Ingediend | 4 april 2022 |
---|---|
Beantwoord | 12 mei 2022 (na 38 dagen) |
Indiener | Tom van der Lee (GL) |
Beantwoord door | Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z06457.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-2719.html |
Het is verdrietig dat deze situatie al zo lang voortduurt en dat de moeder van Insiya haar dochter al die tijd moet missen. De Nederlandse autoriteiten hebben langs diplomatieke weg verzocht om teruggeleiding van Insiya. Omdat India geen partij is bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag, kan India niet worden gehouden aan het meewerken aan de verplichtingen in dat verdrag. Ook het uitleveringsverzoek voor de vader is door India niet toegewezen. De Nederlandse autoriteiten blijven bij de Indiase autoriteiten aandringen op het belang van een snelle en goede oplossing voor moeder en kind. Met dit doel worden Nederlandse gerechtelijke uitspraken aangeboden aan de Indiase autoriteiten en wordt aandacht gevraagd voor een spoedige afronding van de procedures die nog lopen in India. De uitspraken van de Nederlandse rechter zijn echter niet zonder meer bindend in India. Een verzoek tot erkenning en tenuitvoerlegging moet worden gehonoreerd door een Indiase rechter om deze te doen laten gelden.
Nederland volgt uitspraken in de procedures in India nauwlettend. Ook brengt Nederland deze zaak aanhoudend bij bilaterale gesprekken met India op, zo ook tijdens het staatsbezoek in 2019. Hetzelfde geldt voor het staatsbezoek op 5 en 6 april 2022; tijdens meerdere gesprekken is aandacht gevraagd voor deze zaak. Daarbij is onderstreept dat het belangrijk is dat moeder en dochter contact met elkaar kunnen hebben, ook totdat er een definitieve oplossing is.
Tijdens de telefonische kennismaking van de Minister van Buitenlandse Zaken met zijn counterpart in India alsmede tijdens het recente bezoek aan dat land is deze zaak eveneens opgebracht.
Op grond van de Nederlandse civiele gerechtelijke uitspraken behoort Insiya te worden teruggeleid naar Nederland. Deze uitspraken zijn echter in India niet automatisch bindend of af te dwingen, hetgeen inhoudt dat de Indiase rechter moet beslissen over een verzoek deze uitspraken te erkennen en ten uitvoer te leggen. Om de Nederlandse uitspraken dus in India te laten gelden zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven, zal de moeder van Insiya de Indiase rechter moeten vragen hier gevolg aan te geven.
De Ministeries van Buitenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid vragen bij de Indiase autoriteiten aandacht voor de uitspraken van de Nederlandse rechter, en voor een spoedige afronding van de procedures in India, met als uiteindelijk doel hereniging van Insiya met haar moeder.
Nederland brengt deze zaak bij bilaterale gesprekken met India op, zo ook en marge van het staatsbezoek in 2019. Ook bij het staatsbezoek op 5 en 6 april 2022 is tijdens meerdere gesprekken aandacht gevraagd voor deze zaak.
Deze vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord. Aangezien het verzoek om uiterlijk 5 april de antwoorden te sturen mogelijk te maken had met het staatsbezoek is hier in het uitstelbericht van 5 april aandacht aan besteed.
Op 1 april 2022 heeft het lid van der Lee (Groen Links) aan de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Rechtsbescherming schriftelijke vragen gesteld over «het Nederlandse meisje Insiya, die 5 jaar geleden ontvoerd is naar India en de pogingen die de Nederlandse regering onderneemt om haar terug te krijgen in Nederland.» Naar aanleiding van deze vragen (met kenmerk 2022Z06457), wil ik u, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, meedelen dat de beantwoording hiervan meer tijd vergt. Nadere interdepartementale afstemming is nodig om de vragen te beantwoorden. Hierdoor is het niet mogelijk om de beantwoording van deze vragen binnen de door de vragensteller gevraagde termijn van enkele dagen aan uw Kamer te doen toekomen. Wel kan ik u meedelen dat tijdens het inkomende staatsbezoek India op 5 en 6 april 2022 aandacht gevraagd zal worden voor deze zaak. De Minister voor Rechtsbescherming en ik streven ernaar de vragen van het lid van der Lee, alsmede de overige vragen over deze zaak, zo spoedig mogelijk te beantwoorden.