Ingediend | 11 april 2022 |
---|---|
Beantwoord | 24 mei 2022 (na 43 dagen) |
Indiener | Sylvana Simons (BIJ1) |
Beantwoord door | Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z07089.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-2872.html |
Ja.
In zijn algemeenheid wens ik te benadrukken dat ik een hoge mate van waardering heb voor het werk dat politieambtenaren – vaak onder moeilijke omstandigheden – doen om Nederland veilig te houden. Helaas is het gebruik van geweld hierbij soms onvermijdelijk en noodzakelijk.
In 2021 was de politie vaker genoodzaakt op te treden met gebruikmaking van geweld. Daaruit kan echter niet de conclusie worden getrokken dat er een onvermogen bestaat om de-escalerend op te treden. Het uitgangspunt van het optreden van een politieambtenaar is in alle gevallen de-escalatie. In het overgrote deel van de incidenten gebruikt de politie geen geweld. In 0,12% van alle incidenten waar de politie optreedt, ziet de politie zich genoodzaakt om geweld te gebruiken. In de overige incidenten wordt de situatie dus opgelost zonder de inzet van geweld of geweldsmiddelen. Ik verwijs u voorts naar het antwoord op vraag 1 van de Kamervragen van het lid Van Nispen.2
Iedere geweldsaanwending moet worden gemeld bij de hulpofficier van justitie. De hulpofficier maakt hiervan een geweldsregistratie op als dat op grond van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren (hierna: Ambtsinstructie) nodig is.3 Alle geweldsregistraties worden door de politiechef (namens de korpschef) beoordeeld. Bij de beoordeling van een geweldsaanwending wordt expliciet getoetst aan het de-escalerend optreden door de betreffende politieambtenaar zodat waar nodig bijsturing kan plaatsvinden. Meer ingrijpende vormen van geweldsaanwending – die op grond van artikel 18 van de Ambtsinstructie aan het Openbaar Ministerie moeten worden gemeld – worden tevens door de officier van justitie beoordeeld.1Hiermee is zorgvuldig onderzoek naar geweldsaanwendingen, waarbij aandacht is voor de-escalerend handelen, voldoende geborgd.
Het klopt dat er in 2021 sprake is van een stijging van het aantal inzetten van de waterwerper, de wapenstok en traangas. Dit zijn middelen die kunnen worden ingezet bij het handhaven van de openbare orde. De aard en hevigheid van de openbare ordeverstoringen gaven aanleiding om van de wapenstok, het traangas en de waterwerper gebruik te maken.
Het is aan de burgemeester om het demonstratierecht zoveel als mogelijk te faciliteren. Het demonstratierecht kan eveneens door de burgemeester worden beperkt ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. De burgemeester maakt daarbij gebruik van de onder zijn of haar gezag staande politie en kan in dat kader – als ultimum remedium – ook toestemming geven tot inzet van bepaalde geweldsmiddelen zoals bijvoorbeeld de waterwerper4. Zie verder het antwoord op vraag 5. De burgemeester legt desgevraagd verantwoording af aan de gemeenteraad.
Gerelateerd hieraan vind ik het belangrijk om te benadrukken dat de bejegening van de politie onderhevig is aan verandering. Zo was er in 2021 wederom een stijging van het aantal meldingen (zo’n 13.000) van agressie en geweld tegen politieambtenaren.
Het gebruik van geweld en geweldmiddelen kan zowel fysiek als mentaal een hevige impact hebben op betrokken burgers én op betrokken politieambtenaren. Het gebruik van geweld is een stap die politieambtenaren daarom niet lichtzinnig nemen. De-escalerend handelen is het uitgangspunt van ieder politieoptreden. Het vormt reeds een centraal en expliciet onderdeel in opleiding en training en is ook opgenomen in het toetsingskader dat gebruikt wordt bij de beoordeling van geweldsaanwending.
Het gebruik van geweld geldt als ultimum remedium dat moet worden toegepast met inachtneming van de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit, redelijkheid en gematigdheid. Voor het gebruik van geweld geldt bovendien een waarschuwingsplicht. Voorafgaand aan de inzet van traangas en de waterwerper is, als extra waarborg, altijd toestemming nodig van de meerdere en het bevoegd gezag. Daarnaast – en zoals reeds aangegeven in het antwoord op vraag 3 – vindt op de inzet van geweld en geweldmiddelen achteraf toetsing plaats. Het is niet aan mij om in die inhoudelijke beoordeling te treden. Onder verwijzing naar het antwoord op vraag 3 acht ik een aanvullend onderzoek niet nodig.
