Ingediend | 17 februari 2022 |
---|---|
Beantwoord | 30 maart 2022 (na 41 dagen) |
Indieners | Kees van der Staaij (SGP), Don Ceder (CU), Raymond de Roon (PVV), Anne Kuik (CDA), Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch) |
Beantwoord door | Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
Onderwerpen | internationaal ontwikkelingssamenwerking |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z03038.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-2278.html |
Ik heb kennisgenomen van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof (IGH) over de voorlopige maatregelen n.a.v. de zaken die Azerbeidzjan en Armenië tegen elkaar instelden.2 Over de inhoudelijke beoordeling van de zaken moet het IGH zich nog buigen. Een uitspraak daarover zal in een later stadium volgen.
Ik heb kennis genomen van de uitspraken van de Minister van cultuur van Azerbeidzjan. Het kabinet acht het van groot belang dat cultureel en religieus erfgoed beschermd wordt, zoals regelmatig onderstreept in verklaringen en gesprekken. Een uitspraak van het IGH over voorlopige maatregelen is bindend; partijen zijn verplicht de uitspraak ten uitvoer te leggen.
Nederland roept de partijen op de uitspraak over voorlopige maatregelen te respecteren. De inhoudelijke beoordeling van de zaken is aan het IGH.
Het kabinet heeft meermaals het belang van behoud en herstel van het culturele en religieuze erfgoed in de gehele conflictregio onderstreept. Om dit in kaart te brengen is het belangrijk dat er zo snel mogelijk een onafhankelijke technische missie van UNESCO plaatsvindt. Daarnaast is het van groot belang dat hate speechwordt tegengegaan. Dit is een belangrijke voorwaarde voor het toewerken naar een duurzame oplossing van het conflict.
Ik kan hier niet over oordelen. Nederland is geen partij in de procedure. Het IGH zal beoordelen of de verplichtingen uit het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie worden nageleefd.
Nederland hecht veel waarde aan de internationale rechtsorde. Voor het goed functioneren van deze rechtsorde is handhaving van internationaal recht, door alle landen, van groot belang. Zowel multilateraal als bilateraal blijft Nederland dit onderstrepen. De onderwerpen waar de voorlopige maatregelen op zien zijn ter sprake gekomen in recente bilaterale gesprekken met Azerbeidzjan en Armenië. Nederland maakt zich ook binnen de EU en de OVSE hard voor deze onderwerpen.
Het kabinet interpreteert de motie Ceder en Van der Staaij als ondersteuning van staand beleid zoals gerapporteerd in de kamerbrief van 8 december jl. (21 501-20, nr. 1756). Het Oostelijk Partnerschap (OP) is een belangrijk instrument voor het bevorderen van stabiliteit en welvaart langs de oostgrens van de EU. Prioriteit voor Nederland is de implementatie van hervormingen op diverse terreinen, zoals rechtsstaat, mensenrechten en fundamentele vrijheden door partnerlanden. Nederland hecht daarbij veel waarde aan de handhaving van het conditionaliteitsprincipe: de OP-landen kunnen op inhoudelijke en financiële steun van de EU rekenen op voorwaarde dat ze gecommitteerd blijven aan de overeengekomen hervormingsagenda waarvan democratisering, de rechtsstaat en mensenrechten een belangrijk deel uitmaken. Andersom geldt dit principe ook: wanneer landen minder gecommitteerd zijn aan deze belangrijke onderwerpen, kunnen zij op minder steun rekenen. Hieruit volgt dat de OP-samenwerking met landen als Moldavië en Armenië aanzienlijk verder gaat (financieel en anderszins) dan met Azerbeidzjan. Dit omdat bovengenoemde landen meer toewijding tonen aan hervormingen op het vlak van democratisering, de rechtsstaat en goed bestuur. Het kabinet pleit binnen de EU ook voor betere monitoring van de voortgang in de OP-landen.
Zowel Armenië als Azerbeidzjan beschuldigen elkaar van voortdurende schendingen. Recent opgelopen spanningen bevestigen de noodzaak voor verdere dialoog en het toewerken naar een duurzame vrede. Ook de EU is met beide landen in gesprek na een succesvolle ontmoeting van de voorzitter van de Europese Raad, Charles Michel, met beide regeringsleiders in december jl.
Het kabinet onderschrijft het belang van accountability. In de Raad Buitenlandse Zaken van 19 november 2020 heeft het kabinet gepleit voor een internationaal onafhankelijk onderzoek naar mogelijke schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Hierop vulde het kabinet aan dat, indien een dergelijk onderzoek zulke schendingen vaststelt, gepaste maatregelen, zoals sancties, jegens verantwoordelijken ingesteld moeten worden. Deze oproep tot eventuele maatregelen vond geen weerklank bij de rest van de EU lidstaten.
Nederland en de EU spreken beide partijen aan op hun eigen verantwoordelijkheden. Alle EU-lidstaten steunen deze benadering. Als de EU eenzijdige maatregelen zou nemen, dan zou dat het werk van de bemiddelaars alleen maar moeilijker maken. Dit zou de vreedzame beslechting van het conflict niet ten goede komen.
Het conflict is niet opgelost. De EU en Nederland hebben dit ook altijd onderstreept. De Azerbeidzjaanse autoriteiten zien dat in en wijzen ook op de noodzaak van een vredesovereenkomst. Beide landen zien een rol voor de OVSE Minsk Groep. Het klopt dat er soms uitspraken worden gedaan die het tegenovergestelde beweren.
Het is niet duidelijk hoe het staat met de toegang tot de regio voor de leden van de OVSE Minsk Groep. De discussie is complex en wordt gevoerd met de betrokken landen en bemiddelaars. Navraag bij directe betrokkenen levert geen eenduidig antwoord op. De bron waarnaar u verwijst, lijkt de stelling die besloten ligt in uw vraag overigens niet te bevestigen.
Er is nog geen uitsluitsel over wanneer deze UNESCO missie zal plaatsvinden. Het kabinet dringt bij betrokken partijen aan op een spoedige missie. Dit gebeurt ook in EU-verband.
Dit onderwerp stond niet op de Raad Buitenlandse Zaken van 21 februari jl. en is derhalve niet opgebracht. Het kabinet draagt het Nederlandse beleid inzake dit conflict uit op passende momenten. Dit gebeurt bilateraal en multilateraal. Ook de EU heeft veel aandacht voor deze onderwerpen en brengt dit op bij relevante gesprekspartners.
Naar aanleiding van schriftelijke vragen van de leden Van der Staaij (SGP), Ceder (ChristenUnie), Kuik (CDA), Eppink (JA21) en De Roon (PVV) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de vernietiging van Armeens cultureel en religieus erfgoed door Azerbeidzjan in relatie tot de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof van 7 december 2021 (ingezonden 17 februari 2022, met kenmerk 2022Z03038), wil ik u meedelen dat de beantwoording hiervan meer tijd vergt. Nadere afstemming met meerdere partijen is nodig om de vragen zo goed mogelijk te beantwoorden. Hierdoor is het niet mogelijk om de beantwoording van deze vragen binnen de gestelde termijn aan uw Kamer te doen toekomen. Wij streven ernaar uw vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.