Ingediend | 14 maart 2022 |
---|---|
Beantwoord | 3 juni 2022 (na 81 dagen) |
Indieners | Sylvana Simons (BIJ1), Lammert van Raan (PvdD) |
Beantwoord door | Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
Onderwerpen | bestuur de nederlandse antillen en aruba |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z04743.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-2976.html |
Ja.
Het IPCC-rapport bevat voor kleine eilanden zoals Bonaire, Sint Eustatius en Saba zorgwekkende informatie over de klimaateffecten van klimaatverandering, zoals de grotere kans op zware tropische stormen, stormvloeden, verminderde beschikbaarheid van zoet water, aantasting en verlies van kustecosystemen zoals koraalriffen door opwarming van het zeewater en zeespiegelstijging. Een meer specifieke duiding van de betekenis is op basis van de in het IPCC-rapport beschikbare gegevens niet mogelijk; het rapport bevat geen afzonderlijke beoordeling van het Caribisch gebied. De risico’s van klimaatverandering voor kleine eilanden, waaronder Caribisch Nederland, zijn voor het kabinet een belangrijke reden om mondiaal in te zetten op het beperken van de mondiale temperatuurstijging tot maximaal 1,5 graad. In de kamerbrief van 22 maart 2022 (Kamerstuk 32 813, nr. 1005) heeft het Kabinet zijn ambities verwoord op het gebied van verduurzaming van de energievoorziening voor Caribisch Nederland. De eilanden hebben te maken met vraagstukken op het terrein van klimaat en energie. Het gaat daarbij om verduurzaming van de elektriciteitsproductie, duurzame vormen van koeling van gebouwen, een veilige drinkwatervoorziening en meer zelfstandige voedselproductie. Een aanpak van deze vraagstukken is niet alleen in het belang van het klimaat, maar biedt ook kansen om de leefbaarheid te vergroten, de kosten van nutsvoorzieningen te verlagen en de economieën te vergroenen. Het Kabinet heeft de ambities om met het Koninkrijk een showcase te zijn voor de verduurzaming van kleine eilandstaten (small island states). Hiervoor is een goede samenwerking tussen de verschillende departementen van het Rijk, de besturen van de openbare lichamen van Caribisch Nederland belangrijk.
Voor een gedetailleerde beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar hoofdstuk 2 en pagina 25 van het Klimaatsignaal21 van het KNMI waarin de klimaattrends en mogelijke impacts daarvan op Caribisch Nederland worden beschreven. Kort samengevat zijn voor dit gebied vooral veranderingen in temperatuur en neerslag relevant, alsmede de impact van orkanen en de mogelijk daardoor veroorzaakte stormvloeden.
Het belangrijkste verschil is dat Caribisch Nederland meer te maken heeft met orkanen en de mogelijk daardoor veroorzaakte stormvloeden. Zie voorts het antwoord op vraag 3.
De klimaatrisico’s waarvoor burgers hun middelen en mogelijkheden moeten inzetten verschillen tussen burgers onderling en in sterke mate tussen burgers in enerzijds Caribisch Nederland en anderzijds Europees Nederland. Dit komt doordat het huidige klimaat en de geografie verschillen, waardoor klimaatverandering en klimaatrisico’s verschillen. Hierdoor is een vergelijking tussen de mogelijkheden van de burgers in Caribisch Nederland en die van de burgers in Europees Nederland niet eenvoudig. De rol van de overheid, zowel van de rijksoverheid als van decentrale overheden, is een zorgplicht voor het welzijn en de veiligheid van alle burgers, onder wie ook toekomstige generaties. Waar nodig komt de overheid burgers dus te hulp wanneer zij het hoofd moeten bieden aan de komende klimaatrisico’s. Klimaatadaptatie is een onderwerp dat van de overheden maar zeker ook van bedrijven en burgers de volle aandacht vraagt.
Door het beperken van de mondiale temperatuurstijging tot maximaal 1,5 graad (niet van de temperatuur zelf, zoals gesteld in de vraag) voorkomen we grote negatieve effecten op ecosystemen, de economie en de gezondheid voor Caribisch Nederland.
