Ingediend | 3 mei 2022 |
---|---|
Beantwoord | 7 juni 2022 (na 35 dagen) |
Indieners | Lucille Werner (CDA), Inge van Dijk (CDA) |
Beantwoord door | Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | organisatie en beleid recht staatsrecht werk |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z08685.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-2986.html |
Ja.
Uit de Monitor Discriminatiezaken over 2021 blijkt inderdaad dat sinds 2017 de meeste verzoeken om een oordeel, betrekking hadden op een handicap of een chronische ziekte. Dit laat in de eerste plaats zien dat het College voor de Rechten van de Mens bekendheid geniet bij de mensen die bescherming kunnen ontlenen aan de Wet gelijke behandeling op grond van handicap en chronische ziekte, waarover het College een uitspraak kan geven. Het College houdt sinds de ratificatie van het VN-verdrag handicap in 2016 toezicht op de uitvoering en naleving ervan in Nederland. Het College geeft zelf als verklaring dat hij door deze toezichthoudende rol meer is gaan communiceren over de rechten van mensen met een beperking. Hierdoor weten meer mensen met een beperking wat hun rechten zijn en dat ze naar het College kunnen stappen als ze menen dat hun rechten worden geschonden.2
De toegankelijkheid van de samenleving voor mensen met een handicap vraagt nog altijd om meer bewustwording. De oordelen van het College laten zien dat werkgevers en ondernemers werknemers zich vaak niet realiseren dat de toegankelijkheid van hun organisatie verbetering behoeft voor werknemers en klanten met een beperking.
Elke organisatie die werk of goederen en diensten aanbiedt moet rekening houden met de eisen die de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte stelt. Uit de wet volgt ook het recht om een doeltreffende aanpassing te vragen als dat nodig is om toegang te krijgen tot werk of activiteiten. Toegankelijkheid is dus het uitgangspunt van de wet. Als een organisatie niet toegankelijk is voor mensen met een handicap of chronische ziekte en evenmin bereid is om daaraan te werken, deel ik de mening dat de beperking vooral in de organisatie zelf zit. Gelukkig blijkt uit de oordelen van het College voor de Rechten van de Mens juist een coöperatieve houding van organisaties die op hun (on)toegankelijkheid worden aangesproken. Uit de Monitor Discriminatiezaken over 2021 blijkt ook dat de oordelen van het College meer dan ooit werden opgevolgd. 88% van de in het ongelijk gestelde verwerende partijen waren bereid om maatregelen te treffen naar aanleiding van een uitspraak waarin tot schending van de gelijke behandelingswetgeving werd geoordeeld.3
De afgelopen jaren heeft het kabinet ingezet op het op gang brengen en in gang houden van een maatschappelijke beweging naar meer toegankelijkheid en inclusie. Zo is bijvoorbeeld het aantal gemeenten, bedrijven en onderwijsinstellingen dat een aanpak heeft op het gebied van toegankelijkheid en inclusie gegroeid. In de eindrapportage van het programma Onbeperkt meedoen! over de periode 2018 – 2021 is uiteengezet hoe deze vertaling van het VN-verdrag handicap terug te zien was op diverse terreinen zoals openbaar vervoer, arbeidsmarkt, onderwijs of passende zorg en ondersteuning. Dit zijn thema’s waarop het College voor de Rechten van de Mens in 2021 bijvoorbeeld ook haar meldingen of verzoeken op binnen kreeg. De eindrapportage geeft een weergave van de diverse maatregelen en activiteiten vanuit de rijksoverheid en het grote aantal opgestarte maatschappelijke initiatieven die de afgelopen jaren op deze thema’s ondernomen zijn.4
Op 19 april 2022 heeft de Minister voor Langdurige Zorg en Sport als coördinerend bewindspersoon handicap u geïnformeerd over de vervolgaanpak van het kabinet voor de implementatie van het VN-verdrag handicap.6 Met de maatschappelijke beweging die in antwoord op uw vorige vraag (vraag 4) is beschreven, zijn we de afgelopen jaren de goede weg ingeslagen. Maar het VN-verdrag handicap moet ook de komende jaren bij bedrijven, organisaties en overheden op de agenda blijven staan. Het denken vanuit het sociaal model van handicap7, het verbeteren van de toegankelijkheid en het bewerkstelligen van inclusie vergt een proces van lange adem en het continueren van de samenwerking met vele partijen in het land.
