Ingediend | 1 april 2022 |
---|---|
Beantwoord | 19 april 2022 (na 18 dagen) |
Indieners | Peter Kwint , Senna Maatoug (GL) |
Beantwoord door | Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
Onderwerpen | gezin en kinderen sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z06361.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-2482.html |
Ja, ik ben bekend met het artikel.
Sinds 2005 zijn verschillende partijen, zowel met als zonder winstoogmerk, actief die investeren in het aanbod van kinderopvang. De sector wordt nog steeds gekenmerkt door een grote diversiteit van kleine en enkele grote kinderopvangorganisaties. Voor mij is het primair van belang dat kinderopvang veilig, gezond en pedagogisch verantwoord is en blijft, ongeacht wie de eigenaar is van de kinderopvangorganisatie. Alle kinderopvangorganisaties moeten voldoen aan de wettelijke (kwaliteits)eisen. In de praktijk zien we terug dat de kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang goed is en dat ook bij kinderopvang gefinancierd met private equity, geïnvesteerd wordt in deze kwaliteit. Bijvoorbeeld bij Partou, een kinderopvangorganisatie in handen van een investeerder, waar ze met een gecertificeerd mediacoach de mediawijsheid onder kinderen vergroten. Tegelijkertijd snap ik de zorgen die spelen rondom investeerders, met name private equity partijen, en hun rol in de kinderopvang. Deze zorgen deel ik. De grote mate van overheidsfinanciering brengt een verantwoordelijkheid met zich mee. Dit wordt nog belangrijker nu dit kabinet de kinderopvang nog toegankelijker wil maken en de overheidsfinanciering verder zal toenemen. Het idee dat belastinggeld niet ten goede zou komen aan de kinderopvang, maar zou uitstromen als overwinst naar private equity partijen, vind ik ook niet wenselijk. Daarom heb ik aangekondigd in antwoord op Kamervragen van de leden Kathmann en Maatoug dat ik de rol van de verschillende financieringsvormen in de kinderopvang ga onderzoeken.
Tot op zekere hoogte zijn kinderopvangorganisaties vrij in wat zij met hun inkomsten doen. Uiteindelijk moeten alle kinderopvangaanbieders wel voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen. Het is voor mij immers primair van belang dat kinderopvang veilig, gezond en pedagogisch verantwoord is. Ik ben er trots op dat de Nederlandse kinderopvang in zijn algemeenheid van hoge kwaliteit is, ook in vergelijking met het buitenland.2 Uit eerder onderzoek is gebleken dat de indeling naar profit, non-profit of rechtsvorm niet bepalend is voor de aangeboden kwaliteit.3 De organisatie die in het onderzoek getypeerd wordt als «sociaal-geëngageerde professionele organisatie» bieden volgens het onderzoek over de hele linie hogere kwaliteit. Dit zijn organisaties waar marktdenken met een winstdoelstelling en klantgerichtheid, gemeenschapsoriëntatie en professionele waarden evenwichtig verenigd zijn en waar management en professionals als team samenwerken. De missie en lokale betrokkenheid van de organisatie en de aandacht voor professionalisering en actieve betrokkenheid van medewerkers zijn dus betere voorspellende kenmerken voor de aangeboden kwaliteit van kinderopvang. Dit kan samengaan met een winstdoelstelling.
Ik ken dit signaal. Ook in achterstandswijken is het belangrijk dat kinderen naar de opvang kunnen gaan, mede om de kansengelijkheid te bevorderen van kinderen en van hun ouders. Daarom is het belangrijk op te treden tegen uitholling en verschraling, ongeacht wie de investeringen doet in de kinderopvang. Of investeerders daadwerkelijk de aanwezigheid van kinderopvang in achterstandswijken schaden, wil ik betrekken in het onderzoek dat ik laat doen naar de rol van de verschillende financieringsvormen in de kinderopvang.
Volgens het huidige beeld dat ik tot mijn beschikking heb, is dit 3% van de organisaties en ongeveer 13% van de kinderopvangplaatsen.4 Dit percentage wil ik toetsen in het onderzoek dat ik laat doen naar de rol van de verschillende financieringsvormen in de kinderopvang.
