Ingediend | 5 april 2022 |
---|---|
Beantwoord | 2 mei 2022 (na 27 dagen) |
Indiener | Wybren van Haga (BVNL) |
Beantwoord door | Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
Onderwerpen | defensie internationaal |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z06606.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-2616.html |
In de brieven van 18 februari jl. (Kamerstuk 36 045, nr. 2), 26 februari jl. (kenmerk: 22 054, nr. 357), 3 maart jl. (Kamerstuk 22 054, nr. 359), 10 maart jl. (Kamerstuk 22 054, nr. 360), 22 maart jl. (Kamerstuk 22 054, nr. 361) en 14 april jl. (Kamerstuk 36 045, nr. 63) heeft het kabinet de Kamer (vertrouwelijk) geïnformeerd over de leveringen van militaire goederen door het Ministerie van Defensie aan Oekraïne. Conform de eerdere toezegging zal het kabinet de Kamer (vertrouwelijk) blijven informeren over de levering van militaire goederen.
Er zijn dagelijks ongeveer 55 tot 100 Nederlandse defensiemedewerkers betrokken bij de logistiek van de leveranties, het vervoeren van materieel en de overdracht hiervan. Per levering wordt bekeken of het geven van uitleg of training aan de Oekraïense strijdkrachten benodigd is en hoe hieraan kan worden voldaan. Er is geen Nederlands defensiepersoneel betrokken bij het gebruik van het geleverde materieel door de Oekraïense strijdkrachten in Oekraïne.
Zoals vermeld in de beantwoording op de kamervragen van Van Dijk van 14 april jl. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2447), onderschrijft het kabinet het belang van een open maatschappelijke discussie over de wapenleveringen, maar moet het kabinet transparantie afwegen tegen het waarborgen van de operationele veiligheid. Na de Russische invasie van Oekraïne heeft het kabinet met het oog op de (operationele) veiligheid besloten om minder openlijk te communiceren over de militaire goederen die Defensie aan Oekraïne levert. Dit zelfde geldt voor de route via welke de Nederlandse militaire goederen naar Oekraïne worden verzonden. Bij de leveringen wordt steeds van geval tot geval bekeken welke mate van openheid betracht kan worden.
Zoals vermeld in de beantwoording op de kamervragen van Van Dijk, 14 april jl. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2447), vindt vooraf afstemming en coördinatie plaats tussen EU-lidstaten, NAVO-bondgenoten en partners onderling en met Oekraïne over de levering van militaire goederen.
Vervolgens toetst het kabinet elke levering op voorhand zorgvuldig, maar gezien de uitzonderlijke omstandigheden versneld, aan de hand van de EU wapenexportcriteria. Deze toetsing wordt verricht door de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.1 Als onderdeel van het vergunningverleningsproces wordt een eindgebruikersverklaring getekend door de Oekraïense eindgebruiker waarin staat dat het materieel:
Defensiepersoneel ziet er op toe dat de door Nederland geleverde wapens en munitie aan een vertegenwoordiger van de eindgebruiker, een functionaris van de Oekraïense strijdkrachten, worden overgedragen. Dit conform de wapenexportvergunning. Hierbij wordt expliciet vermeld dat de door Nederland geleverde goederen niet zonder schriftelijke toestemming van Nederland, door anderen gebruikt mogen worden, noch doorverkocht of overgedragen mogen worden.
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.
Het kabinet beschikt niet over informatie aangaande de locatie of het moment van de inzet van Nederlandse militaire goederen. Ook heeft het kabinet geen informatie over slachtoffers die specifiek door Nederlandse militaire goederen zijn gemaakt. Het is aan Oekraïne om conform de eindgebruikersverklaring te beslissen over de inzet van de geleverde middelen. De Nederlandse inzet is om Oekraïne in staat te stellen zich beter te verdedigen tegen de Russische gewapende aanval (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2447).
Zie antwoord vraag 7.