Ingediend | 10 januari 2022 |
---|---|
Beantwoord | 18 februari 2022 (na 39 dagen) |
Indieners | Jasper van Dijk , Caroline van der Plas (BBB) |
Beantwoord door | Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
Onderwerpen | internationaal ontwikkelingssamenwerking |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2022Z00224.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-1780.html |
Ja.
Ja.
Ja, ik kan mij vinden in de aanbevelingen voor de hulpsector. Het Gezamenlijk Actieplan Integriteit dat in 2018 is opgesteld door een coalitie van goede doelen-, noodhulp- en ontwikkelingsorganisaties is afgestemd met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het omvat concrete maatregelen om (seksueel) grensoverschrijdend gedrag te voorkomen en aan de orde stellen.
Het Gezamenlijk Actieplan Integriteit is van en voor de coalitie van goede doelen-, noodhulp- en ontwikkelingsorganisaties. Er vindt vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken regelmatig overleg plaats met partnerorganisaties en Partos, de koepelorganisatie van Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsorganisaties, over het handhaven en verbeteren van integriteitsbeleid en over het voorkomen en waar nodig aan de orde stellen van grensoverschrijdend gedrag in de sector. Naar aanleiding van dit regelmatige overleg heeft Partos bijvoorbeeld de «Partos Gedragscode» aangescherpt ter verdere ondersteuning van het integriteitsbeleid van leden.
Partnerorganisaties van het Ministerie van Buitenlandse Zaken hebben een contractuele plicht om seksueel wangedrag van hulpverleners te melden en aan te geven welke opvolging hieraan is of wordt gegeven. BZ registreert deze meldingen en meldt de aantallen in het jaarverslag BHOS. In 2021 is BZ in totaal 26 keer over een integriteitskwestie bij een partnerorganisatie geïnformeerd. Het betreft hierbij alle partnerorganisaties en niet alleen die uit de humanitaire sector.
Naast opname van het aantal meldingen in het jaarverslag van BHOS, rapporteert het ministerie jaarlijks aan de Tweede Kamer over bestrijding van seksueel grensoverschrijdend gedrag. De laatste Kamerbrief dateert van 29 september 2021.2
Ja.
Aangescherpte screening van personeel is een essentieel onderdeel van preventie van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daarvoor is een effectief instrumentarium nodig en dat is in Nederland, maar ook internationaal een actuele discussie. Een VOG maakt onderdeel uit van een breder screeningspalet waarover een organisatie in Nederland beschikt bij rekrutering. Het is niet het enige middel en is niet altijd sluitend: een VOG toetst of iemand in Nederland strafbare feiten op zijn naam heeft staan die een risico vormen voor de functie of het doel waarvoor de VOG wordt aangevraagd. Omdat seksueel wangedrag in de praktijk zelden tot veroordelingen leidt, is een VOG niet waterdicht. Er zijn dus altijd aanvullende instrumenten nodig om effectiever te screenen bij recrutering.
Vanuit de eigen verantwoordelijkheid van organisaties voor aanname en screening van medewerkers, stelt de brancheorganisatie dit onderwerp actief aan de orde op bijeenkomsten met directeuren van hulporganisaties. Ik ga graag in gesprek met de hulporganisaties over dit onderwerp. In de actuele maatschappelijke discussie over seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt opnieuw duidelijk dat we alle mogelijke maatregelen moeten inzetten om deze vorm van machtsmisbruik te voorkomen in alle sectoren van de samenleving.
Deze wens van de hulpsector is als zodanig niet gecommuniceerd met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Er is sprake geweest van onderzoek van hulporganisaties naar de optie van een humanitair paspoort. Dat onderzoek werd aangehouden om uitkomsten van pilots in VK af te wachten. Het VK investeert in pilots gericht op een «aid workers passport» en samenwerking met Interpol. Dit zijn complexe programma’s met tot op heden vooral veel juridisch voorwerk (uitdagingen met universaliteit, data management, juridische kaders en potentieel risico’s van misbruik). In de loop van 2022 hoopt FCDO te kunnen starten met het design van een prototype.
Ik weet dat hulporganisaties in 2019 ook contact hadden met het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag (COVOG) over een sectorspecifieke VOG. Destijds gaf COVOG aan dat een specifiek screeningsprofiel geen meerwaarde heeft boven het algemene profiel. Ook binnen het algemene profiel kunnen specifieke afspraken worden gemaakt, waardoor de screening optimaal is. Het is belangrijk om nu van de hulporganisaties terug te horen of vervolgafspraken hebben geleid tot een effectieve aanpak. Desgevraagd stelde PARTOS voor dit te agenderen met leden. Ik ga graag in gesprek met de hulporganisaties over hun ervaringen hiermee. Ook COVOG staat open om verder in gesprek te gaan over te bieden mogelijkheden.
Anders dan het artikel stelt, heb ik geen specifiek verzoek ontvangen om een sectorspecifieke VOG op te stellen. Ook in de reguliere contacten is deze vraag niet gesteld.
Ik sta open voor een vervolggesprek met hulporganisaties om de ervaringen met de verschillende beschikbare instrumenten voor screening van personeel te evalueren en zo snel mogelijk tot een effectief instrument te komen. Zie ook antwoord op vraag 7.
De vragen zijn elk afzonderlijk en zo spoedig mogelijk beantwoord.