De 1,5-graadsambitie van het kabinet is vertaald in een aanscherping van het klimaatdoel tot tenminste 55% en zo mogelijk 60% in 2030 ten opzichte van 1990. Dit reductiepercentage is volgens het kabinet in lijn met wat volgens het laatste IPCC-rapport van werkgroep III nodig is voor het beperken van de mondiale temperatuurstijging tot maximaal 1,5 graad in 2100. Daarvoor is mondiaal voor alle broeikasgassen samen ongeveer 43% reductie ten opzichte van 2019 nodig. Dat komt overeen met 37% reductie ten opzichte van 2010 en ca. 18% reductie ten opzichte van 1990. Ook het doel van de EU en Nederland om in 2050 netto-nul-uitstoot van broeikasgassen te bereiken, oftewel 100% reductie, gaat aanzienlijk verder dan wat het IPCC aangeeft dat wereldgemiddeld nodig is. Volgens IPCC dienen voor het 1,5-graad-doel de mondiale CO2-emissies rond 2050 een netto-nul-niveau te bereiken, maar geldt voor alle broeikassen samen dat rond 2050 een reductie van 84% ten opzichte van 2019 nodig is, wat neerkomt op ca. 76% ten opzichte van 1990. Zie ook IPCC AR6 WGIII, SPM, tabel SPM.1. De KEV 2022, die dit najaar verschijnt, zal een eerste indicatie geven of het ingezette beleid voldoende is om de doelen van het kabinet te realiseren.
Zoals beschreven in het antwoord op vraag 7 is er geen sprake van een CO2-emissiegat.
De CO2-reductiedoelstellingen staan in dienst van het beperken van de mondiale uitstoot en daarmee in dienst van alle mondiale burgers dus inclusief de burgers van het Caribische deel van het Koninkrijk. Daarom werk ik in Europees Nederland met IPO, VNG en de Unie van Waterschappen samen aan de uitvoering van het Klimaatakkoord en met de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering, andere bewindspersonen en de bestuurscolleges van de openbare lichamen aan onder andere duurzame energieproductie.
Ja, aangezien de genoemde documenten betrekking hebben op de Nederlandse situatie binnen de Europese context. Vanuit het principe van «comply or explain» bekijkt het kabinet hoe maatwerkmaatregelen op het gebied van klimaat en energie kunnen worden getroffen in Caribisch Nederland. Met de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering en de bestuurscolleges van de openbare lichamen ben ik reeds actief in gesprek om te komen tot aanvullende investeringen op energiegebied in overeenstemming met het advies van TNO (Kamerstuk 32 813, nr. 1005). Het kabinet zet zich samen met de eilandsbesturen en de nutsbedrijven in om op korte termijn forse stappen te zetten in de verduurzaming van de elektriciteitsproductie op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Er zijn geen specifieke klimaatdoelen, maar op het gebied van energie komt het kabinet voor het zomerreces met een Kamerbrief over de routekaart naar een 100% duurzame elektriciteitsproductie.
Nee, ook andere generieke maatregelen staan open voor aanvragen uit heel Nederland, zoals het Groeifonds. Een uitdaging bij een generieke maatregel van het Rijk is dat deze op activiteiten is gericht die veelal de schaal van Caribisch Nederland te boven gaan, net zoals zo’n maatregel veelal de schaal van een Europees Nederlandse gemeente met 1.900 inwoners (zoals het kleinste openbare lichaam van Caribisch Nederland) à 19.000 inwoners (zoals het grootste openbare lichaam van Caribisch Nederland) te boven gaat. Hierom zijn er ook maatwerkmaatregelen voor Caribisch Nederland, zoals de steun voor de verduurzaming van de elektriciteitsvoorziening op Saba en Sint Eustatius in de periode 2014–2019.