De aanpak voor de komende periode is er onder andere op gericht dat er op belangrijke opgaven uit het VN-verdrag handicap inclusiepacten kunnen worden afgesloten, tussen partijen die zelf concrete acties gericht op impact voor mensen met een beperking aan deze opgaven kunnen verbinden. Het VN-verdrag handicap krijgt ook een verdere vertaling in de beleidsagenda’s van diverse leden van het kabinet, waar u in de brief van 19 april 2022 een overzicht van trof. Daarnaast is er blijvende inzet op het vergroten van de bewustwording over de letterlijke en figuurlijke drempels waar mensen met een beperking in de samenleving tegenaan kunnen lopen. En het verbeteren van de inzet van ervaringsdeskundigheid, waarmee het beleid en de uitvoering van organisaties, overheden en bedrijven verbeterd kan worden.
Ik herken dat het coronavirus een ontegenzeglijke invloed heeft gehad op het dagelijks leven van mensen met een beperking of chronische ziekte.8 Eén op de vijf meldingen bij het College ging over de coronamaatregelen, onder meer over de problemen die mensen ervoeren door het corona toegangsbewijs en de mondkapjesplicht. Het coronavirus en de maatregelen die in de strijd tegen het virus genomen zijn, hebben in veel gevallen het leven van mensen met een beperking ontregeld. En de verwachte verschuiving van de coronapandemie naar een endemie, heeft mogelijk langdurige consequenties voor een deel van de mensen met een beperking of chronische aandoening. Zo zullen zij door hun specifieke medische achtergrond verhoogde medische risico’s blijven lopen. De coronaperiode heeft daarmee de initiatieven gericht op inclusie vanuit het VN-verdrag relevanter en urgenter gemaakt. En tegelijkertijd kansen aan het licht gebracht om de toegankelijkheid van de samenleving te verbeteren, bijvoorbeeld op het gebied van prikkelarm (thuis)werken en -studeren.
Hoewel er de afgelopen jaren stappen voorwaarts zijn gezet, ervaren mensen met een beperking nog altijd drempels om volledig mee te kunnen doen in de samenleving. We moeten verdere stappen blijven zetten zodat zij volledig mee kunnen doen aan de samenleving.
In de Monitor Discriminatiezaken 2021 staat onder andere vermeld dat over het algemeen mensen met een beperking minder snel een huis, een baan of een opleiding kunnen vinden. Hierdoor kunnen zij minder goed meedoen aan de samenleving dan mensen zonder beperking. In de Kamerbrief van 19 april 2022 vindt u een overzicht van hoe mijn collega’s in het kabinet de komende periode invulling zullen geven aan het verbeteren van de positie van mensen met een beperking op deze gebieden.9 Zo vindt het kabinet belangrijk dat er voldoende betaalbare woningen beschikbaar zijn voor mensen met een beperking met waar nodig de juiste zorg, ondersteuning en begeleiding. In het programma «Een thuis voor iedereen» worden mensen met een beperking expliciet genoemd als aandachtsgroep.10 Daarnaast streeft het kabinet naar een inclusieve arbeidsmarkt en heeft het de ambitie om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen.
Hierbij deel ik u mee dat de gestelde vragen van de leden Werner en Inge van Dijk (beiden CDA) aan de ministers voor Langdurige Zorg en Sport en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met kenmerk 2022Z08685, niet binnen de termijn van drie weken kunnen worden beantwoord. Voor de beantwoording van de vragen is meer tijd nodig vanwege de benodigde afstemming van de verschillende aspecten van deze vragen. Uw Kamer ontvangt de antwoorden zo spoedig mogelijk.