De politie heeft aangegeven dat de stijging onder andere verklaard kan worden door het aantal toegenomen demonstraties en het optreden van de politie daarbij. De Covid-19 maatregelen maakten dat de wijze van demonstreren aan een nieuw soort beperkingen onderhevig werd. Deze beperkingen in combinatie met een gedeelde maatschappelijke onrust hebben tijdens een aantal demonstraties voor een gespannen sfeer gezorgd, waarbij in sommige gevallen ook geweld tegen de politie werd gebruikt. Zo zag de politie zich geconfronteerd met zogenaamde «defendgroepen». Dat zijn groepen die naar demonstraties komen met als enig doel een confrontatie met de politie uit te lokken.
Mogelijk speelt ook de nieuwe meer eenduidige manier van registreren van geweldsgebruik waar politie op 15 januari 2019 mee is gestart een rol.5 Het is echter niet goed mogelijk om op basis van de cijfers verantwoorde conclusies te trekken. Dat zou nader onderzoek vergen. Voor een meer uitgebreide toelichting verwijs ik u naar het antwoord op vraag 1 van de Kamervragen van het lid Van Nispen.6
Het recht op demonstratie in Nederland is een groot goed. De burgemeester en politie onder diens gezag dienen zich dan ook actief op te stellen om demonstreren te faciliteren, zodat het demonstratierecht zo goed mogelijk kan worden uitgeoefend. De burgemeester kan echter wel voorschriften en beperkingen stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer of ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Het in goede banen leiden van demonstraties vergt maatwerk en een inschatting door de burgemeester en de politie op basis van hun kennis van de lokale situatie. De burgemeester legt hierover desgevraagd verantwoording af aan de gemeenteraad en in het geval van een juridische procedure aan de rechter.
De toename van het aantal demonstraties is slechts één van de mogelijke verklaringen voor het feit dat politie in 2021 vaker genoodzaakt was op te treden/te interveniëren met gebruikmaking van geweld De politie laat op dit moment op eigen initiatief een evaluatie uitvoeren naar de nieuwe registratiewijze. Alle facetten met betrekking tot het proces van melden, verantwoorden, beoordelen en leren van het geweld aangewend door de politie, komen in deze evaluatie naar voren. De evaluatie wordt uitgevoerd door de Politieacademie in samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen en wordt in de tweede helft van 2022 verwacht. In afwachting van deze evaluatie acht ik nader en diepgravend onderzoek naar mogelijke oorzaken van stijgingen en/of dalingen in de cijfers is op dit moment niet opportuun. Voor een nadere toelichting hierop verwijs ik u naar de beantwoording van de vragen van het lid Van Nispen.7
Zoals aangegeven is het recht op demonstratie een groot goed en wordt dat recht in Nederland goed beschermd. Bij beantwoording van de vragen van uw Kamer over genoemde demonstraties heb ik u gewezen op het feitenoverzicht van de lokale driehoek en de afwegingen die in dat kader zijn gemaakt10. Daar verwijs ik u naar.
Ik vind het belangrijk dat de genoemde groeperingen zich allereerst wenden tot de politie en het bevoegd gezag. Van andere standpunten en perspectieven kan immers geleerd worden. De politie heeft bij mij aangegeven open te staan om hier de dialoog over aan te gaan.
Daarnaast hecht ik eraan te vermelden dat er ook vanuit mijn ministerie contact is (geweest) met het maatschappelijk middenveld.
Laat ik allereerst benadrukken dat ik het belangrijk vind dat iedereen in ons land zich beschermd voelt door de politie én dat elke politieambtenaar zijn of haar werk in veiligheid kan doen. De politie staat in onze samenleving naast de mensen en is er voor iedereen. Het bestaan van een patroon of trend van stijgend geweldgebruik kan ik niet onderschrijven. De politie is op 15 januari 2019, vooruitlopend op de inwerkintreding van de wijziging van de Ambtsinstructie eerste tranche12, overgegaan op een nieuwe meer eenduidige manier van registreren. In 2019 was sprake van een kortere registratieperiode omdat pas halverwege januari gestart werd met de nieuwe registratiewijze. Hierdoor laten de cijfers over 2019 zich getalsmatig niet goed vergelijken met die van de jaren erna.
Naar die nieuwe registratiewijze laat de politie zoals gezegd op eigen initiatief een evaluatie uitvoeren. De uitkomsten van dit onderzoek worden in de tweede helft van 2022 verwacht en wil ik eerst afwachten.
Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 1 in de beantwoording van de Kamervragen van het lid Van Nispen.
Zie antwoord vraag 11.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Sylvana Simons (BIJ1), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het nieuwsbericht dat de politie in 2021 meer geweld heeft gebruikt (ingezonden 11 april 2022) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.