Ingediend | 28 januari 2022 |
---|---|
Beantwoord | 17 februari 2022 (na 20 dagen) |
Indiener | Kati Piri (PvdA) |
Beantwoord door | Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
Onderwerpen | recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z01410.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-1740.html |
Ja.
Ja, mensenrechten zijn universeel, ondeelbaar en onderling afhankelijk. Het beginsel van de universaliteit van mensenrechten vloeit voort uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zoals aangenomen door de VN in 1948. Nederland heeft de wereldwijd gesteunde verklaring ondertekend en draagt in volle overtuiging en actief, samen met een groot aantal gelijkgezinde landen, de universaliteit en ondeelbaarheid van mensenrechten uit, zowel in de VN als daarbuiten. Daarnaast treedt Nederland actief op tegen initiatieven die erop zijn gericht om het beginsel van de verklaring af te zwakken.
Ja. Het kabinet onderschrijft dat het internationale recht ruimte laat voor nationale verschillen in de naleving en uitvoering van het mensenrechtenacquis. Tegelijkertijd moet ervoor worden gewaakt dat lokale tradities en gewoonten worden aangehaald om individuen hun fundamentele rechten te ontzeggen of om elementen van het acquis tijdelijk of permanent terzijde te schuiven. Mensenrechten hebben een supranationaal karakter. Nationale implementatie zou gestoeld moeten zijn op beginselen en opvattingen die internationaal zijn ontwikkeld en de individuele rechten waarborgen.
Hoewel de receptorbenadering traditionele mensenrechten en de universaliteit daarvan niet per definitie ter discussie stelt, wijst de evaluatie van de pilot «toepassing van de receptorbenadering op gebied van mensenrechten» uit dat de benadering lijkt bij te dragen aan een discours dat onder steeds meer landen weerklant vindt2. Deze pilot werd in 2011 op verzoek van de Kamer door Buitenlandse Zaken gefinancierd. De receptorbenadering gaat over de wijze van implementatie van het mensenrechtenacquis en benadrukt dat mensenrechten ondanks de universaliteit een nationale aangelegenheid zijn qua implementatie. Het discours waaraan deze benadering lijkt bij te dragen ondermijnt de universaliteit en ondeelbaarheid van mensenrechten, en verkiest het collectieve belang boven de rechten van individuen. Dit acht het kabinet onwenselijk.
Zoals hierboven aangegeven onderschrijft het Kabinet dat mensenrechten niet multi-interpretabel zijn.
Gezien de overwegingen gegeven onder vraag 4 ziet het Kabinet deze ruimte niet.