Ingediend | 24 december 2021 |
---|---|
Beantwoord | 22 februari 2022 (na 60 dagen) |
Indiener | Mustafa Amhaouch (CDA) |
Beantwoord door | Stef Blok (VVD) |
Onderwerpen | economie ondernemen overige economische sectoren |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z24209.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-1816.html |
Ja.
Van ondernemers mag verwacht worden dat zij overwegen welke wijze van financiering en welk financieringsbedrag gepast is voor hun situatie. Ik herken tegelijkertijd ook het beeld dat kleine ondernemers, net als consumenten, vaak niet over specifieke financiële expertise beschikken.2
Net als bij consumenten kunnen de gevolgen voor een ondernemer, wanneer deze niet aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen, groot zijn. Dit is het geval wanneer sprake is van een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid zoals eenmanszaken of van hoofdelijke aansprakelijkheid van een persoon, zoals een borgstelling. In die gevallen is de financiële kwetsbaarheid groter dan bij ondernemers met een onderneming met rechtspersoonlijkheid.
Zakelijke kredietverlening is niet in financiële wetgeving gereguleerd. Wel zijn op de overeenkomst tussen twee zakelijke partijen de algemene regels van toepassing, die volgen uit het Burgerlijk Wetboek en de rechtspraak. Het aanbieden van consumentenkrediet is wel gereguleerd, zowel in Europese regelgeving zoals de Richtlijn Consumentenkrediet als nationale regelgeving. Voor verstrekkers van consumentenkrediet geldt dat zij een vergunning dienen te hebben en moeten voldoen aan de bij of krachtens de wet gestelde specifieke regels. Zij staan ook onder toezicht. Het voorgaande geldt niet voor verstrekkers van krediet aan niet-consumenten.
Het doel van de voor kredietverstrekking aan consumenten gestelde regels is dat consumenten bij het aangaan van een kredietovereenkomst met kennis van zaken kunnen beslissen.3 Kredietaanbieders moeten aan bepaalde informatieverplichtingen voldoen en ook moeten zij een kredietwaardigheidstoets uitvoeren en zijn de kosten die zij mogen rekenen gemaximeerd. De AFM houdt toezicht op de naleving van de regels door deze kredietaanbieders en kan indien nodig een sanctie opleggen.
Ik onderzoek op dit moment of het noodzakelijk en wenselijk is dat ook ondernemers bij wet worden beschermd. Allereerst is daarbij belangrijk om de vraag te beantwoorden of een eventueel wettelijk ingrijpen ook daadwerkelijk de geconstateerde zorgen adresseert.4 Regulering moet bijvoorbeeld bijdragen aan een gedegen inschatting van de ondernemer, waarbij hij de gevolgen van de financiering kan overzien, of dient eventuele excessen in de kosten tegen te gaan. Een wettelijk ingrijpen moet vervolgens zorgvuldig worden gewogen. Sommige ondernemers kunnen immers gebaat zijn bij bescherming, maar anderen kunnen daar hinder van ondervinden en mogelijk beperkt worden in hun toegang tot krediet. Ook moet worden afgewogen of een wettelijke maatregel effectief is wanneer alleen Nederlandse kredietverstrekkers aan de eisen moeten voldoen.
Ik verwacht dit onderzoek medio 2022 te kunnen afronden en ik zal daarna uw Kamer hierover informeren.
In 2016 is door mijn ministerie een internetconsultatie gedaan naar de wenselijkheid van bescherming van zzp-ers en mkb-ers in de Wft.5 Uit de consultatie kwam het beeld van stakeholders naar voren dat kleinzakelijke klanten, net als consumenten, specifieke financiële kennis ontberen en ondanks hun eigen verantwoordelijkheid niet altijd de volledige consequenties van hun handelen overzien. Respondenten vonden dat eventuele maatregelen ter bescherming van de kleinzakelijke klant niet per se in wetgeving hoeven te worden neergelegd, maar dat deze wel dwingend of afdwingbaar moeten zijn.
Naast wetgeving kan ook zelfregulering een effectief instrument zijn om verandering teweeg te brengen in een specifieke markt of sector. Zelfregulering kan sneller tot stand komen en is daarmee ook flexibeler dan wetgeving. De markt is tot zelfregulering gekomen op het gebied van zakelijke kredietverlening. De NVB heeft in 2018 de Gedragscode Kleinzakelijke Financiers opgesteld voor kleinzakelijke klanten met een krediet. Op grond van deze gedragscode moeten banken voldoen aan de verplichtingen die daaruit volgen en kunnen kleinzakelijke klanten die onder de code vallen terecht bij het Kifid in het geval van een klacht over de dienstverlening.
Stichting MKB Financiering heeft in 2019 een gedragscode opgesteld, waarbij momenteel 16 financiers zijn aangesloten. In de gedragscode zijn afspraken gemaakt over transparantie ten aanzien van kosten en ook moeten de financiers zich houden aan het maximale jaarlijks kostenpercentage (JKP) van 20%. Ondernemers die onder de gedragscode vallen, kunnen daarnaast een klacht indienen bij het Kifid over de bij de gedragscode aangesloten financier. Stichting MKB Financiering werkt op dit moment aan een aanscherping van deze gedragscode.
Ik vind dat professionalisering van zelfregulering, alsmede een hoge aansluitgraad cruciaal zijn voor een goede werking van zelfregulering. Ik verwacht daarom van de sector dat zij de eerder in gang gezette zelfregulering verder ontwikkelt om tot een effectieve bescherming te komen van kwetsbare ondernemers. Medio 2022 zal ik bezien of de stappen die daartoe zijn gezet, voldoende vertrouwen geven in een goed functioneren van zelfregulering. Zo niet, dan overweeg ik wetgeving.
Ik zal uw Kamer nader informeren over de stappen die zijn gezet op het gebied van zelfregulering na het eerdergenoemde weegmoment van medio 2022. In de tussentijd onderzoek ik of het reguleren van bepaalde aspecten van kredietverlening effectief kan bijdragen aan de bescherming van kwetsbare ondernemers. Daarbij betrek ik ook de bevindingen uit de AFM-verkenning.
Zoals hierboven genoemd, zal ik onderzoeken of de zorgen die ik heb door wetgeving kunnen worden geadresseerd. De vraag of een uitbreiding van het mandaat van de AFM wenselijk is, zal ik daarin meenemen.
Het commissiedebat Ondernemen en bedrijfsfinanciering is verplaatst naar 6 april 2022. Hiermee voldoe ik aan uw verzoek tot beantwoording vóór het debat.
De schriftelijke vragen van het lid Amhaouch over het beschermen van kleine ondernemers bij zakelijke financiering (met kenmerk 2021Z24209, ingezonden 24 december 2021) zijn gesteld aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat. De vragen hebben echter betrekking op een onderwerp dat valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën en zullen dan ook door mij worden beantwoord. Het lukt niet om u de beantwoording binnen de gebruikelijke termijn toe te sturen. Ik streef ernaar de antwoorden zo spoedig mogelijk en in ieder geval voor het commissiedebat Ondernemen en bedrijfsfinanciering op 10 februari 2022 aan uw Kamer te sturen.