Dit zal per overname verschillen. Zo ook de invloed van ouders en andere samenwerkingspartners. In het specifieke geval van besluitvorming over reorganisaties heeft de Ondernemingsraad (bij ondernemingen met 50 of meer medewerkers) of Personeelsvertegenwoordiging (bij ondernemingen met minstens 10, maar minder dan 50 medewerkers) adviesrecht. Bij een voorgenomen fusie of overname wordt een fusie-overlegorgaan ingesteld met vertegenwoordigers van de werkgevers en van de werknemersorganisaties. Hierin wordt onder andere overlegd over de arbeidsrechtelijke positie van de medewerkers en hoe het bestuur wordt samengesteld. De afspraken komen in een sociaal plan te staan. Het overlegorgaan let erop dat iedereen zich aan de gemaakte afspraken houdt. Dit is vastgelegd in de CAO Kinderopvang 2021–2022.
Bij wijzigingen in het beleid van een kinderopvangorganisatie hecht ik zeer aan de betrokkenheid van ouders. Kinderdagverblijven, buitenschoolse opvanglocaties en gastouderbureaus hebben verplicht een oudercommissie. Het doel van de oudercommissie is om gevraagd en ongevraagd advies te geven aan de kinderopvangorganisatie. De houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau moet volgens de wet oudercommissies tijdig en desgevraagd schriftelijk alle informatie verstrekken die deze voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft. Daar kan inzicht in besluitvormingsprocessen en financiële stukken ook onder vallen. Het belangrijkst is dat kinderen en hun ouders erop kunnen vertrouwen dat de kinderopvang van hun keuze veilig, gezond en pedagogisch verantwoord is. Naast de wettelijke eisen is proactieve transparantie belangrijk voor het vertrouwen van ouders. Dit zal ik in gesprekken met (private equity) partijen ook blijven benadrukken.
Deze vraag zal ik meenemen in het onderzoek dat ik laat doen naar de rol van de verschillende financieringsvormen in de kinderopvang.
Dit zal over de gehele geschiedenis van de kinderopvang waarschijnlijk niet meer te achterhalen zijn. De kinderopvang in Nederland kent namelijk een lange historie. Zo heeft Catalpa (het latere Estro dat in 2014 failliet ging) een geschiedenis die terug te voeren is tot 1975. Volgens het laatste sectorrapport van het Waarborgfonds kinderopvang werd er voor 0,2% uitgekeerd aan dividend.5 Investeringsmaatschappijen zeggen echter vaak geen dividend uit te keren. Toch kan geld op andere manieren de sector uitstromen, bijvoorbeeld door hoge rentepercentages te rekenen op verstrekte leningen of bij de verkoop van de onderneming. Deze vraag wil ik betrekken bij het onderzoek dat ik laat doen naar de rol van verschillende financieringsvormen in de kinderopvang en het onderzoek naar de mogelijke effecten en voor- en nadelen van bijvoorbeeld een beperking op de financieringsvormen, een winstnormering of regulering van de uurprijs die kinderopvangaanbieders mogen vragen aan ouders.
Deze vraag zal ik betrekken bij het onderzoek dat ik laat doen naar de rol van verschillende financieringsvormen in de kinderopvang.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven, wordt de kinderopvang nog steeds gekenmerkt door een grote diversiteit van kleine en enkele grote kinderopvangorganisaties. De collectieve financiering van de kinderopvang lag de afgelopen jaren rond de 70%. Met de nieuwe beleidsplannen van dit kabinet, zal dit aandeel stijgen. Dit is voor mij reden om met nog meer aandacht te kijken naar onder andere de rol van private equity investeerders in de kinderopvang. Ook de Autoriteit Consument en Markt (ACM) kijkt naar de werking van de sector. De ACM treedt op bij eventueel misbruik van een economische machtspositie door een kinderopvangorganisatie. Bedrijven mogen de concurrentie in de sector niet belemmeren. Concentraties (fusies en overnames) moeten afhankelijk van de jaaromzet van de betrokken bedrijven, gemeld worden bij de ACM. Dit is bijvoorbeeld gebeurd in 2019 voor de voorgenomen concentratie van Onex en Waterland over KidsFoundation en Partou. De ACM onderzoekt vervolgens of de concentratie negatieve gevolgen heeft voor de concurrentie in de relevante markt, en daarmee uiteindelijk ook voor de consument negatief uitpakt. Vervolgens neemt de ACM een concentratiebesluit. Op deze manier heeft de ACM als onafhankelijke toezichthouder invloed op voorgenomen fusies. Zo besloot de ACM in 2019 dat Onex en Waterland gezamenlijke zeggenschap mochten verkrijgen over KidsFoundation en Partou, op voorwaarde dat zij drie specifieke kinderopvanglocaties in Amsterdam zouden afstoten. Zo werd voorkomen dat de voorgenomen concentratie een significante beperking van de mededinging tot gevolg zou hebben in de lokale Amsterdamse markt. Verdere maatregelen acht ik niet nodig.
