt de kern van het beleid dat ik voer. Dat is ook de reden dat Sovon en WEnR zijn gevraagd om onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek te doen naar de staat van instandhouding van soorten op de wildlijst.
Voor de haas en het konijn zijn populatietrends op landelijk en provinciaal niveau bekend4. Deze geven geen compleet beeld van de populatiestatus, maar een negatieve populatietrend is wel een sterke aanwijzing dat het met een soort niet goed gaat. Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer heb aangegeven (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2423), ben ik van plan dit besluit volgend jaar te heroverwegen indien nieuwe gegevens over de provinciale trends en populatiestatus bekend zijn.
Voor de wilde eend, houtduif en fazant wil ik eerst meer inzicht krijgen op provinciaal niveau. Op basis van dit inzicht zal ik een besluit nemen over het al dan niet openen van de jacht op deze soorten in het jachtseizoen 2023/2024.
Zoals ik in de bovengenoemde brief heb gedeeld met uw Kamer, kan het landelijk sluiten van de jacht op alle soorten van de wildlijst een grote impact hebben op faunabeheer, schadebestrijding en natuurbeheer. Samen met de provincies maak ik me zorgen over de consequenties van het landelijk sluiten van de jacht.
Uit de onderzoeken van Sovon en WEnR blijkt ook dat de jacht voor alle soorten van de wildlijst jacht niet de hoofdoorzaak is van, of beperkt bijdraagt aan, de ongunstige staat van instandhouding. Het niet openen van de jacht zal daarom naar alle waarschijnlijkheid niet of heel beperkt bijdragen aan het herstel van de soorten. Aan de andere kant kan de jacht op een soort juist een sterke stimulans zijn voor het beheer van habitats en voor het aanpakken van andere drukfactoren die bijdragen aan achteruitgang van populaties, en op die manier bijdragen aan de doelstelling om populaties te herstellen tot een gunstige staat van instandhouding.
Vanwege de hierboven beschreven consequenties voor het faunabeheer heb ik ervoor gekozen om niet de jacht op alle soorten te sluiten en heb ik getracht een balans te vinden tussen het sluiten van de jacht voor die soorten waarmee het echt niet goed gaat en het voorlopig open houden van de jacht voor de andere soorten.
Het is mij bekend dat dieren zich niet aan grenzen houden. Met het openen van de jacht op de haas in de andere provincies is het aldaar mogelijk, mits binnen het jachtseizoen, te jagen op hazen. Daarnaast is de jachthouder op grond van de Wet natuurbescherming5 verplicht om een redelijke stand van het in zijn jachtveld aanwezige wild te handhaven dan wel te bereiken en om schade door in het jachtveld aanwezige wild te voorkomen.