Ingediend | 16 februari 2022 |
---|---|
Beantwoord | 12 april 2022 (na 55 dagen) |
Indiener | Steven van Weyenberg (D66) |
Beantwoord door | Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
Onderwerpen | financiën organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z02919.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-2397.html |
Ja, ik ben bekend met de uitspraak van de Hoge Raad en het bericht in het Financieel Dagblad.
De Hoge Raad heeft op 11 februari jl. een arrest gewezen naar aanleiding van prejudiciële vragen van het Gerechtshof Den Haag over de destijds geldende informatieverplichtingen voor beleggingsverzekeringen. Het betreft de collectieve procedure tussen Vereniging Woekerpolis.nl en de Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. (hierna: Nationale Nederlanden). Bij het beantwoorden van de vragen over de reikwijdte van de informatieverplichtingen van levensverzekeraars in dit verband overweegt de Hoge Raad in dit recente arrest dat, naast sectorspecifieke regels, ook uit het burgerlijk recht aanvullende informatieverplichtingen kunnen voortvloeien. Het is nu aan het Gerechtshof Den Haag, de feitenrechter, om te beoordelen of dergelijke aanvullende informatieverplichtingen bestaan, en zo ja, welke dat dan zijn.
Omdat de feitenrechter zich nog over deze vragen moet buigen, is op dit moment niet bekend of Nationale Nederlanden wel of niet aan haar informatieverplichtingen heeft voldaan. Wanneer verzekeringnemers van mening zijn dat verzekeraars in strijd handelen met hun informatieplicht, kunnen zij daarover een klacht indienen bij het Kifid of hun geschil voorleggen aan de burgerlijke rechter.
Het is aan de consumenten, of uiteindelijk de rechter, om te oordelen of de compensatie toereikend is geweest. Voor zover de vraag voortvloeit uit de uitspraak van de Hoge Raad, wijs ik erop dat de feitenrechter zich nog moet buigen over de vraag of Nationale Nederlanden aan haar informatieverplichtingen heeft voldaan.
Het is op dit moment niet duidelijk wat mag worden verwacht van Nationale Nederlanden, omdat de zaak nog onder de rechter is. Ook is niet duidelijk of, en welke gevolgen een uitspraak van de feitenrechter zal hebben voor andere verzekeraars die geen partij zijn in dit geschil. Ik vind het daarom onverstandig om de ontwikkelingen in deze rechtsgang te doorkruisen door een oordeel te geven over acties die zouden moeten voortvloeien uit deze uitspraak. Indien consumenten twijfelen of deze uitspraak van de Hoge Raad of de nog daarop te volgen uitspraak van het Gerechtshof Den Haag gevolgen heeft voor hun eigen situatie, of twijfelen over het aansluiten bij een collectieve claim, kunnen zij daarover juridisch advies inwinnen.
Sinds 2015 geldt een verplichting voor verzekeraars om klanten met een beleggingsverzekering te activeren. Daarbij moeten verzekeraars klanten actief benaderen en bewegen om een bewuste keuze te maken over de lopende beleggingsverzekering: aanpassen, voortzetten of stopzetten. Deze activering ziet op reeds actieve beleggingsverzekeringen gesloten voor 2013. Tot op heden hebben alle verzekeraars aan de verplichting tot activeren voldaan. Verzekeraars blijven zich daarnaast inspannen om doorlopende nazorg te bieden. Nu de zaak nog onder de rechter is, kan nog niet worden beoordeeld of, en zo ja welke consequenties dit heeft voor compensatie.
De uitspraak van de Hoge Raad heeft geen directe gevolgen voor de financiële positie van Nationale Nederlanden. Ik zie in deze uitspraak ook geen directe risico’s voor de financiële stabiliteit van de gehele verzekeringsmarkt. Dat laat onverlet dat dit onderwerp als daar aanleiding voor is aan de orde zal komen in mijn reguliere overleggen met DNB.
De vragen die aan de Hoge Raad gesteld zijn, betreffen bepaalde in het verleden gesloten beleggingsverzekeringen. De uitspraak van de Hoge Raad heeft geen directe gevolgen voor andere (complexe) financiële producten. Of het arrest naar analogie kan worden toegepast op andere producten zal volgen uit de jurisprudentie en literatuur.
De Hoge Raad concludeert in zijn arrest dat sectorspecifieke regels en algemene civielrechtelijke regels naast elkaar bestaan, maar geeft geen invulling aan de civielrechtelijke informatieverplichtingen. De uitspraak geeft daarom op dit moment geen aanleiding om sectorspecifieke regels ter herzien. Wel onderzoek ik naar aanleiding van een motie van het lid Heinen c.s. d.d. 28 januari 2022 hoe kostentransparantie verbeterd kan worden bij kapitaalverzekeringen.3
De schriftelijke vragen van het lid Van Weyenberg (D66) over de uitspraak van de Hoge Raad over beleggingsverzekeringen (ingezonden op 16 februari jl. met kenmerk 2022Z02919) kunnen niet binnen de door u gestelde termijn beantwoord worden. Ik streef ernaar de antwoorden zo spoedig mogelijk aan uw Kamer te sturen.