In het kader van het Deltaprogramma hebben de gemeenten in Europees Nederland een klimaatstresstest uitgevoerd waarin potentiële kwetsbaarheden voor verschillende klimaatthema’s kunnen worden geïdentificeerd. De rijksoverheid en verschillende internationale organisaties bieden hiervoor verschillende ondersteunende methodieken aan. Europees Nederlandse gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van klimaatstresstesten en het opstellen van een klimaatadaptatieplan. Vanuit het Deltafonds draagt het Rijk 200 miljoen euro bij aan een impulsregeling voor de gemeenten op het Europese vasteland, met als doel om eenmalig een versnelling van de uitvoering van maatregelen te bereiken. Daarnaast investeren Rijk en regio in het robuuster maken van de zoetwatervoorziening en in het waterveiligheidsprogramma. De meeste kaders en wetten waarop deze geldstromen zijn gebaseerd gelden niet voor Caribisch Nederland. Zie voorts het antwoord op vraag 3 en op vraag 12.
Er zijn geen andere waterprogramma’s waarin het Rijk een coördinerende rol speelt dan de bovengenoemde.
De Nationale Klimaatadaptatiestrategie, het Nationaal Waterprogramma en het Deltaprogramma zijn de basis voor een samenhangende aanpak van klimaatadaptatie in Nederland binnen de Europese context. Het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie is specifiek tot stand gekomen voor de uitwerking van Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie. De Europees Nederlandse gemeenten hebben een grote eigen verantwoordelijkheid voor het klimaatbestendig maken van de ruimtelijke inrichting in hun gebieden. Het Nationaal Waterprogramma en het Deltaprogramma gelden op grond van de bepalingen van de Waterwet, niet in Caribisch Nederland. In de Nationale Klimaatadaptatiestrategie wordt de mogelijkheid genoemd dat het Rijk ondersteuning biedt aan Caribisch Nederland. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onderzoekt in het kader van het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 (NMBP-CN) momenteel samen met Caribisch Nederland hoe Caribisch Nederland kan komen tot een klimaatadaptatiestrategie. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat deelt kennis en expertise, zoals ook gebeurt voor gemeenten in Europees verband.
Nee. De Waterwet is in beginsel niet van toepassing op Caribisch Nederland, met uitzondering van artikel 5.32 waarin een specifieke verantwoordelijkheid in het geval van een (dreigende) watersnoodramp is vastgelegd. Deze wet is gemaakt voor de situatie in Europees Nederland en daarmee niet geschikt om een op een toe te passen in Caribisch Nederland. Dat betekent echter niet dat er in Caribisch Nederland geen wetgeving van toepassing is op water in brede zin van het woord. Ik wil u dit kader dan ook wijzen op de onderstaande wetten:
Zo kent het NMBP-CN, dat als grondslag zowel de Wet Vrom BES als ook de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES heeft, ook aspecten als het omgaan met klimaatverandering. Daarnaast kan de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES de openbare lichamen handvatten bieden voor het omgaan met de gevolgen van klimaatverandering. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onderzoekt momenteel op welke wijze de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES ter ondersteuning en versterking van het NMBP-CN en lokale ruimtelijke ordeningsplannen kan dienen. In mijn antwoord op vraag 18 ga ik in op de mogelijkheden die ruimtelijke inrichting en ruimtelijke ordening bieden om de waterveiligheid in Caribisch Nederland op orde te houden.
In Europees Nederland zijn de volgende normen van toepassing:
De openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba kennen geen systeem van waterveiligheidsnormen. Dit hangt samen met het gegeven dat Caribisch Nederland boven de zeespiegel is gelegen en geen dichtbevolkte en diep gelegen polders kennen zoals in het laaggelegen Europees Nederland. Daar waar in Europees Nederland de nadruk ligt op bescherming tegen overstromingen, ligt het handelingsperspectief in Caribisch Nederland in het tijdig waarschuwen van de bewoners en het inzetten van de crisisorganisatie. Ruimtelijke inrichting en ruimtelijke ordening bieden handvatten voor de lokale overheden om de waterveiligheid in Caribisch Nederland op orde te houden. Tenslotte heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat een verantwoordelijkheid bij een (dreigende) watersnood op grond van artikel 5.32 van de Waterwet.
