Ingediend | 13 januari 2022 |
---|---|
Beantwoord | 14 februari 2022 (na 32 dagen) |
Indiener | Bart van Kent |
Beantwoord door | Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z00383.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-1684.html |
Ik neem de signalen zeer serieus en deel uw zorgen over in de knel komende bijstandsgerechtigden. Daarom werk ik met de inbreng van gemeenten, burgers en andere betrokkenen aan een beleidsplan. Hierin wordt gekeken naar korte en langere termijn oplossingen in de volle breedte van de uitvoering en de daaraan verbonden dilemma’s. Hierover is de Kamer per brief op 10 september 2021 geïnformeerd.2
Zie antwoord vraag 1.
Uit het vorige zomer gestarte traject rond de Participatiewet komt naar voren dat ervaren hardheden binnen de Participatiewet mede hun oorzaak vinden in een stapeling van strikte regels. De individuele regel kan strikt maar redelijk zijn, maar in een stapeling van verschillende strikte regels, die allemaal op het bord van de bijstandsgerechtigde terechtkomen, kan een onredelijkheid ontstaan. In dit samenspel kan het effect van separate versoepelingen vervagen. In het reeds aangehaalde beleidsplan zoek ik daarom naar een combinatie van maatregelen, waardoor hardheden beter kunnen worden voorkomen.
Als Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen kan ik niet treden in individuele uitspraken van rechters. Ik beschik in die zin ook niet over mogelijke aantallen. In het kader van het traject rond de Participatiewet zoek ik wel nadrukkelijk naar oplossingen waarbij de rechter beslissingen expliciet op hun redelijkheid kan toetsen, juist om situaties zoals die bij de Toeslagenaffaire naar boven kwamen te voorkomen.
De aangenomen motie vraagt om aanpassing van de wet. Het middelenbegrip binnen de Participatiewet is complex. Dat laat ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in de casus Wijdemeren3 zien, waarbij boodschappen uiteindelijk niet onder giften als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel m, van de Participatiewet bleken te vallen. Het met de motie beoogde doel om mensen in de bijstand meer ruimte te bieden vraagt daarom om een bredere (niet sec op giften geënte) blik op de middelenparagraaf binnen de wet. Ik wil de uitvoering van de motie meenemen in het beleidsplan zoals aan u toegezegd.
Mijn voorganger heeft eerder aangegeven dat hij de motie vooralsnog (vanwege de demissionaire status van het kabinet) enkel tot uitvoering kon brengen door gemeenten op te roepen steeds een individuele afweging te maken als het om schenkingen gaat. Kijkend naar de aanwezige jurisprudentie zijn er geen duidelijke signalen dat gemeenten hier in individuele casussen onvoldoende gebruik van maken. Ik wil doorgaan met actief het gesprek opzoeken met gemeenten om samen met hen te kijken welke mogelijkheden de wet al biedt om onbedoelde hardheden bij de uitvoering van de wet te voorkomen. Voor giften geldt daarbij dat de huidige wet (artikel 31, tweede lid, onderdeel m) de gemeente reeds ruimte geeft om individuele giften buiten beschouwing te laten, namelijk voor zover het college van oordeel is dat de giften uit oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn. Verder neem ik zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 5 de uitvoering van deze motie mee in het eerdergenoemde beleidsplan.
Zie antwoord vraag 6.
De Participatiewet vraagt op een aantal punten om fundamentele verbeteringen, die verder gaan dan losse aanpassingen. Hierover ben ik momenteel in gesprek met gemeenten en andere betrokkenen. Dit leidt tot het reeds aangehaalde beleidsplan met een samenspel van oplossingen. Over de stand van zaken en stappen tot nadere uitwerking van dit beleidsplan zal ik uw Kamer deze maand per voortgangsbrief verder informeren.