Ingediend | 15 februari 2022 |
---|---|
Beantwoord | 1 april 2022 (na 45 dagen) |
Indieners | Joba van den Berg-Jansen (CDA), Attje Kuiken (PvdA) |
Beantwoord door | Kuipers |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z02841.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-2303.html |
Ja, ik ken dit manifest. Hieronder ga ik in op de verschillende onderdelen daarvan.
Het vinden van een opvolger voor praktijken wordt landelijk ervaren als knelpunt, zowel voor apotheekhoudende huisartsen als voor praktijkhoudende huisartsen.
In veel regio’s zijn zorgverzekeraars en huisartsen in gesprek om de continuïteit van zorg ook in de toekomst te kunnen borgen. Ook binnen de arbeidsmarktaanpak die ik samen met de LHV uitvoer, is dit een belangrijk onderwerp.
De opvolgproblemen spelen breder dan alleen bij huisartspraktijken in dunbevolkte gebieden en bij apotheekhoudende huisartsen. De problemen zijn op verschillende plekken in het land merkbaar en hebben verschillende oorzaken.
De meeste preferente zorgverzekeraars werken met specifieke programma’s om in de betreffende regio’s tekorten te voorkomen en opvolging goed en tijdig te regelen, vaak samen met de beroepsgroep en andere betrokken zoals gemeenten.
De aanpak is zeer afhankelijk van de situatie en vraagt om maatwerk. In sommige gevallen worden huisartsen(praktijken) vanaf een bepaalde leeftijd actief benaderd met de vraag of er al wordt nagedacht over opvolging. Waar nodig wordt in dit proces ondersteuning gegeven vanuit stichtingen of programma’s die zijn opgezet (en ondersteund worden door zorgverzekeraars) om opvolging te vinden en huisartsenzorg toekomstbestendig te maken. Zo heeft zorgverzekeraar CZ twee programma's lopen in Zeeland (Toekomstbestendige huisartsenzorg Zeeland en de commissie Opvolging en Vestiging). Via deze programma’s werkt CZ samen met betrokken regio-aanbieders/- organisaties hard om tekorten te voorkomen.
Een ander voorbeeld is verzekeraar Menzis, die huisartsen in plattelandspraktijken vanaf 60 jaar actief benadert via de Regionale Ondersteuningsstructuur (ROS) met de vraag of en zo ja wanneer zij van plan zijn te stoppen.
Levert dit problemen op, dan volgt actieve bemiddeling door bijvoorbeeld Zorgadvies Groningen tussen waarnemers en stoppende huisartspraktijk.
Indien opvolging in het geheel niet mogelijk is wordt bijvoorbeeld in Groningen de Stichting Praktijkopvolging ingezet. De Stichting neemt dan de vacante praktijk over tot er een opvolger gevonden is. Menzis ondersteunt bij moeilijk opvolgbare verouderde praktijken financieel een opvolger om de praktijk naar de huidige standaard te brengen.
De problematiek van de opvolging kent een veelheid aan oorzaken. Bij de overdracht van een praktijk komt natuurlijk altijd (financiële) administratie kijken. De administratieve lasten die specifiek verbonden zijn met de overdracht zie ik echter niet als een belemmerende factor voor opvolging als zodanig.
Nee, dat klopt niet. De verzekeraars geven mij aan dat zij hier geen onderzoek naar doen, en dit ook niet voornemens zijn. Verzekeraars die landelijke apotheekketens contracteren, geven aan dat deze ketens náást de plaatselijke zorgaanbieders worden gecontracteerd, en nadrukkelijk niet met het doel om het apotheekgedeelte van de apotheekhoudend huisarts te laten verdwijnen. Andersom kunnen landelijke (internet)apotheken wel de zorgplicht van verzekeraars ten aanzien van de farmaceutische zorg op het platteland borgen als daar door het wegvallen van een apotheekhoudend huisarts niet meer in wordt voorzien. Wat verzekeraars zien is dat veel huisartsenpraktijken inmiddels een openbare apotheek of groothandel als partner hebben, die ze helpt met de zogeheten «central filling», waarbij vooral herhaalmedicatie elders worden klaargemaakt en gedistribueerd.
Ik deel deze zienswijze van de initiatiefnemers.
Ik deel ook deze zienswijze.
Er hebben mij geen concrete signalen bereikt dat de bekostiging niet toereikend is. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) stelt voor de huisartsenzorg (maximum)tarieven vast voor segment 1 van de bekostiging. De NZa doet dit op basis van een kostenonderzoek dat eens in de 5–10 jaar plaatsvindt, waarbij de kosten worden gemeten bij een representatieve steekproef van huisartsenpraktijken en de tarieven worden herijkt. De NZa indexeert deze tarieven jaarlijks. Deze werkwijze zorgt ervoor dat de (maximum)tarieven voor huisartsenpraktijken gemiddeld kostendekkend zijn, ook als zij geen apotheekfunctie hebben of deze sluiten of afstoten.
Ik ben altijd bereid hierover in gesprek te gaan. Toegankelijkheid en laagdrempelige bereikbaarheid van eerstelijnszorg gaat ons allen aan, ook in de minder bevolkte gebieden. Ik zal mij daar altijd voor inspannen.
Zie antwoord vraag 9.
Ja.
De vragen van de leden Van den Berg (CDA) en Kuiken (PvdA) over het bericht dat de kleinschalige huisartsenzorg op het platteland in gevaar is en daarmee de leefbaarheid van kleine gemeenschappen (2022Z02841) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat afstemming ten behoeve van de beantwoording meer tijd vergt. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.