Dit kabinet wil de kinderopvang nog toegankelijker maken. In het coalitieakkoord is de ambitie uitgesproken dat de tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang op termijn voor alle ouders 95% zal zijn, direct gefinancierd aan kinderopvangorganisaties. De vraag naar kinderopvang zal naar verwachting sterk toenemen. Dit vraagt grote investeringen van de sector in het hele land om tot een groter aanbod te komen en de huidige kwaliteit te behouden. Private investeerders kunnen hier, binnen de kaders, een rol in hebben. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 4 heb aangegeven, zal ik de vraag of investeerders daadwerkelijk de aanwezigheid van kinderopvang in achterstandswijken schaden, betrekken in het onderzoek dat ik laat doen naar de rol van de verschillende financieringsvormen in de kinderopvang. Op dit moment is niet duidelijk in hoeverre de tarieven gaan stijgen en is een maximering niet aan de orde. De ontwikkeling van de tarieven is een aandachtspunt, omdat dit van invloed kan zijn op de toegankelijkheid. Het is van belang dat de maximum uurprijs (en de daaraan gekoppelde toeslag) de kinderopvang toegankelijk houdt. Tegelijkertijd is het zaak dat de maximum uurprijs ruimte biedt voor een doelmatige bedrijfsvoering en investeringen. Bij het eventueel overwegen van het instellen van beperkingen ten aanzien van het bepalen van de tarieven is het daarom van belang om de complexiteit van dergelijke regelgeving en gevolgen hiervan goed mee te nemen. Ook dit zal ik betrekken in het onderzoek naar de rol van verschillende financieringsvormen in de kinderopvang.
Ik ben mij ervan bewust dat een deel van de kinderopvangtoeslag uitstroomt als winst en dat dit mogelijk toeneemt als gevolg van de investeringen die dit kabinet wil doen in de kinderopvangtoeslag. Een deel van de winsten zal gaan naar de eigenaren van de meer dan 900 eenmanszaken die samen meer dan 25.000 kinderopvangplaatsen aanbieden. Zonder deze kleine ondernemers zou het tekort aan kinderopvangplaatsen mogelijk nog groter zijn geweest. Datzelfde geldt voor de grote ondernemers en private equity investeerders. Kinderopvang heeft een publieke functie en daarom is overheidsfinanciering belangrijk. Tegelijkertijd deel ik het ongemak en de zorgen rondom private equity investeringen in de kinderopvang. De grote mate van overheidsfinanciering brengt een verantwoordelijkheid met zich mee. Dit wordt nog belangrijker nu dit kabinet de kinderopvang nog toegankelijker wil maken en de overheidsfinanciering verder zal toenemen. Het idee dat belastinggeld niet ten goede zou komen aan de kinderopvang, maar zou uitstromen als overwinst naar private equity partijen, vind ik ook niet wenselijk. Zoals ik eerder heb aangegeven, laat ik de rol van de verschillende financieringsvormen in de kinderopvang onderzoeken.
Zoals ik eerder heb aangekondigd, ga ik de mogelijke effecten en voor- en nadelen van bijvoorbeeld een beperking op de financieringsvormen, een winstnormering of regulering van de uurprijs die kinderopvangaanbieders mogen vragen aan ouders laten onderzoeken. Ik wil niet vooruitlopen op de resultaten van dit onderzoek of dergelijke maatregelen raadzaam zijn. Ik zal het onderzoek binnenkort in gang zetten en uw Kamer informeren over de uitkomsten wanneer deze bekend zijn.
Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 13.
Deze lessen wil ik betrekken bij het onderzoek dat ik laat doen naar de mogelijke effecten en voor- en nadelen van bijvoorbeeld een winstnormering in de kinderopvang.
Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 13.
Daartoe ben ik bereid.