De invoering van het huidige waterveiligheidsbeleid in 2017 was voor het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een logisch moment om een quickscan uit te voeren naar onder meer de kansen en gevolgen van overstromingen vanuit zee. Door middel van bronnenonderzoek en interviews met experts zowel in Europees Nederland als in Caribisch Nederland is een beeld van de waterveiligheidssituatie geconstrueerd. De quickscan is gedeeld met de vertegenwoordigers van Caribisch Nederland. Vervolgens is om aan de wens van de vertegenwoordigers van Caribisch Nederland tegemoet te komen door het KNMI extra geïnvesteerd in de verbetering van het inzicht in het golfsysteem in het gebied. Hiermee kunnen betere voorspellingen ten aanzien van golfopzet worden gedaan.
Recent heeft het KNMI de quick scan «Past and future sea level around the BES-Islands» gepubliceerd. In een Klimaatbericht is aan de uitkomsten een artikel gewijd. Het KNMI verwacht voor Caribisch Nederland in de toekomst een iets snellere stijging van de zeespiegel in vergelijking met het wereldgemiddelde.
In het kader van de uitvoering van het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 zal in 2022 een overzicht opgesteld worden van de impacts van en kwetsbaarheid voor klimaatverandering op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Op basis hiervan zal in nauwe samenwerking met Bonaire, Sint Eustatius en Saba een strategie ontwikkeld worden voor aanpassing aan klimaatverandering. Veel van de maatregelen en activiteiten met betrekking tot het NMBP dragen zowel bij aan adaptatie aan klimaatverandering en het herstel van biodiversiteit zoals: herbebossing, revegetatie, voorkomen van erosie en versterken kustzone door mangrove. Voor de uitvoering van het NMBP is in het kader van het Coalitieakkoord 35 mln. euro gereserveerd voor de uitvoering in de periode 2022–2025.
Momenteel werkt het KNMI aan «light-klimaatscenario’s» voor Caribisch Nederland, waarbij bijvoorbeeld gekeken wordt naar zeespiegelstijging en het effect van stormen in het zuidelijk deel van de Caribische Zee. Met deze informatie kan de impact van de opwarming van de aarde op bijvoorbeeld de landbouw en de natuur beter in kaart gebracht kan worden. Bonaire, Sint Eustatius en Saba kunnen de uitkomsten ook als bouwsteen gebruiken bij besluitvorming in het kader van ruimtelijke ordening en ruimtelijke inrichting. De uitkomsten worden eind 2023 verwacht.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister voor Natuur en Stikstof en de Minister voor Volkshuisvestiging en Ruimtelijke Ordening hebben bevoegdheden in de Wet maritiem beheer BES, de Wet VROM BES, de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES, de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES en artikel 5.32 van de Waterwet. Dit artikel in de Waterwet stelt dat de Minister van Infrastructuur en Waterstaat de bevoegdheid heeft om maatregelen in Caribisch Nederland te treffen in het geval van een (dreigende) watersnood.
Voor Caribisch Nederland geldt in beginsel dezelfde verantwoordelijkheidsverdeling als voor Europees Nederland. De openbare lichamen zijn primair zelf verantwoordelijk voor klimaatadaptatie. Zoals ook voor andere verantwoordelijkheden van de openbare lichamen geldt, kan een openbaar lichaam het Rijk om hulp vragen als het niet zelfstandig in staat is de verantwoordelijkheid te dragen. Zie voor de rol van het Rijk het antwoord op vraag 20 en de antwoorden op vraag 15, 16 en 21.
De energierekening van huishoudens kan dalen door een lager tarief voor elektriciteit. Dit tarief hangt af van de kosten. De kosten bestaan deels uit de volatiele inkoopkosten voor brandstof. Deze brandstofkosten kunnen dalen door een groter deel van de elektriciteit op te wekken met duurzame productiemiddelen. De kosten van de voorziening stijgen echter anderzijds weer door de kosten (grotendeel afschrijving en financieringskosten) van deze middelen voor duurzame productie. Het hangt dan ook van het verschil tussen de besparing op brandstofkosten en de kosten van duurzame productiemiddelen af, of investering in duurzame energie-infrastructuur effectief is in de bestrijding van energiearmoede.
In Caribisch Nederland liggen – mede door de overvloed van wind en zon – kansen voor duurzame elektriciteit. Dit is niet alleen belangrijk voor de natuur, maar verduurzaming betekent ook minder afhankelijkheid van volatiele olieprijzen, waardoor in Caribisch Nederland de tarieven stabiliseren en op termijn kunnen dalen. Naast de kosten van energie zet het Kabinet zich ook in om de kosten van drinkwater ten opzichte van de kostprijs te verlagen, alsook om de kosten van andere basisbehoeften te verlagen.
De afgelopen jaren is er conform het rapport «Duurzame en betaalbare energie in Caribisch Nederland: de ontwikkeling van de elektriciteitsvoorziening» gewerkt aan de verduurzaming van de elektriciteitsvoorziening. Hierbij is het aandeel duurzame elektriciteit op Saba en Sint Eustatius gestegen van 0% in 2015 tot respectievelijk 40% (2019) en 46% (2018). Uw Kamer heeft op 22 april 2021 de motie-Boucke c.s. (Kamerstuk 35 632, nr. 15) aangenomen waarin de regering verzocht wordt om met de openbare lichamen een routekaart met bijbehorende financiële middelen op te stellen hoe Caribisch Nederland stappen kan zetten naar een klimaatneutrale energievoorziening. Ik heb onderzoeksbureau TNO opdracht gegeven om de mogelijkheden voor verdere verduurzaming in kaart te brengen. Ik heb het rapport met de onderzoeksresultaten aan uw Kamer gestuurd, (Kamerstuk 32 813, nr. 1005). Ik beoog voor het zomerreces de routekaarten aan uw Kamer te sturen.
Het kabinet heeft de ambitie om met het Koninkrijk een showcase te zijn voor de verduurzaming van kleine eilandstaten (small island states).Hiervoor is een goede samenwerking tussen de verschillende departementen van het Rijk en de besturen van de openbare lichamen van Caribisch Nederland belangrijk. De komende jaren draag ik hier als Minister voor Klimaat en Energie onder de coördinerende rol van Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering graag aan bij.
Bonaire Brandstof Terminals B.V. kan op basis van 10 mln. euro meer financiering voor verduurzaming aantrekken en tegen lagere financieringskosten dan veel andere bedrijven. Dit volstaat niet om de elektriciteitsproductie op Bonaire tot 100% te verduurzamen, zoals beschreven in het rapport van TNO (Kamerstuk 32 813, nr. 1005). De elektriciteitsproducent van Bonaire (ContourGlobal), WEB en BBT werken samen aan de verduurzamingsplannen van Bonaire. Hier lopen momenteel ook ambtelijke gesprekken over met mijn ministerie en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Voor het zomerreces van 2022.
Dit is vanwege de complexiteit en breedte van de vragen, de uitvoering van werkzaamheden voor Caribisch Nederland en de interdepartementale afstemming niet gelukt.
De beantwoording van deze vragen heeft uw Kamer voorafgaand aan dit verzamel-commissiedebat BES bereikt (Aanhangsel van de Handelingen 2021/2022, nr. 2197).
Op 14 maart 2022 hebben de leden Van Raan (PvdD) en Simons (BIJ1) vragen gesteld over het meest recente IPCC-rapport in relatie tot Bonaire, Sint Eustatius en Saba (uw kenmerk: 2022Z04743). Vanwege voor de beantwoording noodzakelijke afstemming met betrokken departementen kunnen deze vragen niet binnen de gebruikelijke termijn van drie weken worden beantwoord. Ik streef ernaar uw Kamer de beantwoording in april 2022 toe te sturen.